[p. 58]
Wim de Roo
Gedichten
Zondagochtend
Tegen negenen druipt de muziekmozaïek al
uit de radio
onder grauwe luchten liggen wij lekker lang
zomaar wat in bedden
windstil, loom,
zondagochtend…
Wat ben je weer vroeg, moeder, vroeg kalm
in de weer met het brood, met de koffie,
met de gezelligheid
en je zit mooi, vader, al uren mooi, achter jouw krant
voor jouw raam, wat bent je weer mooi stil, mooi
constant
zalvend de toon van de nieuwslezer die zich mengt
in deze ochtendstilte en ik
zak
ik daal
eindeloos
rustig voor het onmetelijke venster
waarachter dat dorp zich toont: windmolen zwijgt,
lucht grijst, akker verwildert
[p. 59]
knus – dát was wat het was! – nemen wij
het brood
van jouw zondagsschaal, moeder
Brood dat zo rijkelijk leek
met allerhande vis,
koud vlees
[p. 60]
Nog even uitstel
De toon is gezet.
De poppetjes, de ranzigheden zijn getekend.
Er wacht ons een hoop werk, het huis is vies.
Uiteindelijk gaan we van iets moois
iets lulligs maken, wordt er gezegd –
het lijf uitleven,
grenzeloos de troost uitstellen,
een geurige levensloop – van een
hoopvol mens – gaan we verteren,
wordt er beweerd.
Maar de dag is alweer verkwanseld vandaag.
Dus, nog éven verdaging, zal ik maar zeggen.
Uitstel immers, was nooit het probleem.
[p. 61]
En dan nog wat zon, en struiken vol jeneverbessen
en prikkeldraad waarachter een welhaast
witte koe met verwachtingsvolle blik
nog wat mannelijk zittend vlees op bruin gras
met daarop een hoofd vol vioolklanken
naast vrouw met hoorn aan een tafel
nog wat rijst in borden, voor de buitenhaard waarin hout
wat nagloeit als zon achter de bomenrij wegzakt
en een baby wat draadloos
nabazelt in het gevlekte oor
terwijl schaduw al het gras indaalt
en een eikel hard het dak opstuitert
een overbuurman stil zijn hol inschiet
en – bladstil – zelfs de vogels kappen…
als verbinding wordt verbroken
staat alles als het stond
borden zijn vrijwel leeg
er klinkt geen viool