Outer Dark

Ik heb een artikel geschreven over Cormac McCarthy en dat artikel verscheen in Tirade 429 en in dat artikel heb ik het over het vertalen van zijn tweede roman: Outer Dark. Ik ben geen vertaler en het is niet mijn bedoeling deze vertaling ooit uit te willen brengen – dat zal niet verstandig zijn – maar ik heb een begin gemaakt. Dit boek gaat me aan het hart en meer mensen zouden het moeten kunnen lezen, in vertaling, dus.

Het verhaal over de broer en zus die in een afgelegen bos wonen en samen een kind krijgen, deed me denken aan de buitenstaanders die je in Brabant ook tegenkwam, een tijd geleden, en de taal van McCarthy doet me denken aan de taal die je in Brabant nu ook nog wel op kunt pikken: kort en bot en dan opeens, onverwacht bloemrijk.

Hieronder de scène in het begin van de roman waarin de bevalling begint. Ik weet dat het idioot is om als niet-vertaler met een beperkte kennis van het Engels op deze site, waar vertalers een tijd lang de dienst uitmaakten met doordachte stukken over vertalen, met een fragment te komen van een eigen, brakke vertaling, maar ik doe het toch. Commentaren over het missen van een woord of zegswijze of over foutjes of komma’s zal ik lezen en allemaal overnemen. Welkom zijn ze echter niet.

*

Drie dagen nadat de ketellapper langs was geweest kreeg ze een kramp in haar buik. Ze zei: Het doet pijn.

Begint het? zei hij, en vlug stond hij op van het bed waar hij had zitten staren door het ene kleine raampje naar het ondoordringbare dennenbos.

outIk weet het niet, zei ze. Ik denk het.

Hij deed een wens, zachtjes in zichzelf.

Ga jij haar halen?

Hij keek haar aan, keek toen weer weg. Nee, zei hij.

Ze zat voorover in de stoel de kamer in te kijken, met enorme ogen in haar smalle gezicht. Je zei dat je haar zou halen als het zover was.

Heb ik nooit gezegd, zei hij. Ik zei misschien.

Ga haar halen, zei ze. Je moet haar gaan halen.

Kan niet. Ze zal gaan kletsen.

Wie moet ze het zeggen?

Iedereen.

Je kunt haar een dollar geven. Kun je haar geen dollar geven om het niet te zeggen, zodat ze niks zegt.

Nee. Trouwens, ze is niks anders dan een ouwe behekste paardenegerin.

Ze is heel vaak vroedvrouw geweest. Je zei zelf dat ze een vroedvrouw was die baby’s kan halen.

Dat zei zij. Ik niet.

Hij hoorde haar huilen. Een laag borrelend geluid, ze schommelde van voor naar achter. Na een tijdje zei ze: Ik ken nog een ander. Ga je haar halen?

Nee.

*

Waarschijnlijk kan alleen het toekennen van de Nobelprijs voor de Literatuur aan McCarthy er voor zorgen dat de Arbeiderspers het in vertaling uit zal geven. Ook daarover heb ik het in Tirade 429. Ik hoop het, en ik hoop dat de Arbeiderspers een drukkerij vindt waar ze betere lijm gebruiken dan de boekenmakers die ze bij vorige uitgaven van McCarthy ingehuurd hebben. Ook daarop blijf ik terug komen.

Outer Dark is een prachtig boek. Mochten er vertalers zijn met suggesties voor een Nederlandse titel, die hoor ik wel graag. Dan kan ik kijken of die titel bij het verhaal past, zodat een ernstige vertaalfout zoals bij Cormac McCarthy’s The crossing voorkomen kan worden, en dan heb ik het niet over kleine slordigheden of tikfouten. Dat boek speelt op de grens van Texas en Mexico en is vertaald als De kruising. In de nieuwe uitgave van de complete trilogie is dit veranderd in De grens.

