‘Gil, weet je nog dat we maar net onze rekeningen konden betalen?’
‘Dat weet ik nog heel goed.’
‘Knuffel me eens.’
‘Zo, ongeveer?’
‘Hm-hm. En weet je nog dat onze vrienden afgedankte kleertjes brachten voor Nadim?’
‘Kleren voor mij, ook.’
‘Bijna vergeten! Die veel te grote jas waar je in rond bleef lopen.’
‘Ik droeg er een dikke trui onder, zodat de schouders niet zo afhingen.’
‘En ik had echt heel weinig schoenen.’
‘Die blauwe waren toch wel mooi?’
‘Een vrouw moet minstens zes paar schoenen hebben. Ze moet haar blik over haar schoeisel kunnen laten glijden.’
‘Wat lijkt dat lang geleden, 2013.’
‘Maar toen waren we wél heel gelukkig.’
‘Toen waren we óók heel gelukkig.’
‘Bedoel ik. Dat bedoel ik toch.’
‘Had jij ooit gedacht dat er olie onder ons huis zou zitten?’
‘Ik denk dat niemand dat verwachtte.’
‘Wacht eens…. In 2013 schreef je nog!’
‘Da’s waar ook. Boeken. Daar genoot ik best wel van.’
‘Maar nu is alles beter.’
‘Ja, schat. Nu is alles beter.’