Klein landschap (4)

Het refrein van deze blogs wordt wat eentonig. Het gaat over vermindering, krimp, aftakeling, ondergrenzen. Gelukkig valt er nog wel wat over te zeggen. Vroeger ging ik minstens een keer per week naar een dansfeestje, het liefst vaker. Daar leefde ik naartoe. Dat vormde het hoogtepunt van de week.

Van al die feestjes is er één overgebleven, en wel het straatdansfeestje dat ik samen met een goede vriend organiseer. Ik wilde dans op straat brengen. Waarom? Ik maakte deel uit van de Amsterdamse danscultuur. Dat had zich zo in de jaren opgebouwd. Ik voelde me bevoorrecht deel van deze wereld te zijn. Waarom dansfeestjes alleen tussen vier muren en in de avonduren houden? Ik begon me steeds meer een zonderling te voelen. Ik hou sowieso van het daglicht. Het hele horeca-idee van een danceparty begon me tegen te staan. Altijd die donkere en vaak bedompte ruimtes. En het kan zo gemakkelijk zijn. Naar buiten, koptelefoontjes op en dansen maar. We begonnen in 2009 ergens in het Amsterdamse Bos. Daarna veranderde het concept naar een maandelijks feestje ergens in de stad. We wilden de dans onder de mensen brengen.

Deze zondagmiddag staan we op het Homomonument, eigenlijk onze vaste plek. Ik ben nog altijd verliefd op de roze granieten dansvloer daar. Dat gepolijste graniet bezit goede glij-eigenschappen. Is zelfs als dansvloer bedoeld. In koperen letters staat er de tekst ‘naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’, een regel van Jacob Israël de Haan uit zijn gedicht ‘Aan eenen jongen visscher’. Er zouden meer van dit soort plekken moeten komen in de stad.

Ik moet er eerst nog zien te komen. Van mijn huis naar het monument is het een klein half uur in mijn toestand. Om twee uur begint het dansfeestje en het duurt tot vijf. Mijn vriendin is al onderweg met het stoepbord waar de naam, DWYA, en verdere informatie op staat. Er is maar één fiets, dus ga ik lopend. De drie uur red ik toch al niet meer, dus ik kom al later. Het wattengevoel onder mijn zolen is niet eens het grootste probleem, het is de ‘energie’, de ‘stamina’, de ‘lucht’. Mijn conditie is zo ongeveer af te lezen aan de tijd dat ik het volhoud.

Dans is in principe voor mij altijd een vorm van springen geweest, als je de beweging zou overdrijven. Een sprongetje de hoogte in. Eigenlijk wat precies een huppeltje is. Ik zag ooit iemand echt springen en ik nam dat meteen als voorbeeld. Daarna was de opdracht om zo ontspannen mogelijk te ‘springen’, laag bij de grond, nergens overdreven, maar de essentie van de huppel behoudend. Op een dansfeestje ergens in Neurenberg sprak ik een componist die me zei dat ik ‘in zestienden’ danste. Hij danste zelf niet maar hij stond wel aandachtig te kijken. Het klonk me als een compliment in de oren. Ik zet een tapijt uit van accenten onder de muziek. De danser is zelf een instrument dat wordt bespeeld door hemzelf.

Op deze middag was ik blijkbaar bij de ondergrens van de dans aangekomen. De huppel was weg. Af en toe kon ik hem nog even oproepen maar dan sloeg de vermoeidheid toe en zette me weer met beide voeten op de grond. Ik werd uitgezwaaid. Ik was bij de ondergrens van de dans uitgekomen.

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven. Hij organiseert elke maand Dance Where You Are, een straatdansfeestje op het Homomonument (eerste zondag van de maand om twee uur).

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.