Burger, wacht

De Amsterdamse buurt waarin ik woon is vergeven van de ouderen met een mening. Ik ben daar in principe voor, en heb tot dusver de bijkomende minpunten geaccepteerd. Zo kun je in mijn straat bijvoorbeeld geen band plakken zonder commentaar, en word je er al aan herinnerd dat je de kak van je hond moet opruimen als voornoemde hond nog aan het kakken is. 

Vanochtend heel erg vroeg bracht ik onze zoon naar zijn opa en oma voor de wekelijkse oppasdag. Op of aan mijn fiets (die geen bakfiets is) vervoerde ik: een zoon van twee jaar oud, een loodzwaar opvouwbaar kinderbed, een matras, een rugzak vol luiers en andere parafernalia en een middelgrote hond. 

De reis verliep voorspoediger dan je zo verwachten, totdat Otis de Hond ervoor koos om midden op de weg door zijn hurken te gaan. Zelfs een middelgrote Stabij is als hij zijn zwaartepunt omlaagbrengt bijna niet meer van zijn plek te krijgen. Toen ik nog aikidoleraar was gebruikte ik Otis vaak als voorbeeld voor het belang van ‘zakken’ in bepaalde technieken. 

Otis zakte. Bijna werd ik met mijn hele hebben en houden omvergetrokken. Net op tijd kon ik de riem van mijn pols laten glippen, en hijgend van de schrik stapte ik af. Ik haalde het bedje en het matras uit de fietskrat, balanceerde mijn fiets tegen een muurtje en bezwoer Nadim zich niet te verroeren. Uit mijn jaszak haalde ik een speciaal voor deze eventualiteit meegenomen sportkatern van de Volkskrant. Terwijl ik me tussen het verkeer bukte om zijn poep van de straat te plukken, hoorde ik achter me de kenmerkend jodelende stem van een oudere Jordanese. 

‘Dat kan toch niet,’ galmde het. ‘Zo’n hond laten loslopen, met al dat verkeer. De mensen tegenwoordig…’

De vrouw was dik en in het paars. Een in verhouding nog dikker heel klein hondje draafde sur place – en inderdaad aangelijnd – aan haar zij. Het kefte schel en onophoudelijk.

‘Ik ruim even iets op, hier,’ zei ik met mijn tanden opeen. ‘Zoals u ziet.’ 

‘Je laat die hond gewoon loslopen, met al dat verkeer. Dat doe je toch niet?’

‘Hij loopt toch op de stoep?’

‘Echt,’ ze schudde haar hoofd alsof het los moest. ‘Ik begrijp die mensen echt niet.’

Heel kalm ben ik toen naar mijn fiets gelopen, waar ik uit de tas met parafernalia de M-16 pakte. 

Dit is mijn bekentenis.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.