Jan van Mersbergen

 

In de Oorshop

Het schrijven van een tegelpad

Ik heb allerlei, vooral fysieke, baantjes gehad: bij een aannemer die opdrachten uitvoerde van tegelpaadjes aanleggen tot het bouwen van een twee-onder-een-kap-woning, als postbode, als proefdierverzorger, als decorbouwer, heel vroeger als krantenbezorger… Buiten het fysieke aspect hebben deze baantjes niet zo veel gemeen, al was de werksituatie doorgaans zo dat ik bijna de hele dag alleen kon werken en dat er ‘s ochtends vaak niks was, en er ‘s middags wel iets was: bijvoorbeeld een tegelpad.

Schrijven is vergelijkbaar met het leggen van een tegelpad. Als er nog niks is bedenkt je een begin en een eindpunt, verzamel je materialen en dan ga je graven en zand rijden en tegels slepen, en hoewel het lijkt dat het belangrijkste denkwerk al verricht is kom je tijdens het werken allerlei problemen tegen. Een tegel die niet past, een boomwortel. Is allemaal op te vangen door techniek en vertrouwen en ervaring en zicht op het eindpunt.

stoepEr zijn veel schrijvers die blanco gaan zitten en beginnen. Ze laten de woorden stromen en wel zien wat er komt. Soms borrelt er iets geniaals op, soms niet. Het samen laten vallen van het uitdenken van een tekst en het maken van die tekst werkt soms stroperig, want net als het bij het leggen van een tegelpad is het verstandiger eerst te verzinnen wat je gaat doen en hoe, en met welk materiaal, en het daarna uit te voeren. Dan hoeft het niet zo vaak opnieuw, want onderweg zullen er voldoende momenten zijn waarop je moet improviseren, als die tegel die niet past of als die boomwortels, en zonder de juiste techniek, zonder vertrouwen en ervaring en zonder zicht op het eindpunt kan een roman gedomineerd worden door die ene tegel, of door die boomstronk, en dat is jammer.

Laatst zag ik een mooi betoog van Elizabeth Gilbert, schrijfster van het boek Eat, pray, love. Een boek dat ik niet ken overigens. Ze heeft het over de genialiteit van het schrijven en hoe ongrijpbaar dat soms voor de schrijver zelf is. Ik denk altijd heel lang na over een verhaal, maar weet nooit wanneer het allemaal ineen zal vallen. Hoe ontstaat dat? Wanneer weet je dat de thema’s kloppen, dat de personages erbij passen, dat het een roman kan worden? Waarom duurt dit denkproces zo lang?

Voor ik aan het daadwerkelijke schrijven van een roman begin wil ik precies weten waar het verhaal start en waar het eindigt, waar de omslagpunten zitten en waarom, wat de motieven zijn en wat de spanningsboog is. Dat is de ideale situatie. Dat wil zeggen: ik denk te weten waar het verhaal start en waar het eindigt, waar de omslagpunten zitten en waarom, wat de motieven zijn en wat de spanningsboog is, want ik kom genoeg tegels tegen die niet passen, of boomstronken die hardnekkig zijn.

Daarna ga ik tikken want het idee moet op papier. Dat lijkt op werken. Er zijn recensenten die dit heel goed door hebben, die weten dat ik een noeste arbeider ben en aan een tegelpad begin, netjes een stuk uitgraaf, zand stort, een rollaag leg en met een mal het zand gladstrijk, een tegel pak en de rubberhamer hanteer, en naar het eindpunt werk, dat daar ergens ligt, zoals bekend, maar die ene tegel moet eerst vlak en aangestampt en daarna komt er een andere tegel naast en die krijgt weer een andere aanpak en zo komt het eindpunt dichterbij en af en toe maak ik een tegel wat kleiner zodat hij past, en af en toe hak ik een boomwortel weg, en af en toe kijk over mijn schouder naar het resultaat en vraag ik me af hoe ik dat allemaal gedaan heb. Dat lijkt een raadsel en alleen mijn vermoeidheid geeft me de bevestiging dat ik het ben geweest die het werk heeft verricht.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Twitter en Lance Armstrong

