Belastingen

Als een vooroordeel, dat ergens muurvast in je hoofd geplakt zit, ineens niet blijkt te kloppen, dan werkt dat altijd nogal ontregelend. Zo dacht ik altijd dat belastingadviseurs de saaiste mensen op aarde zijn. Of liever gezegd dat iemand die iets met belasting doet per definitie bijzonder slaapverwekkend is. Één van mijn beste vrienden is dan weliswaar fiscalist maar die telt in dit verband eigenlijk niet mee vond ik altijd. Die is in de eerste plaats namelijk visser, Pernod-drinker, basgitarist, zeeman, reiziger, Hemingway-lezer, marathonloper, jager en daarnaast verdient hij geld omdat hij toevallig veel van belastingen weet. Hij was altijd de uitzondering die de regel bevestigde.
            Maar sinds kort ken ik drie uitzonderingen en nu weet ik niet meer of mijn (toegegeven: enigszins clichématige) vooroordeel nog wel klopt.
            Iets verderop aan de gracht waar ik werk zit het kantoor van twee belastingadviseurs. Een man en een vrouw. Hij is nogal klein, wandelt met de loomheid van iemand die altijd stoned is en heeft haar tot over zijn schouders. Hij draagt geloof ik ook nog een ketting maar dat weet ik niet zeker. Wat hem misschien nog wel het meeste typeert is dat hij een collega van mij, met wie ik op de bank voor ons eigen kantoor zat, een keer complimenteerde met diens Woodstockachtige overhemd. De ene vrije jongen groet de andere, zo’n gevoel kreeg ik erbij.
            De vrouwelijke belastingadviseur is misschien nog wel interessanter. Ze is erg lang en objectief gezien bijzonder aantrekkelijk. Ze heeft blond haar, draagt net iets te hoge hakken en staat denk ik wekelijks in Franse modebladen. Als ze langsloopt dan doen die zojuist genoemde collega en ik altijd alsof we haar niet nastaren. ‘Heb jij de laatste tijd nog een goed boek gelezen?’ vraag ik of vraagt hij dan bijvoorbeeld nonchalant.
            Ik heb niet het idee dat deze twee belastingadviseurs ooit werken. Ik zie ze eigenlijk altijd over straat lopen, in het bijzijn van een of andere reusachtige, eveneens blonde hond. Als ik ’s ochtends langs hun kantoor fiets, dan zijn ze er natuurlijk nog niet, want dan liggen ze nog te slapen. Aan het einde van de middag, als ik op weg ben naar huis, dan zijn ze er wel. Dat wil zeggen: tenzij ze op dat moment over straat flaneren.
            Ze zitten dan allebei bij het raam op de bel-etage van een grachtenpand. Ze zitten niet achter de computer maar in het kozijn. Ze roken en drinken witte wijn en kijken verveeld naar buiten.
            Nadat ik dit een paar maanden lang had aangezien, kreeg ik er genoeg van. Wat hadden deze mensen in godsnaam voor beroep? Wat het ook was, dit wilde ik ook worden. Dus toen ze op een middag gedrieën (man, vrouw en hond) voorbijkwamen, heb ik het gevraagd. ‘We zitten in de belastingen,’ zei de mogelijk dagelijks blowende man. Daarmee was meteen ook een ander raadsel opgelost, want het was me niet duidelijk of ze iets met elkaar hadden of dat ze collega’s in het besteden van vrije tijd waren. Als ikzelf niet dagelijks op een bureaustoel en achter een computer had gezeten, dan was ik natuurlijk niet zo jaloers geweest.
           Ik vermoed dat ze slechts één of twee steenrijke klanten hebben voor wie ze dagelijks misschien een kwartier werk moeten verrichten. Toch jammer dat ik geen fiscaal recht heb gestudeerd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *