[p. 590]
Twee gedichten van J. Bernlef
Jean Baptiste, een aardige man
Zoals iets soms groen is soms blauw is
door zonlicht door schaduw zo valt
hier te lezen van een aardige man
die scharrelde tussen warmte en koelte
met een rode hoed op en een half-
verteerde garnaal in zijn mond. Hij
zei tegen mij: dat de vijgen en lachte
dat de kunst en de kommunisten en lachte
kom mee in mijn auto zei hij en lachte.
Het was een Ford uit 1930. Toen ik nog 7 jaar niet bestond.
In zijn huis groeide een boom tussen kamer en
keuken in een apart vertrek.
Die stond op de bouwgrond
ik kocht hem erbij
hij is zeven jaar oud en geeft kleine
verdroogde sinaasappeltjes die je niet
kunt eten, zei hij.
[p. 591]
Beticht mij niet
Beticht mij niet van hardheid ik ben geen steen
beticht mij niet van zachtheid want ik stroom niet,
veel eerder kies ik het kalkstenen landschap
vol onderhuidse grapjes –
de rivier die zichzelf kietelt –
dan de bergtop gehuld in een rede.
Is het niet zeer godsdienstig
getuigt het niet van evengrote fanatieke razernij
om een theeservies van ivoor te vervaardigen
dat in een peperkorrel past
dan om te geloven in god bijvoorbeeld.