Ik hou me sinds een paar maanden bezig met Twitter en de eerste twitteraar die ik ben gaan volgen was Lance Armstrong. In de eerste week dat ik hem volgde keek ik op van zijn persoonlijke berichten over wielrennen, over zijn Live Strong organisatie, over kanker, over muziek en over collega’s. Bijvoorbeeld zijn reactie op uitlatingen van Bernard Hinault op Velonews, vlak voor de Tour de France: ‘What a wanker. 5 TdF wins doesn’t buy you any common sense.’

Armstrong is direct en bepaalt zelf wat hij de wereld in stuurt. Een paar dagen na de melding over Hinault blijkt dat Armstrong niet alleen vijanden heeft in Frankrijk: ‘Sending out my best to Laurent Fignon who was recently dx w/ cancer. A friend, a great man, and a cycling legend. Livestrong Laurent!!’

In 1984 was het de Fransman Laurent Fignon die Hinault in het eindklassement van de Tour de France versloeg met een verschil van meer dan tien minuten, verschillen die pas na 1999 weer gangbaar werden, toen Armstrong aan zijn zegereeks begon. In 2009 hingen er iedere dag spandoeken met daarop teksten gericht aan Fignon langs het parcours. Bemoedigend.

armArmstrong linkt wielrennen met kanker. Armstrong is zelf de link tussen wielrennen en kanker. Iedereen kent zijn verhaal. Zijn boek It’s not about the bike is aan te raden. Dat is zijn verleden, de manier waarop hij zich nu uit is via Twitter, en daarin redt Armstrong zich prima. Hij is op de hoogte, hij is levendig en fel, hij is goed in staat in 140 tekens te zeggen wat hij wil zeggen, en vooral is hij betrokken.

Armstrong volgt al het mogelijke nieuws, en vooral nieuws waarin kanker een rol speelt stuurt hij direct door. Tijdens de afgelopen Giro d’Italia en tijdens de Tour de France kwam hij veelvuldig met berichten over vrienden die overleden waren. Daar is hij naast het fietsen mee bezig, dit is waar hij nu voor rijdt en twitter is een uitgelezen manier om daar achter te komen.

De afgelopen Tour de France hoopte ik dat Armstrong zou winnen. Dat is geen objectieve voorkeur en ook niet de voorkeur voor een relatief oude sportman waarmee ik het geboortejaar deel. Het karakter dat Armstrong toonde in zijn strijd tegen teelbalkanker heeft me veel geholpen in diezelfde strijd, al kan ik er meteen bij zeggen dat Armstrong in een heel laat stadium ontdekte dat er iets mis was, en dat ik daar erg snel bij was. Wat dat betreft kan ik zeggen dat ik ooit sneller was dan Lance Armstrong.

Tijdens de grote wielerrondes plaatst Armstrong iedere avond na de etappe berichten over de race, vaak met foto’s en video’s van hemzelf, vaak met Levi Leipheimer en soms met gasten, zoals George Hincapie en Mark Cavendish. Op vriendelijke toon spreekt hij een grote groep twitteraars toe, inmiddels zijn dit er meer dan 1,7 miljoen.

Een van de berichten in de afgelopen Tour ging over de ouders van Fabian Casartelli, de ploeggenoot van Armstrong die in 1995 na een val in de Tour overleed. In 1992 won Casartelli goud op de Olympische Spelen in Barcelona. Armstrong ontving zijn ouders dit jaar, tijdens de Tour, in zijn hotelkamer. Zijn samenzijn met de ouders voelde, zo schreef hij, ‘like family’.

