Schuchter Utrechts
Bomen kijken op d’Oude Gracht de mensen
in het gezicht.
Geluk, dat soms breekt door een laag van wensen,
heeft het niet licht.
Ik kom uit andermans oud huis waar niets
lijkt op mijn leven,
vol met gedachten waarvan niemand iets
aan mij kan geven.
Met trap en met portaal verdwijnen de
gedeelde dingen.
Weer gaan, als door een vriesnacht treinen, de
herinneringen.
’t Moest gedeeld speelgoed zijn, huizen en straten,
bos, strand en zee,
maar nu ben ik ermee alleengelaten.
Wat doe’k er mee?
Met deze gracht, die spieg’lend de domtoren
maakt en weer breekt,
die boom, die één trap lager staand, voor oren
op straatpeil spreekt.
L.Th. Lehmann






