[p. 2]
[Tirade januari & februari 1995]
Leo Vroman
Nieuwjaar
AAN HET HOOFD van mijn oud gezond
verstand en lichaam.
Nieuwjaarsgroeten.
Ik lig met AIDS en zwaar gewond
door een verslaafde, aan Uw voeten.
Vertel mij dus weer van rechtvaardigheid.
Maar vlug ik heb nog zoveel dagen
nogal een drukke stervenstijd
ben al aan het vervagen
heb al beenderen in mijn maag en
brokken naziel in mijn ingewanden.
Leg dus Uw fijne handen om mijn hals
en wurg mij maar weer heen
en vind meteen een plaatsvervanger.
Volgend keer blijf ik misschien wat langer
maar aan dit leven hoef ik geen verslaven,
ik zal onverwoestbaar door mijn droom heen slapen.
Doodsstrijd? Ik heb mijn oud eerwaardig wapen:
onvoorwaardelijke overgave.
Kijk, Uw zon komt op, verwarm U maar.
Voor U is ieder jaar het zelfde jaar.
[p. 3]
Drijfzand
1.
Zomer voorbij. Badhuis WC
dichtgenageld met gedeukt metaal,
de struiken krom en moegestreden,
de middaglang vol avondlicht
schijndood was het allemaal
onder het vernissende verleden.
Op een van de piknik tafels
al jaren her door herfstwind ondergraven
en door de baren weggezogen
stond een manvol zwarte wapperjas
en witte haren, ietwat gebogen,
hoed in de hand
en hield een wilde toespraak
tot het zand, het strand,
de lege blikken, bruine scherven
van vervelde degenkrabben,
de zee, de overkant,
een onzichtbaar vaderland
in een vervreemde taal.
Zelfs de dode dingen staan te sterven,
dichtgenageld allemaal.
[p. 4]
2.
Dit gebeurt mij al te vaak:
als ik mij uit een droom ontwaak
om iets daar niet van te vergeten
vind ik een leven dat ik niet herken,
niet begrijp of liever niet wil weten
alsof ik daar toch nog een vorm van ben.
Ik loop of zeil door straten, buitenwegen,
zigzag, waaruit behoort te blijken
dat ik voor anderen tracht uit te wijken
maar ik kom niemand, niemand komt mij tegen.
De van holle huizen volle stad
wordt stap voor stap stiller en leger.
In al het nachtzwart van die dromen
kwijnt een grauwgeworden winterlicht.
Zacht gaat een deur achter mij dicht.
Ik ben dus thuisgekomen
alsof ik aan dit spookstof toebehoor.
Maar altijd kom jij als een afspraak voor
een die ik steeds verkeerder maak.
Daardoor denk ik droom ik door
droom ik haastig door tot ik ontwaak.
[p. 5]
3.
Een dag na de storm waren we
naar het strand. De straten
waren groen van afgerukte blaren.
Slordig door de herfstlucht omwonden
sloeg het al over onze hoofden heen
het gedonder van de branding
minuten voor wij aan de branding stonden.
Je zei geloof ik ongeveer
Toch zou ik donderslag niet meer
bruisend kwam het roomsop neer
ergens anders zware Donderslag
sissend verging het schuim tot water
Donderslag als ik ooit later
gesis van duizend kantelende dode
Donder in mijn eentje Slag
dode schelpjes fijngeslagen
sissende terug naar zee gedragen
worden steeds fijner donderslag
maar wel in een kleiner
apartmedonderslag want
vrijdag zaterdag
zondag sist hun zand nog
na elke donderslag
Leo Vroman
Brooklyn, 10 jan. 1995