De dodelijke val van Casartelli was een jaar voordat bij Armstrong kanker werd geconstateerd en zijn opmerkelijke come-back volgde, en ook in 1995 toonde hij zich een sportman met een groot hart. De volgende rit werd afgelast en in de etappe daarna – de Tour gaat altijd door – ging Armstrong belachelijk vroeg alleen in de aanval, en hij bleef rijden en rijden, en in de laatste kilometer wees hij naar de hemel en hij bleef wijzen, als eerbetoon aan zijn overleden ploeggenoot, en na de finish was hij hem zeker nog niet vergeten. Ontroerend.

Jan van Mersbergen


Het problematische ik-perspectief

Ik heb het afgelopen jaar lesgegeven in schrijven. Iedere maand op vrijdagavond een les van drie uur. Ik ben geen leraar en heb beperkte kennis van het Nederlands en ik hou niet van regeltjes, dus die lesavonden vulde ik voornamelijk met praten over perspectief.

Dat ontstond na de eerste les, waarin ik ontdekte dat de aspirant-schrijvers eigenlijk niet of nauwelijks nadachten over perspectief. Ze kozen simpelweg de ik-vorm en begonnen te vertellen. Maar tegen wie? En waarom? En als de verteller een personage is, is de lezer dan ook een personage? En hoe verhouden die twee zich en welke rol spelen deze twee in het verhaal?

Waanzinnig veel vragen die gestroomlijnd moesten worden. Dus zocht ik drie voorbeelden van boeken waarin het ik-perspectief gebruikt wordt, om de voor- en nadelen van deze perspectieven te duiden.

camIk begon met De val, van Albert Camus. De verteller zit naast de lezer aan de bar in een kroeg op de Zeedijk. De ik-figuur praat tegen de lezer aan, maar de verteller  weet steeds waarom hij zijn verhaal doet, verontschuldigt zich voor de tijd die hij van de toehoorder vraagt en voor zijn schijnbaar eindeloze woordenstroom. De lezer, op zijn beurt, zit op die manier werkelijk naast de verteller in de kroeg. Allemaal aannemelijk en heel mooi uitgewerkt.

De macht van meneer Miller van Charles den Tex gebruikte ik als tweede voorbeeld. In dit boek vertelt een man in de verleden tijd wat hij meegemaakt heeft, en dat is niet misselijk: achtervolgingen, bedreigingen, complotten, gevechten. Mooi, spannend, actie, maar dit perspectief geeft de lezer continu het idee dat het personage informatie achterhoudt – hij weet namelijk al wat er komen gaat – en dat hij spanning bij de lezer legt, terwijl hij die spanning zelf ervaren heeft.

De verteller van Den Tex vertelt het allemaal heel koel, ook al probeert hij in een duizelingwekkende hoeveelheid cliché’s zijn hachelijke situatie en hoe hij daarin stond, op dat moment, over te brengen. Hij schetst zelfs doorlopend een beeld van zichzelf, alsof hij het avontuur beleefde en tegelijkertijd in een handspiegel keek: ‘Met een verontwaardigde uitdrukking op mijn gezicht liep ik door de kamer richting de gang’.

milVoor mij was het eigenlijke onderwerp van dit boek niet het complot of de opgeklopte spanning en ook niet de vraag of het allemaal wel goed zou komen. Ik vroeg ik me tijdens het lezen steeds af wat er met deze verteller gebeurd was waardoor hij compleet gevoelloos geworden was.

Het schijnt bij thrillers te horen. Een ander voorbeeld: Boven is het stil, van mijn vriend en collega Gerbrand Bakker. Prachtig geschreven roman waarin het problematische ik-perspectief in de tegenwoordige tijd veel gebruikt wordt. Een boer die over zijn land loopt en zegt: ‘Ik loop over mijn land.’ Ik heb daar altijd moeite mee gehad, want het komt mij nogal authistisch over.


