[p. 528]
Tien gedichten
door Gerard den Brabander
Mijn lied
Er valt op aarde niets meer te vertellen:
De slangen slapen in en gaan vervellen
en rijzen giftig op in gaver huid…
Zo óók mijn lied: een immer nieuw geluid.
[p. 529]
Lied
Ik heb de zin van ‘t lied gevonden:
Aan rythme en aan rijm gebonden,
wordt alle zingen ingeperkt:
God tracht de dichter af te ronden.
[p. 530]
Voortplanting
Is dit wel juist: De vader maakt het kind?
O filosoof, bekijk dit punt eens nader
en overdenk wat je er zó van vindt:
Maakt ieder kind niet steeds zijn eigen vader?
[p. 531]
Morgengrauen
De dag wordt grijnzend wakker op de daken…
De weduwvrouwen, die haar licht ontstaken,
sterven in lakens, grauw en grijs…
Men kan niet God hierom, alleen de lakens laken.
[p. 532]
Priester
De dichter is de priester der rivieren:
Hij prijst Gods wateren en stamelt zijn brevieren.
Zijn paternoster kronkelt om de tekst:
Gods woord beheerst hem. ‘t Water is behekst.
[p. 533]
Hollandse ijsel
Blank stroomt zij, blank, zonder aversie
tegen ‘t na-ijverige oevervolk.
Kuis draagt zij in haar schoot een witte wolk
en op ‘t gelaat de zakelijke expressie
van god Mercurius en de commercie.
[p. 534]
Paradijs
Ik was in ‘t Paradijs,
bedeesd, en met één schrede…
Eeuwenlang van de wijs,
deelt zich de stilte mede
en spreekt zich uit in bloem,
in blad, en baart seringen…
‘t Verleden is een doem,
het Nu alleen maar zingen.
[p. 535]
Mei
Ik ben geschrokken van een zoet vermoeden:
Als in de nesten wéér de vogels broeden
rekt heel de wereld zich de hals uit naar het ei:
‘’t Is mei, ‘t is Lente… Dáárvoor moet men bloeden.
[p. 536]
La meme chose
Er was een Niets op aarde, en ‘t Wàs niets.
Er spoelde een zaad uit zee aan: Het was Iets.
Een God kan, als Hij watert, veel bereiken,
maar nooit dat wíj het anders gaan bekijken.
[p. 537]
Inspiratie
Om het onzegbare te zeggen
moet God ons ploegen, zaaien, eggen:
Geen vrucht ontluikt er zonder pijn…
Daar heeft men zich bij neer te leggen.