[p. 47]
[Gedichten]
Mijn vogeljaar
Op m’n veertiende
schreef ik een boek
over lijsters. Hoe grondig
het was bewijzen de veertjes
de notenbalken met wat
misschien de St. Louis Blues
is, de getekende eieren.
Bronvermelding hoefde nog niet
maar Thijsse zou blij zijn
geweest als hij mij zo bezig
had gezien. Enkele zeldzame
soorten werden vermeld maar
niet beschreven want de kans
dat iemand ze zou waarnemen
was te klein voor de moeite.
Die had ik er wel aan besteed
zoals ook het kartonnen kaft
toonde dat ik gisteren ineens
zag liggen tussen oude kranten.
T. van Deel
[p. 48]
Verkade-album
Het exemplaar van Hans de Torenkraai
dat ik kocht in de Poort
haalt het niet bij mijn oude
dat ik kwijtgeraakt ben. Neem nu
die bruine vlekken vroeger
op het titelblad, of de scheur
bij de kiekendief (23) – onzalig
moment waarop ik met de gedachte
moet hebben gespeeld de plaatjes
los te maken! Het bewijst ten overvloede
dat voor mij Hans met ‘pezen en spieren
tot scheurens toe gespannen’ niet meer
zoals toen door het luchtruim schiet.
T. van Deel
[p. 49]
Daal en Bergse laan
De gereformeerde school lag hoger
op de heuvel dan de roomse –
dichter bij God zou ik nu zeggen
met zo’n fijn volwassen gevoel
voor symboliek en ironie –
en als ik afdaalde om op de Paasberg
(kan er niets aan doen, hij heette zo)
thuis te eten, stond dreigend
een muurtje jongens in de weg.
Een aanloop moest genomen
om er heelhuids door te komen.
Als ik dan daarboven aan tafel
hoorde praten over het Dal
der Verschrikking wist ik het wel.
Here zegen deze spijze amen.
T. van Deel