Het kan natuurlijk dat iemand in de tegenwoordige tijd een verhaal doet, terwijl alles al gebeurd is. Moppen steken vaak zo in elkaar. ‘Zegt die ene man… Zegt die andere man…’ Over het perspectief dat Gerbrand koos heb ik vaak met hem gediscussieerd, met een biertje erbij. Hij noemde mij dan ‘streng’. Dat ben ik ook, vooral als het om perspectief gaat, want over dat onderwerp heb ik zes van de acht lessen gevuld, en nog was ik er niet over uitgepraat.

Vanavond neem ik het tegen Gerbrand op in de Boekenquiz Pulp & Fictie, op de Parade. Wij zullen aanschuiven in de editie van 22.00 uur. Misschien is Charles den Tex ook wel kandidaat, op een ander tijdstip. Albert Camus is dood.

Jan van Mersbergen


Bukowski in de speeltuin

Ik las op een bankje in de speeltuin Ham on Rye van Charles Bukowski. De kinderen speelden bij de zandbak. Boven de zandbak zijn een aantal ronde betonnen bakken en als je daar water in gooit dan loopt het water van de ene bak naar de andere en als je met zand dammen maakt dan is dat water zo’n beetje op z’n plek te houden en dan is die tijd in de speeltuin in ieder geval voor de kinderen goed door te komen. Voor mij ook, met dat boek.

De moeder van een vriendje van mijn zoon vroeg welk boek ik aan het lezen was. Ik liet het omslag zien en de moeder trok een vies gezicht. Ze zei dat ze Bukowski haatte. Waarom? vroeg ik. Ik weet dat Bukowski bij heel veel vrouwen niet goed ligt, maar wilde toch weten waarom.

Ze vertelde dat ze hem niet uit kon staan door zijn vrouwonvriendelijke teksten, de stereotyperingen van vrouwen, het zuipen en de smerigheid. Ik knikte. Zo kun je zijn teksten lezen. Zo kun je hem zelf ook zien. Bukowski was geen keurige man. Bukowski staat ver van moraal, in zijn eigen beroerde leven, en in zijn teksten.

bukOok al gaat Ham on Rye over de jonge Henry Chinaski, dit boek is niet anders. Daarnaast is het schrijnend en grappig. Soms heel grappig. Dus ik vertelde de moeder over de passage waarin de minnares van de vaderfiguur (een verschrikkelijke vader) bij het gezin Chinaski in huis is en de moeder volledig overstuur is en tegen de jonge Henry zegt: ‘Je vader zegt dat hij van deze vrouw houdt.’

In het bijzijn van zijn ouders en de minnares zegt Henry: ‘Hoe kunt u nou van die vrouw houden? Moet je haar neus zien.’

Daar kon de moeder in de speeltuin wel om lachen. Ik vertelde ook over de manier waarop de pa van Henry de minnares ontmoet had en ook dat vond ze geestig, en erg beeldend geschreven.

Henry en zijn vader moeten geld innen voor hun melkkar en als ze bij een huis aanbellen doet een vrouw open die zijn vader vraagt binnen te komen om de geldkwestie even te bepraten. ‘Mijn vader ging naar binnen en de deur ging dicht. Hij bleef een hele tijd binnen. De zon was al helemaal op. Toen mijn vader naar buiten kwam, hing zijn haar naar voren.’

De moeder in de speeltuin zag het allemaal voor zich, alleen door de beschrijving van het kapsel van de vader. Ondanks de moraal die ook deze moeder in haar greep hield, is dit bijzonder sterk en eenvoudig proza.

Bukowski wordt vaak in verband gebracht met bovenmatig drinken. Mensen die dat doen, en dat zijn er erg veel, kunnen niet lezen. Ze kunnen zich in ieder geval niet inleven. Bukowski dronk veel en liet zijn personages erg veel drinken, hij schreef echter niet over drinken. Bukowski schreef over vertrouwen, over de moeilijkheid ervan, over wantrouwen dus eigenlijk, over de overgave die vertrouwen vereist. Dat drinken is slechts een gevolg van het missen van die overgave. Van angst.

