[p. 2]
[Tirade januari & februari 1992]
Leo Vroman
Op zoek
O.
Deze aarde draait een O
van ootjes met mijn kamer
sluipend rondom de grote zon.
De kamerhoeken schuren zich niet bloot
want ze zijn al oneindig klein en
van vlakbij zo eindeloos groot
dat ze bij aanraking verdwijnen.
Elke hoek leidt rechtstreeks naar een ster
elk leven kromstreeks het hoekje om.
Achter in de onverlichte
halfopen klerenkast
ligt het vasteland Atlantis
lopen jongens te jongleren
en redeloos te dansen
radeloos te verteren.
Zelfs in een enkele kamer
is alles overal anders.
Bijvoorbeeld
[p. 3]
1.
Voorzichtig ritselend
heropent zich
een versverworpen
krantenkritiek
onder in de prullemand
blind voor afwezig publiek
en vaderland
2.
Wegtuimelende zwartgepluimde rossen
tussen de torenvarens en een kiezelstad.
Koud een waterhelder pad
en in de bedding rimpelende
weggeworpen gouden ornamenten.
Ook hier niemand
[p. 4]
3.
Een vleug brandlucht
een teug toekomst
Onwillig onder huid en haar
brandend en heel even maar
tussen verkuchen en verkolen
wordt mijn lichaam onverholen
heerlijk gaar
4.
Onwillig zal het Noorden ook
op weg van sneeuwland naar woestijn
een bonte tropenwereld zijn
onder het zoenen van de rook
[p. 5]
5.
Tussen muursteen en vloerhout is een kier
daar is het uitzicht weggesperd en
denkt aan onbegane verten
vanuit een grot betraand met wier
en golven onder de verf gestijfd
zorgen dat dit onbestaand
hol verborgen blijft
6.
Nu is het jaar min duizend een
en weer galopperen de rossen
nu hangen builen drank en steen
en trossen kippen in de nacht
van hun bezwete flanken
kraakt het leer en klapperen
de zakken van de paardenkracht
der dapperen
[p. 6]
7.
Het is weer over,
geen gemieter meer
ik sta op en beweeg
de ene deur uit de andere door
Daar staan de stoelen al hijgend stil
De kamerplanten wachten
zwijgend op de gieter
die ik met kraanwater vul
hun hoop vergaat bijna
hun slappe blaren flapperen
al zo driftig heen en weer
alsof er geen ja bestaat
maar hier kom ik
zo druipend als God