- [Onverzonden brief]
- Robert Anker Voor het hek
- T. van Deel De trap
- Marieke Jonkman Liefelijk Rotsje
- Willem Jan Otten De letterpiloot vertelt
- Nachoem M. Wijnberg
- Benno Barnard Een voormalig Praag
- Jan Stavinoha Terug naar de Urquell
- H.H. ter Balkt
- Eva Gerlach Vier gedichten voor een gek broertje
- Tonnus Oosterhoff Prooi
- Tonnus Oosterhoff Vertaling
- Reinold Widemann Tonk
- Peter Ghyssaert
- Carl Friedman
- Willem Jan Otten Een doorzichtige minnaar
- Herlezen Barsten in het onbestaande
- Poëziekroniek
- Dichter, dichter,
- Aangestreept
[p. 269]
Er kwam weinig wind van de zee.
Wij stonden rechtop aan het water:
jij in de jas van je vader,
ik zwanger en mager ernaast,
een beeld dat ik nog van verre
herken, maar niet meer kan verklaren.
Wel weet ik de straten erheen,
de stoepen, de smalle portalen,
een kind met een bal en een pet
alleen op een plein tussen hekken,
een man die gehurkt zat te slapen
bij een hond en een thermosfles.
Maar wij, hoe uit zo vele mensen
op aarde juist jij en ik samen,
waartoe wij daar waren, getwee,
waarschijnlijk van ergens een tafel
die wij deelden, uit blijkbaar een bed
opgestaan en gegaan naar de kade,
het is een verhaal zonder tekst,
waarin de geringste gebaren
iets ontkennen dan wel beamen,
een toestand die ik moet raden:
had ik je lief, geen idee.
Er was weinig wind en veel water.
[p. 270]
Een kudde geiten was toen nog je haar,
neergolvend van de Gilead. Je dreef
die wilde massa met slechts één gebaar
tesamen in een gladde zwarte wrong.
Onvaster steeds de hand waarmee hij schreef:
‘Wacht nog een nacht op mij. Wacht nog een jaar.’
Het kind, dat in zijn komst geloven bleef,
reikte jou de spelden aan en zong.
Lees de Tirade Blog
Een goed idee
Deze week zag ik in alles een gedicht. Hoe mijn slaapkamerraam als een norse dame kraakt als ik het openzwaai om de ochtend binnen te laten, dat mijn koffiezetapparaat gromt als een valse hond uit het asiel en dat ik mijn ex ervan verdenk te lijden aan uitmaakinsomnia wanneer ze me belt en tegen me...
Lees verderHet spijt me, meneer
Conny reed mijn rolstoel opgewekt het feestgedruis in. De ruit van het etablissement weerspiegelde onze contouren: een onverwoestbare tachtiger die een immobiele twintiger voor zich uit duwt. Het had een sketch van Koot en Bie kunnen zijn. Toch was Conny niet geheel ongeschonden de zomer doorgekomen en bleken we zelfs solidair in de medische mallemolen:...
Lees verderPoffertjes
Ik zat op de bank, las een boek dat er verder volstrekt niets mee te maken had, maar ineens kreeg ik zin in poffertjes. Mijn jas van de kapstok grissen en naar een poffertjeskraam snellen was geen optie en ik vroeg me af of de leeftijdsfase waarin ik zonder schaamte naar poffertjes kon verlangen zo...
Lees verder
Blog archief