[p. 238]
Leo Vroman
Iets voor onbegrijpelijkheid
Natuurlijk volgen er veranderingen
in wat ik ben als ik er niet meer ben
maar dit verouderen heeft zoiets vertrouwelijks,
de millennia van het verstenen
trekken zo strooplangzaam in mijn benen
dat ik het nauwelijks herken.
Zo word ik min of meer intakt
als lijkesteen met steenslagaderen doorspekt
in het paleobombardium ontdekt.
Ik word voorzichtig door drie Novengralen
met beiteltjes van koolkristal
ondergraven en met kwastjes
kwartsdraad schoongeaaid.
Het jonge stel nog niet gewend
aan het aardse avondstof
draait een lamp aan en bereidt
een lichtbaar voor mijn al te rare
ongeschubde maanzieke gestalte.
Ik word in een gelakte zaal
breekbaar en al bijeen gelegd
ik denk wat afgebroken lichaamsdelen
te ontmoeten die ik niet meer ken
het zullen mijn vergeelde werkschrift
en mijn leeggelopen ballpoint pen wel zijn
[p. 239]
maar de zaal is volgelopen.
De jongeren staren neer op hun geleerden
die wijzen op mijn open mond
mijn fossiele hand papier en lijnen
ze fluisteren wat woorden moeten zijn en
fluisteren daarvan verkeerde klanken
die de luisterenden horen als de mijne.
Stilte. Een gewiekte inktvlaag rijdt naar binnen
en omhelst mij als een nieuwgeboren kind.
Zij wil weten waar ik zo aan leed
maar mijn zieke steen verstaat geen vraag.
Haar zwarte armen meten en openbaren
het ruimtebeeld van mijn buikzoutgehalte
zet het rechtop, een ledige gestalte,
hij had zegt zij een soort geribd vooronder
daarin een hart, de handen waren
bijeen gebonden tegen het hoofd
en er was een vezelig soort touw
van onbestemde kleur, waarschijnlijk blauw
door de oogkassen geregen.
[p. 240]
Zij verdwijnt. Een veelgewielde
polijster zet zich aan mijn schrift.
Het beeld van pagina na pagina
wordt vrijgepoetst en vastgelegd en weer verkeerd
maar gedecodeerd als tijdloos weergegeven.
Mijn handen brokkelen even
van behulpzaamheid.
Er worden bollen over volgeschreven
er wordt in rechthoeken en driehoeken gestaan
om een leven te hergeven aan mijn leven
men raakt met mijn vergane boeken
als met iets onvergankelijks begaan,
iets voor onbegrijpelijkheid bedoeld,
er vallen in de voortgedragen dorpen
schaduwen nog nooit voordien geworpen
en een droefenis nog nooit voordien gevoeld.