Om dit te illustreren hier een fragment uit Factotum:

‘Ik vond een baan via de krant. Ik werd aangenomen in een kledingzaak, niet in Miami maar in Miami Beach, en ik moest elke ochtend met mijn kater het water door. De bus reed over een hele smalle strook cement die uit het water stak zonder vangrail, zonder iets, dat was alles. De buschauffeur zat ontspannen in zijn stoel en we raasden over die smalle cementen strook omringd door water en alle inzittenden, de vijfentwintig of veertig of tweeënvijftig mensen in de bus hadden vertrouwen in hem, maar ik nooit. Soms was er een nieuwe chauffeur, en ik dacht: hoe selecteren ze die klootzakken? Er is diep water aan beide kanten en met één verkeerde beweging brengt hij ons allemaal om zeep. Het was absurd. Stel je voor dat hij die ochtend ruzie met zijn vrouw had gehad. Of dat hij kanker had? Of visioenen van God? Slechte tanden? Om het even wat. Hij zou het kunnen doen. Ons allemaal het water in rijden.’

Jan van Mersbergen


En de winnaar is: een blonde vrouw

Ik ben vier keer voor een literaire prijs genomineerd geweest en drie keer won een blonde vrouw en twee keer was de winnende vrouw een knappe blonde vrouw.

cupIedere keer was ik erg blij met mijn nominatie, maar ook probeerde ik het hele gedoe van een literaire prijs te relativeren, te denken dat het stompzinnig is om boeken te vergelijken, en dat het ook stompzinnig is een van de vijf of zes een klap geld te geven en de andere schrijvers een aai over de bol, en dan kwam ik braaf opdraven in het zaaltje waar de bekendmaking plaats zou vinden, liet me interviewen voor publiek of zat daar gewoon een hele tijd zonder iets te hoeven doen, en wachtte keer op keer af tot de juryvoorzitter bekendmaakte dat er een blonde vrouw gewonnen had. Overigens, die keer dat er geen blonde vrouw won, ging de prijs naar een man en bij die prijs was geen uitreiking waar alle genomineerden bij aanwezig zouden zijn, dus daar heb ik geen beeld bij.

Nu kende ik de ene knappe blonde vrouw al uit mijn tijd dat ik in het theater werkte en de andere knappe blonde vrouw heeft ook bij het theater gewerkt en haar heb ik ook leren kennen, en met beiden heb ik heel goed contact en die prijzen ben ik al bijna weer vergeten, zoals ik ook de andere winnares al bijna weer vergeten ben.

Tot laatst een man uit de buurt me vroeg naar mijn laatste roman, hoe het ermee ging en hoe de recensies waren en hoe de verkoop ging, en dan zeg ik altijd: Goed, goed, goed. Dus dat zei ik nu ook. Goed, goed, goed.

De man zag wel aan me dat ik zijn vraag ontweek en dat de verkoop helemaal niet goed was, en die recensies had hij misschien zelf wel gelezen, en hij dacht na en zei hij: Je zou eens een prijs moeten winnen.

Dat is een goed idee, zei ik.

Hij zei: Ja, want dan verkoop je nog eens een keer wat en dan is je uitgever echt blij met je en dan kom je in alle bladen.

Goed, zei ik. Dat ga ik doen.

Hij stond daar op de stoep, met een tevreden gezicht, en ik dacht aan een blonde vrouw, knap of lelijk, en aan de boeken van blonde vrouwen die er het afgelopen jaar verschenen zijn, stapels en stapels, en ik zei de man gedag, zei dat ik verder moest, en trok aan de riem van mijn hond, want altijd als ik dit soort types tegen kom, loop ik met de hond over straat.

Ik zit erover te denken die hond te verkopen.

Jan van Mersbergen


Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.