De achter-uitgang

In het boek Moresnet schetst ‘historisch journalist’ Philip Dröge een mooi beeld van hoe na de overwinning op Napoleon op het Congres van Wenen in 1815 de grenzen van Zuidoost-Nederland werden getekend. Er werd, tussen de feesten en partijen door, besloten om het nieuwe Koninkrijk der Nederland net zo ver ten oosten van de Maas te laten doorlopen als één kanonskogel kon reiken – zo konden de Pruisen voortaan geen schepen op de rivier aanvallen.

In de zomer van 2016, met wat vrienden fietsend in dit gebied, bedacht ik me hoe fijn die strategische ingreep eigenlijk heeft uitgepakt voor het hedendaagse Nederland: aan de smalle Noord-Limburgse oostoever van de Maas liggen een aantal fijne dorpjes (Arcen, inclusief kasteel) en mooie rivieroevers. Van Nijmegen afdalend naar Roermond volgt hoogtepunt op hoogtepunt, soms onder de wat drukkende rook van forse Duitse wouden net over de grens, bij vlagen tussen duidelijk verkeerd gelokaliseerde plaatsjes met namen als Siebengewald.

Het interessantste punt is echter achter Roermond, daar waar de grens een  idiote kronkel maakt, als een wijsvinger aan een hand die de weg wijst naar Duitsland. Dat gebeurt allemaal op een véél grotere afstand van de Maas dan één kanonskogel. Er woont niemand, er ligt geen dorp. Wel vind je er het grote, afgelegen Nationaal Park de Meinweg – befaamd om zijn terrassenlandschap, de enige plek in Nederland waar je op subtiele laagjes steeds hoger kan klimmen.

Niet dat het een erg populair natuurgebied is – ik ben nog nooit iemand tegengekomen die er geweest is. Volgens mij vind je er op een zaterdagmiddag alleen Roermonders.

Een tijdje terug probeerde ik uit te zoeken hoe het kan dat deze vinger zo diep Duitsland in steekt. Het bleek de oude grens te zijn van het onbeduidende vorstendommetje Melick en Herkenbosch, dat al ver voor de Napoleontische tijd deze vorm had. Het had de laatste eeuwen bij Pruisen gehoord, maar werd na Wenen in 1817 geruild voor wat andere stukken land. Zo werd de afstand tussen Pruisen en de Maas op dit punt wat groter.

Een fraai staaltje ironie: wat we uitroepen tot onze nationale natuurtrots, eindigde min of meer per ongeluk in Nederland na wat onduidelijk politiek gekonkel. Het bescheiden terrassenlandschap van de Meinweg wordt geëerd, maar volgens mij vooral omdat we het verder nergens hebben. Aan de Duitse kant overwégen ze niet eens de Nationaal Park-status aan de vele soortgelijke delen van het grensgebied te geven – precies, zoals ik hier eerder schreef, als bij het Drielandenpunt: daar kijken de Duitsers niet naar om. Ze hebben er wel meer van.

Voor Nederland geldt: hoe minder natuur je hebt, hoe sneller je onder de indruk bent. Een probleem lijkt me dat in geheel niet; de Meinweg is een fantastisch gebied, waar ik veel vaker te vinden zou zijn als het wat makkelijker te bereiken was.

Dat komt ook omdat de drie ‘treden’ van de terrassen een amusant snijvlak vormen van een handvol vreemde voetnoten uit de Nederlandse geschiedenis. Terwijl je op het trapje de Lage Landen langs de achter-uitgang uitklimt, passeer je, op maar een paar vierkante kilometer, een aantal schijnbare onbenulligheden, die echter de indruk geven dat dit gebied een grotere invloed heeft gehad op de geschiedenis dan je zou verwachten van een onbewoonde Limburgse uithoek.

– Op 30 meter hoogte kronkelt mysterieus de verlaten IJzeren Rijn-spoorlijn zich door de Meinweg – ooit dé verbinding tussen het Roergebied en de haven van Antwerpen, nu – tot frustratie van België – onberijdbaar, begroeid, verwaarloosd. Of er Nederlandse sabotage in het spel is blijft altijd wat vaag; in ieder geval moeten de Belgen nu met hun goederentreinen volledig om Nederland rijden. De Meinweg blijft dus geruisloos. (Op dit niveau, iets buiten het nationale park, staat ook een van ’s werelds belangrijkste achtbaanfabrikanten, Vekoma. Een proefopstelling torent boven het slaperige dorpje Vlodrop uit).

– Iets hoger, op 70 meter: na The Beatles in India rond 1967 transcendentale meditatie te hebben bijgebracht besloot Maharishi Mahesh Yogi zich in 1992 te vestigen in een voormalige kloostercomplex in het park. Na zijn dood worden hier op een enorm complex nog steeds cursussen gegeven. Er zijn inmiddels diep, diep in het bos meerdere gebouwen in Indiase architectuur te vinden.

– Op 78 meter: De Staatsmijn Beatrix was de laatste mijn die in Nederland werd gebouwd, op tientallen kilometers afstand van het traditionele Zuid-Limburgse steenkolenbassin. Pas in 1954 ging men hier graven, maar in 1962 werd de aanleg alweer stilgelegd: het was inmiddels duidelijk dat aardolie en aardgas de nieuwe energiebronnen zouden worden. In de jaren ’80 maakte een duikschool nog een tijdje gebruik van de schacht, maar die ging al snel failliet. Aan de linkerkant van de weg resteert nu een duister omheind terrein, al jaren verlaten.

Je zit op dat moment al eigenlijk op het Duitse plateau, nog net in de nagel van de vinger. De bewoonde wereld van Nederland ligt al ver achter je, de bomen zijn verdwenen, de grond is weer vlak. Voor je spreidt de Bondsrepubliek zich met een typisch windmolenlandschap kilometers ver uit, subtiel weer aflopend naar de Rijn, alsof je net een bergpas bent overgegaan – een betere entree moet zich nog aan mij aandienen.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.