SHAZAM

Ik loop door de supermarkt met mijn wagentje. Er klinkt een leuk liedje uit de luidsprekers verborgen in het plafond. Hoe heet het ook alweer? Ik pak mijn iPhone, zoek mijn muziekherkenningsapplicatie (Shazam), houd de telefoon omhoog naar de onzichtbare geluidsbron en blijf even zo staan, tussen de chips en de wijn, met mijn arm omhoog gestrekt, als een wisselspeler die langs de zijlijn de aandacht van de scheidsrechter probeert te trekken – tot ik een buzzje hoor, ten teken dat het programma lang genoeg (tien seconden) naar de muziek heeft geluisterd om het te kunnen ‘analyseren’.

Analyseren betekent: dit fragment van tien seconden door de lucht sturen naar de digitale archieven en het daar vliegensvlug vergelijken met de miljoenen liedjes die in de muziekbibliotheek zijn opgeslagen en mij binnen enkele seconden melden wat ik heb gehoord. Ik krijg de naam van de zangeres en de titel van het nummer – en ook een foto, en een korte biografie, en een discografie, en een recensie en nog veel meer, plus een link naar YouTube om er een filmpje van te bekijken en een link naar iTunes om er dertig seconden van te beluisteren.

Ja, het is een leuk liedje. Ik besluit ter plekke het te willen hebben, stuur mijn iTunes-wachtwoord door de lucht en binnen enkele seconden is het liedje naar mij toe gestraald. Het bedrag (99 eurocent) wordt, terwijl ik nog steeds tussen de chips en de wijn sta, intussen automatisch van mijn bankrekening afgeschreven. Tussen het liedje hier horen en het daadwerkelijk bezitten zit niet veel meer dan een minuut.

Dit is wat je noemt muziek uit de lucht plukken. De eerste keer dat ik het deed, een jaar geleden, werd ik er enorm opgewonden van. Dit waren nog eens moderne tijden – en ik zat er zo maar midden in. Vanmiddag voelde het anders. Ik hoorde weer iets nieuws en bijzonders, en haalde het opnieuw uit de lucht, maar nu werd ik al snel ongeduldig. Wat een omslachtig gedoe! Als een versteende nazi moest ik daar blijven staan, wel tien seconden, tussen de gedroogde kruiden en de pannenkoekenmix dit keer, om mijn fascistengroet te brengen aan het muzakplafond, voordat ik eindelijk wist van wie dat leuke nummer was. En daarna weer wachten tot het nummer was binnengehaald door mijn iPhone. Kon dat niet wat sneller?

Kunnen ze niet een chip bij mij implanteren, van een paar terabyte? Het liefst in mijn vingertop. Vingertje even omhoog – en je plukt het liedje zo uit de lucht. En dan wil ik er ook nog wat andere vingerfuncties bij. Duim omhoog: kopen. Duimtop naar wijsvingertop: geef mij meer van hetzelfde. Twee keer streng met de vermanend opgestoken rechterwijsvinger in de lucht een veeggebaar maken – en je bent het nummer weer kwijt. Zo houd ik meer tijd over voor mijn boodschappen.

In de Oorshop

OHNE WORTE

Ramses Shaffy overleden. Hij zal onder andere herinnerd worden om zijn Shaffy Cantate. Dat was eigenlijk geen lied. Het was een lied zonder woorden, een melodie, een spel voor twee stemmen. Hoe klonk het ook alweer? Dat is in gewone krantenkolommen altijd moeilijk uit te leggen. Henk van Gelder probeert, in zijn necrologie van de zanger in NRC Handelsblad, ons geheugen aldus op te frissen:

“De tekstloze Shaffy Cantate (“lala-lala-lála”) werd de onweerstaanbare jubelzang van een nieuwe theatergeneratie.”

Zie de  toevoeging tussen haakjes. Nu weten we het weer. De Shaffy Cantate ging zo: “lala-lala-lála”. Niet te verwarren met “lala-lá-lalala” (een deel van het refrein van Mien waar is mijn feestneus, van Toon Hermans) of met “lá-lá-lá-lalala-lá” (uit het lange slot van Hey Jude, van The Beatles) of “lá-lá-lá-lalala-lá-la-la” (triomfmars Aida, in de uitvoering van voetbalsupporters).

