Een lege plek

De vreemdste verlaten plek die ik ooit aantrof was een holiday resort op het eiland Gili Menos in Indonesië. Het is een zo klein eiland dat het aantrekkelijk wordt eromheen te lopen, en toen ik dat gedaan had doorkruiste ik het de volgende dag en pas toen zag ik het, vanaf het strand niet goed waar te nemen omdat er veel dichtgegroeid was: een resort met bar, huisjes, grotere huizen met naar buiten waaiende vitrage die naar verten leek te reiken, een bar waar de flessen nog in stonden, maar leeg, zeer leeg. Vorige week fietste ik woensdag om 6.30 door de stad, die om te huilen zo mooi was en volledig verlaten, op twee mannen op een bakfiets na die over de trambaan zoefden, een fietsend, de ander filmend.

Die film zou ik graag zien, de leegte van de stad. Een oningevuld paradijs, een baaierd aan mogelijkheden, niet gegrepen.

De kunst is
zichzelf te spannen tot snaren
een bos zijn, een veld
onder storm, regen
bespeeld worden
leeg durven
achterblijven

(Dick Hillenius)

De lege stad is misschien al bijna een herinnering. We hebben de stappenteller zien oplopen tot ongekende hoogte en bijna niemand gezien, stadwandelen en boswandelen gingen op elkaar lijken. Ik ben de leegte zo gaan waarderen dat ik de uiteinden van de dag opzoek, en vaker op de Veluwe loop waar het stiller is, en donkerder ‘s nachts. In lang niet meer in zwang zijnde gedachten, zoals Roland Holst dat noemt.

(Wat zou Henk van Rensbergen doen these days, de piloot fotografeert overal ter wereld ‘the unthinkable, the end of humanity’, zoals hij dat op zijn website sprekend noemt: verlaten plekken. Maar nu vliegt hij niet, vond hij ze in Nederland ook? Hij maakte een aantal heel fraaie fotoboeken die een David Markson achtige leegheid bieden. In Marksons meesterwerk Wittgensteins minnares volgt de lezer de laatste vrouw op aarde, een zeer aangrijpend boek. )

Wandelen en gedichten, de overeenkomsten zijn het ritme en de denkruimte, en het grillige van die denkruimte. Ook praten gaat trouwens beter lopend en in een lege stad dan aan een tafel.

Op het eiland Menos zag ik al lopende een grote varaan waarvan ik me rot schrok, alleen omdat ik niet zo ver van Komodo was, een plek waar de varaan van die naam er een is die je niet graag tegenkomt. Ik lees nu veel Hillenius, toen moest ik er met een schok aan denken, aan zijn Eilandstukken (Eilanden bestaan niet meer) en aan de zin: ‘ Uit groeiende onwil om ooit ergens in veiligheid aan te komen’, een van de mooiste titels van een bundel die ik ooit las. Zelf schrijft hij in dat eilandboek dat voor hem J.C. Bloems regels eeuwig waren:

want ik wist door een keuze verloren
elk ander verlokkend bestaan.

Een verlokkend bestaan is steeds meer een bestaan waarin je kunt

spannen tot snaren
een bos zijn, een veld
onder storm, regen
bespeeld worden
leeg durven
achterblijven

Een leegte die in elk geval altijd in Hillenius’ poëzie te vinden is.

Het streven is naar rust
de toppen moeten afgesleten
de dalen vervuld

als alles gelijk is
spanningen verdreven
de stromen uitwaaierend
tot stilstand, vervening
aanvankelijk nog bloemen
maar steeds meer bos
zwaar, donker, afsluitend bos
is dat het streven?

maar het reiken dan
buiten de rust
de wil
om de winterkern te verbreken?

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.