Titaantjes

Op zondag gingen we beachballen in het Oosterpark. We stonden op versleten gympen tegenover het kleine standbeeld van de Titaantjes van Nescio. (Jongens waren we – maar aardige jongens.)
M. had haar zonnebril opgezet. We sloegen tegen de bal, dat gaf een mooi en rustgevend geluid. We speelden de tijd zoek.

En dat je telt hoe vaak je over en weer slaat. Steeds wanneer de ander een fout maakt roep je: ‘Concentreer je.’

M. wilde niet naar huis voordat we ons record verbroken hadden. Ze hield de getallen zelf niet bij, daar was ik voor. Ik telde door in mijn hoofd terwijl ik luisterde naar het getik van de bal op het hout, de stemmen van kinderen, het blaffen van een hond, kwakende eenden, voetstappen op gras, het schoppen tegen een voetbal, jongenslichamen, een valse gitaar, een vliegtuig hoog in de lucht, een patrouille-auto, de papegaaien, voetstappen op asfalt, een frisbee die de lucht door midden hakte, Dylan uit een ghettoblaster, iemand in de bosjes, vogels ook.

De zon ging onder, het werd koud. Twee oude zwervers stonden bij het standbeeld van de Titaantjes. Ze keken ernaar terwijl ze Pilsener uit een blik dronken. Een tijd lang zeiden ze niets, ze dronken alleen. Eén van de twee liet een harde boer, daarna liepen ze samen het Oosterpark uit, de avond in, de nacht in.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *