[p. 403]
Tomi
Rogier de Jong
I
de ruige kust
bestaande uit kale bergen van
graniet of zandsteen gaat
deels schuil
achter vochtige mistbanken
en een zee zwart als
inkt wat een
troosteloos oord ik heb
op de met zeewier besmeurde
stenen
gestaan en eigenlijk meer
gekeken dan nagedacht
het woei nogal hard en ik
kan nog steeds niet
geloven dat
ik nu werkelijk alleen ben
wat ik tot nu toe gedaan
heb lijkt nutteloos
[p. 404]
II
niettemin ken ik
al mijn Tragici en hun
ervaringen maar
afgewisseld met
walging werkt dat niet
meer ik
registreer mijn wanhoop
oa. door buikloop
en ben verlaten genoeg om
mij een Platonist te
weten waarschijnlijk achter
de feiten aanhollend
[p. 405]
III
en S. is vandaag
langsgekomen
in eigengemaakte kleren
haar benen zijn
deze 12 maanden voller
geworden ze heeft me
haar liefde aangeboden
en toen gezegd dat het een
grapje was de onredelijkheid
van deze ervaring is
niet te beschrijven evenwel
heb ik haar toch niet lief
[p. 406]
IV
een god?
ik draag de verwachting
van het Oude Volk als
een last met mij mee
mijn schuld is dat
ik niet geloof in wat mij
ongelukkig maakt en de keizer
heeft dat nu bereikt
ik zal hem smeken terug
te mogen keren in mijn eigen
tijd ik ontwaak
‘s nachts en vaar weg
altijd als
ik weer thuisben
verbannen uit Tomi
en vaar weg