[p. 37]
Martien Leenhouwers
De blauwe reiger
(Ardea cinerea)
voor R.A.
Roep
Geen vogel zwijgt
zo duidelijk de stilte
van zijn veren.
Jacht
Het oog strak op de prooi gericht,
wacht slechts zijn schaduw niet
op vis om scherp te zijn.
Spiegelbeeld
Hij draagt zijn vleugels
slordig bijna voor de spiegel
en kijkt wantrouwig
om zich heen, als hij de vis
tussen zijn veren vangt.
[p. 38]
Vangst
Blauw in de nek; zilver in de bek.
Nest
De snavel scherper dan het licht
maakt hij zich los in iedere stap
van water,
het langzaam drijven
van de wolken door hem heen
in scholen
niet en nooit te vangen vis.
Waar hij zijn nest bouwt,
sterft een boom.
Kroost
Zijn jongen lijken groot
te zijn geweest; gekrompen
vogels, in het ei terug,
opnieuw geboren voor
de eerste vlucht,
verbaasd over de lengte van hun poten.
[p. 39]
Spanwijdte
Doodstil staat hij stil dood
te gaan tot hij zich opent
naar het licht –
Zijn spanwijdte een brug
naar stilte.
Vlucht
In de sekonden van zijn vlucht
vertraagt zijn wiekslag zelfs de tijd:
stelt sterven uit voor groter stilte.
Dood
Je ziet hem altijd groter
dan hij is; en niets verschuift
dit perspectief tot hij gestorven,
wind tussen de vleugels bergt.