Non in bus abri
Zoals het vlos haar rond de kaken vaagt
Is zij welhaast een kunst’ner met een zwakke kin.
Of lijkt zij Hem – met Wie zij kralendraaiend
spreekt –
Toen hij te Cana binnentrad en water bij de wijn
deed!
Het vrouw-zijn zwoer zij onder orgeltonen af.
Maar ‘t maandelijks kruisbanier door maagdenbloed
bevlekt
Doet haar soms angstig zich op ‘t lijf bezinnen.
Hoewel zij weet: ‘t is niet de geest alleen het beest.
Nu stapt ze in, betaalt gepast en ingetogen
En laat zich schokkend naar het klooster rijden.
Maar als de Bruigom bij het Eindpunt uit de wolken
wenkt
Zal zij op bolle rokken opwaarts zweven.
theodor sontrop