Ode aan het schreeuwen

Als kind hebben we allemaal geleerd dat we ons moeten gedragen. Nou, ik niet eigenlijk. Mijn moeder vond de strijd met de puber die ik was namelijk van begin af aan een verloren strijd en op mijn dertiende stuurde ze me naar een internaat. Voor(goed) een betere toekomst. En daar, op mijn internaat, heb ik geleerd om… te schreeuwen. Ik bedoel: wat ik geleerd heb is dat als niemand jouw waarheid hoort of wil horen, je deze waarheid moet schreeuwen van het dak.

Toen de Roemeense Revolutie uitbrak, zat ik in mijn internaat. We waren met z’n tweehonderden, allemaal meisjes, en we hoorden dat er ergens in het westen van het land mensen aan het schreeuwen waren: ‘We hebben honger! Weg met Ceaușescu!’ Wij deden ook mee, op onze eigen manier: spandoeken aan de bomen op onze binnenplaats, met daarop de tekst: ‘Weg met de corrupte directeur! Weg met de beheerder die meisjes aanrandt!’

Ons geschreeuw werd gehoord, we kregen meer vrijheid en meer eten. Ik schreef mijn eerste boek, gedichten, als een geschreeuw van het dak, over alles wat ik niet begreep – lichamelijke veranderingen, seksuele behoeften. Een gedurfd boek, ik was het eens met de kritiek!

Jaren later, tijdens mijn scheiding, debuteerde ik opnieuw, in het Nederlands. Ik had met het boek (of met de scheiding) een wond geopend. Ik hoorde dat mijn schoonmoeder mijn boek maar ordinair vond. Dat kan. De waarheid is vaak meer dan ordinair. En ik was weer aan het schreeuwen. Diplomatie is niet mijn ding. Maar er zijn waarheden die je niet sotto voce kunt noemen. Verkrachtingen, schendingen van de mensenrechten, genocide, terreur. In zulke gevallen heb je niets aan stille diplomatie, je moet een dak vinden waarvan je al die gruwelijke dingen kunt schreeuwen. Journalisten doen dat ook, internationale organisaties doen het ook. Ook slachtoffers moeten de kracht hebben om op het dak te klimmen. Ik doe het ook wanneer ik niet meer kan. Wanneer het mij allemaal te veel wordt. Wanneer de gehoopte dialoog een monoloog blijkt te zijn. Dan schreeuw ik van het dak. Op het bekende schilderij van Munch mis ik het wolkje met het geschreeuw, zoals in strips. Ik wil het horen! Door het stille geschreeuw raak ik in paniek. Ik zie zijn pijn, maar ik hoor hem niet.

De afgelopen week was ik weer aan het schreeuwen. Zoals lang geleden. Ik ben er niet trots op, maar schamen doe ik me ook niet. En hoewel ik niet weet wat ik duidelijk heb gemaakt bij degene die mijn gehoor vormde, heb ik iets duidelijk gemaakt voor mezelf. Wat precies? Iets wat zelfs een kind weet, maar wat volwassenen afleren: als iets pijn doet, schreeuw je: Au!

Mira Feticu (1973) debuteerde in 2012 in het Nederlands met Lief kind van mij, in 2013 gevolgd door De ziekte van Kortjakje Beide boeken gaan over een onder Ceausescu opgegroeide Roemeense immigrante die niet kan aarden in Nederland maar opbloeit als ze afstand neemt van haar echtgenoot. Mira is in maart de zondagse gastblogger, haar laatste bijdrage aan Tirade vind je in nummer 457.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *