- Van de redactie, bij haar laatste nummer
- Wouter van Oorschot Saluut bij vertrek
- Leo Vroman Psalm voor het eten
- Elisabeth Eybers
- Charlotte Mutsaers Vier berichten uit het beestenkabinet
- Eva Gerlach Commotie
- Paul Meeuws
- J. Bernlef
- Gerrit Krol Allochtonen
- T. van Deel Mondriaan
- Marieke Jonkman
- Toine Moerbeek De Deense glimlach van Johannes Vermeer
- Pieter A. Kuyk
- Tomas Lieske Lot
- Robert Anker Aktuele eeuwigheid
- Willem Jan Otten Elf wakken
- Poëziekroniek
[p. 539]
Ik was twaalf, telde hier mijn stappen
van de stoeprand aan de overkant naar
‘t houten hekje in de heg rondom ons huis,
twintig, rond getal, geen vriendje kwam eronder;
op ‘t trottoir had je voor alles volop ruimte;
geblinddoekt oversteken was een spel voor goede oren.
Die heg is nu allang van steen, een ronde muur en
stukken wijder; het hek erin is glanzend en van
ijzer, geeft toegang tot een park; waar ongeveer
ons huis was blinkt een vijver.
Ik moest vandaag die weg weer oversteken,
wachten tot het licht op groen, met ellebogen
door beginnend rood de overkant bereiken;
het hek stond open en er waren banken;
van herinneringen had ik weinig last,
pijn heel even, om dat gewortelde,
de donderbruine staanplaats van twee eiken.
[p. 540]
De vlaggen langs de boulevard stonden
strak naar land, de Koningin was jarig
heel vroeg naar het strand gegaan
een lege veelbelovendheid waarin we
‘t grijs niet zagen, om de nabijheid
van elkaar, de verre meeuwen, paal 18
waar onze kleren achter lagen
naakt zwemmen tot het land een streep
wij stippen zouden zijn, dan keren
maar we wisten het nog niet, van een
onderlucht die grommen ging, schuim
joeg naar wolken, kracht verspeelde,
niet om ons, wat waren wij, maar
in de kustlijn stonden tanden
en jij was weg.
Oliepakken die ons een boot in hesen
een deken om ons gooiden, vloekten.
De laatste twintig meter wadend naar
het strand; opgewacht; ten voeten uit
in eigen vel het nummer van de paal
niet weten; terechtgewezen en bekeken,
jij vooral.
[p. 541]
Kom ik ooit wel van je los
anders dan door dood te gaan?
Ik had de tuin nog moeten doen:
mij uitgebloeide zomer ruimen
onkruid, luis, beschadigd gras
de stenen van gekoelde woede, gruis
wegvegen van ‘t terras
je moet er straks maar niet te veel
op letten;
ik aai de hond, vraag hem
hoe ik doen moet met de bedden
of ik thee voor je zal zetten
hij spitst de oren niet
mijn geijsbeer stoort hem
gromt hij goedig;
je hangt nog in de lucht
hij kan niet weten dat je komt.
Lees de Tirade Blog
Lief
Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
Lees verderDat hoeft niet in je stukje
Ze liep naast me, maar leek dat soms al te zijn vergeten, alsof ze al voorbij ons afscheid was. Met elke zorgvuldige stap die ze zette leek ze verder weg. Ik bracht haar naar het station, dat ze prima wist te liggen, maar toch wilde ik haar het station in zien gaan, toekijken hoe ze...
Lees verderDansen
Er stond een bord pasta voor me klaar. Vriend J., die deze avond ook spreekstalmeester was, begroette me even warm en bemoedigend als altijd en schoof naast me aan. In de ruimte galmden de opgewekte stemmen van leden van de organisatie van de Nacht van de Literatuur tot het plafond en weer terug, weerkaatsingen die...
Lees verder
Blog archief