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

DE JAGER HET HAASJE

Dat was weer een mooi bericht in de krant: het bericht dat een hond in het Schotse Perthshire twee jagers had neergeschoten. Man bijt soms hond. Hond schiet soms man:

“De hond was met een groep van acht personen aan het jagen op ganzen toen het op een geladen geweer ging staan dat door een van de jagers even op de grond was gelegd. Van de mannen, allemaal vijftigers, raakten er twee zwaargewond door de kogels. Een van hen raakte gewond aan been en hand, de ander aan zijn been. Geen van de mannen wilde de politie details geven over het ongeluk. Allen waren gekleed in camouflagepakken en ze reden tijdens de jacht in jeeps.”

Ik ben vast niet de enige die denkt dat daar bij de jacht misschien wel heel iets anders is voorgevallen – iets waarover de jagers in de camouflagepakken in de jeeps liever niet met de politie willen praten. Maar als het niet verzonnen is, is het een sterk verhaal.

Als de jagers op school hun vakliteratuur wat beter hadden bijgehouden, hadden ze kunnen weten dat zoiets kan gebeuren. Leg nooit je geweer onbeheerd in het gras. In Der Struwwelpeter (Piet de Smeerpoets) vinden we het verhaal van de wilde jager die, met de bril op zijn neus en het geweer op zijn schouder, gaat jagen op een haas. Het is een mooie dag. De zon schijnt, het wordt warm, de jager gaat rusten en valt in slaap. Dat is het moment waarop de haas te voorschijn komt en hem zijn bril en zijn geweer afneemt. ‘Met het geweer en met de bril / sloop ’t haasje weg, heel zacht en stil.’ (Vertaling Jan Kuijper.)

De jager wordt wakker, maar heeft geen tijd om verder over de diefstal na te denken, want hij wordt meteen achterna gezeten door de haas, met in zijn poten het geladen geweer, en op zijn hazenhoofd het jagersbrilletje. Daar moet je goed mee kunnen mikken. De haas legt aan, maar de rennende jager kan nog net in de waterput voor zijn huis springen. Het schot mist hem rakelings, maar raakt wel het koffiekopje van de nietsvermoedende, rustig voor haar huis zittende koffiedrinkende vrouw van de jager. Zo zie je maar. Zo kan het aflopen als je je wapen uit het oog verliest: het kan je je leven kosten, of een koffiekopje. Een wijze les.

Maar ook de haas kan van deze geschiedenis leren. Want wie zit daar, zonder dat de haas het weet, verstopt achter de waterput? Dat is zijn hazenzoontje. Als vader haas het koffiekopje in stukken schiet, krijgt het kleine haasje de hete koffie over zijn neus. “Der hockte da im grünen Gras; / dem flosz der Kaffee auf die Nas.” In zijn vertaling heeft Kuijper van de koffie thee gemaakt. Dat rijmde beter. “Au! wat was dat? Dat was thee! / Hij sprong op en schreeuwde: hé!”

THUMBNAIL

Wat is een thumbnail?

Ik kwam het woord op internet vaak tegen, maar ik wist het niet. Dat hoefde ook niet. Het bleek heel goed mogelijk op internet rond te dwalen zonder te weten waarom men daar zo vaak het woord duimnagel gebruikt. Het woord leek mij afkomstig uit de wereld van het timmeren. Nijptang, waterpas, duimstok, klinknagel – en dan daarnaast een doosje duimnagels. En dan zou het in de computerij wel eens iets met gegevensopslag te maken hebben, dacht ik zo. In het Duits heb je dat ook. Speichern betekent niet spijkeren, maar opslaan. En een Speicher is geen spijker, maar het geheugen van een computer.

Vandaag legde Menno mij uit dat een thumbnail een verkleinde (en vereenvoudigde en daardoor minder bits vergende) weergave van een afbeelding is. Een duimnagel is een afbeelding ter grootte van een duimnagel – daarom heet de thumbnail thumbnail.

Ik zocht naar het Nederlands woord ervoor. Hoe noemen wij een kleine afbeelding, of een verkleinde weergave van een afbeelding? Een pasfoto. Of: een postzegel. Of, als er ook nog iets mee moet klinken van de bijbetekenis van schetsje, krabbeltje, voorlopig tekeningetje: de achterkant van een lucifersdoosje. Of, als we de figuurlijke betekenis van korte samenvatting willen laten meewegen: een notendop.

Maar niet: duimnagel. Het zou kunnen, maar we gebruiken het niet. Nog niet. Het staat ook niet in Van Dale. Dan zouden we nog eerder pinknagel zeggen. Dat klinkt ook logischer. Als je wil aangeven dat iets klein is, ligt het voor de hand om van de vijf vingers niet de grootste te nemen. Dan kun je beter de kleinste nemen, en daar dan de nagel van. Van Dale kent de pinknagel wel. ‘Zo groot als een pinknagel’: heel klein.

Een thumbnail is een foto zo groot als een pinknagel.

