[p. 241]
L.H. Wiener
Ik zie ik zie wat jij niet ziet
Toen ik op een middag, in september 1975,
Na het laatste uur,
De boeken in mijn tas stopte,
Sloot Agnes S. de deur van het lokaal,
En kwam naar me toe.
De hele les, zei ze,
Had er een man voor het raam gestaan,
En naar mij gekeken.
Ik keek naar buiten maar zag niemand.
Alleen zij had hem gezien, verduidelijkte ze;
En nu was hij weer weg.
Ik vroeg haar hoe hij er uit had gezien,
En zij beschreef mijn vader,
Die zeventien maanden tevoren was gestorven.
Toen vroeg ik of hij opgewekt had gekeken.
Nee juist niet, zei ze.