CRETACOLOR

Alles wat ik schrijf, schrijf ik eerst met potlood, op papier. Deze regels ook. Meestal met een HB-potlood van Cretacolor – in de bekende donkergele lak, met een donkerbruin bovenstuk en een witte bies. Ik heb er een stuk of tien van. Ze liggen in een houten bakje voor me en ook los op tafel her en der. Scherpgeslepen, klaar voor gebruik.

Ik was even weggelopen, ging weer zitten, en greep gedachteloos naar een potlood dat op een dubbelgevouwen krant lag. Maar ik greep mis. Mijn vingers pakten geen potlood., maar krabbelden wat over het papier, zonder vangst. Wat ik vanuit een ooghoek had aangezien voor een van mijn Cretacolors, bleek een afbeelding van een Cretacolor in de krant te zijn.

HPIM0313



Bij het uitvouwen van de krant zag ik dat er aan het potlood nog een lange kluwen grafiet vastzat. Een grafietknot. Bijschrift: “Jeroen Henneman, ‘Het beroemde potlood’(1998).”


HPIM0319


HET OOG VAN DE TIJD

Jan van Mersbergen bedacht de naam ‘Van Mersberger’ voor een nog eens door hem of iemand anders te maken droomdoelpunt. Bij een Van Mersberger wordt een door de doelman van de tegenpartij genomen uittrap die over de middellijn van het veld zeilt door een verdediger, liefst een wat houterige verdediger met een beperkte traptechniek, meteen op de slof genomen – en aldus onmiddellijk geretourneerd, rechtstreeks of eventueel met een stuit, in het doel van de tegenpartij.

Toen Van Mersbergen erover schreef wist hij niet dat zijn gedroomde doelpunt al gemaakt was. Een lezer van zijn blog wees hem erop – en voegde een link naar het filmpje toe.

Ik heb het filmpje inmiddels heel wat keren gezien. Elke keer reis ik weer af naar Leinach, een klein dorpje in Beieren, naar het gemoedelijke voetbalveld van de plaatselijke FC Blau-Weisz, mooi gelegen tussen de huizen van het dorp, met uitzicht op de heuvels in de verte. Het is weer een mooie nazomeravond, woensdag 26 augustus 2009, met een langzaam ondergaande zon die nog laag over het veld heen schijnt. Het dorp komt kijken. Würzburger FV komt op bezoek. Er zitten kinderen in het gras, mannen staan naast elkaar achter de reclameborden, iemand leunt tegen een lichtmast.  Ze zijn wel iets beter, die van Würzburger FV. Aan het begin van de tweede helft komen ze met 2 – 1 voor. Wij, wij van Blauw Wit Leinach, dringen aan, maar tevergeefs. Vlak voor tijd wordt bij weer een aanval van ons de bal door een houterige verdediger van Würzburger FV in één keer lukraak op de slof genomen – en ook tot zijn eigen verbazing ziet hij de bal ruim zeventig meter verder precies achter onze verbouwereerde doelman in het doel verdwijnen: 3 – 1.

Het is een Van Mersberger avant la lettre.

De spelers van Würzburger zetten de achtervolging in op de maker van het doelpunt, die net begonnen is aan zijn juichren, net zo lang tot ze hem te pakken hebben. De toeschouwers grijpen intussen vol verbazing met hun handen naar het hoofd. Open mond, ongeloof, de verwarring die volgt op het zien van iets zeldzaams: dit moet je gezien hebben, anders geloof je het niet. Het is een onwaarschijnlijk doelpunt. Nog onwaarschijnlijker: dat het is vastgelegd.

Het mooiste beeld zit aan het eind van het filmpje, op seconde 40 – 42. Een man langs de zijlijn, even opgewonden en uitgelaten als de rest, draait zich van zijn buurman af, hij zegt iets en wijst naar achteren en naar omhoog, naar de filmcamera. Hij beseft dan al dat dit historische moment later bekeken zal kunnen worden.

Hij kijkt de toekomst in. En ik kijk terug in de tijd. En elke keer kijken we elkaar aan het eind van het filmpje even één seconde aan.


Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kees Snoek
    Kees Snoek

    Kees Snoek (1952) doceerde Nederlandse taal en letterkunde aan universiteiten in Michigan, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Hij publiceerde onder meer de biografie van E. du Perron (2005) en vertaalde poëzie van Sitor Situmorang en Rendra. In augustus verscheen bij Van Oorschot Wissel op de toekomst, zijn keuze uit de brieven van Sjahrir (de eerste premier van Indonesië) aan zijn Hollandse geliefde.

     

  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.

  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.