Binnenvaartschipper viert Carnaval

Ik heb op de radio gezegd dat ik tijdens mijn Blogger in Residence-periode een en ander zou vertellen over de roman waar ik momenteel aan werk. Bij deze. In de radiouitzending van De Avonden zei ik dat ik een beroep moet zien te vinden voor mijn hoofdpersoon, en dat beroep heb ik gevonden: Binnenvaartschipper.

bBelangrijk was dat de man lange tijd weg is geweest uit de stad waar het verhaal zich afspeelt. Die stad ligt aan de Maas. In die stad wordt Carnaval gevierd. De roman speelt zich volledig af tijdens Carnaval. En de hoofdpersoon komt er weer terug.

Nu heb ik al een verhaal, en dat verhaal is natuurlijk het belangrijkste gegeven voor de roman. Helaas kan ik niets over het verhaal vertellen. Ik ben vreselijk bang dat iemand dit verhaal jat. Over de binnenvaart en over Carnaval kunnen niet genoeg boeken geschreven worden.

Toen ik een jaar of zeventien was zat er een jongen bij mij in de klas wiens vader op een zandschip voer. Ik ben een keer met ze mee geweest de Waal op, van Woudrichem naar Dodewaard. Hele stukken heb ik toen gevaren.

Er zat geen roer in dat de kajuit, maar een klein stuurknuppeltje. Echt een miniem ding. Ik herinner me dat je een groen bord – of ene blauw bord, dat moet ik opzoeken – moest uitklappen als ik een schip rechts inhaalde, of als een schip ons tegemoet kwam aan die rechterkant. Gewoon aan een touw trekken en passeren. En zwaaien, vooral naar alle andere schippers, schippersvrouwen en matrozen zwaaien.

Ik vond de binnenvaart gemoedelijk, rustig en eenvoudig, al heb ik alleen die ene dag gevaren. Nou ja, die ene dag… dat is niet helemaal waar. Ik heb zeven jaar lang iedere schooldag twee keer de Merwede overgestoken en duizenden vrachtschepen naar het oosten of westen zien glijden, in alle rust.

Echt een contrast met Carnaval, dat ik sinds een jaar of drie herontdekt heb. Oorspronkelijk kom ik uit Brabant, net ten zuiden van de eerder genoemde Merwede. Precies de lap klei waar geen Carnaval gevierd wordt. Nu vier ik het nu in Venlo. Het is geweldig. Het heet daar Vastelaovend.

vasteIn Brabant is Carnaval ranzig. Het bier, de muziek, de boerenkielen. Allemaal ranzig. In Venlo ziet iedereen – werkelijk iedereen – er tiptop uit. Daar kom je niet weg met een kiel en twee ovenhandschoenen en een ouwe broek. In Venlo wordt alleen muziek uit Venlo gedraaid. Geen ranzigheid, hoe poëtisch sommige krakers kunnen zijn. Denk aan het Bloementjesgordijn. In Venlo draaien ze vrolijke opbeurende muziek, waar ik bijna dagelijks naar luister. Zie die vrolijke mensen in hun kleurige blousjes zwaaien. Zwaai terug! In Venlo is het bier soms wel ranzig, maar dat kan niet anders.  

Daar ben ik dus over aan het schrijven. Een binnenvaartschipper die Carnaval viert. Deze fase van het schrijven is bijzonder omdat de keuzes onbeperkt zijn en tegelijkertijd spannend omdat ik toch echt keuzes zal moeten maken. Dat inperken is doodeng, vooral wanneer je kiest voor een binnenvaartschipper die Carnaval viert. De enige overeenkomst die ik momenteel heb: zwaaien.

Ik zal er nog zeker twee jaar aan werken. Door het Amsterdam-Rijnkanaal varen hele grote schepen met droge lading, en ook in Amsterdam Noord, vlakbij de pont, kan ik ze bekijken. Wat met de mensen praten, misschien een keer meevaren. Ik volg dit weblog, geschreven vanuit het perspectief van een scheepkat. Het weblog bevestigt mijn beeld van de binnenvaart.

Wat betreft Carnaval zal ik in februari weer de nodige ervaringen opdoen, in Venlo.

Jan van Mersbergen


In de Oorshop

Mislukt! Mislukt!

Ik zag een vader zijn kind kapot maken.

De jongen speelde in de grote speeltuin en zijn vader zat aan de andere kant van het water, aan een terrastafeltje, samen met een dikke vrouw. De man had donker haar in een staart, hij had een snor, hij was heel mager en bleek en droeg een wit shirt en een enorme zilveren ketting. Voor hen op het tafeltje stonden blikken bier. Ze rookten shag. De vader schreeuwde naar zijn zoon: Laat maar zien, laat maar zien dan.

sDe jongen wilde heel graag laten zien wat hij kon. Hij rende tegen het net op, klom over de houten rand en zocht snel de buis op die tevens glijbaan is, dook erin en kwam er beneden weer uit. Een jongen met krullen, een rood shirt, rode schoenen. Een jaar of zeven.

De jongen deed het allemaal heel mooi, maar de vader riep: Fout, fout, dat telt niet.

Wat? vroeg de jongen

Het telt niet, zei de vader. Je liep over die rand. Dat mag niet.

Iedereen kon het horen, iedereen hoorde hem lachen, door zijn lange snorharen heen, en iedereen zag hem roken en drinken, naast zijn dikke vrouw.

De jongen ging opnieuw. De vader schudde zijn hoofd en lachte luid. De vrouw nam een slok bier en gooide haar sjekkie op de grond. Toen de jongen weer uit de glijbaan kwam – voor de zoveelste keer – schreeuwde de vader: En nou wat sneller.

Hoe snel?

Twintig seconden, zei de vader.

De jongen dacht na. Dertig, zei hij.

Goed dan, riep de vader, vijfentwintig.

De jongen ging akkoord. Hij ging bij het begin staan. Hij liet een heleboel kinderen voor gaan en hield op een gegeven moment kinderen tegen om het klimrek op te kunnen rennen zonder dat er kleine kinderen voor hem op het touw stonden. Toen rende hij weg. Hij riep: Begin maar te tellen.

De vader lachte weer. Hij bleef maar lachen. De jongen was heel snel boven, maar er stonden een heleboel kinderen voor de glijbaan te wachten en de jongen vroeg wel of hij er langs mocht, maar ze lieten hem er niet door. Hij stampte op het hout, hij smeekte, maar hij moest wachten, en toen hij eindelijk beneden was, riep zijn vader: Mislukt. Mislukt!

De jongen liep naar de andere kant van de speeltuin, achter de waterbak, en ging daar zitten, uit het zicht.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Vertalingen

Aansluitend op de blogs die de afgelopen weken op deze site zijn verschenen wil ik mijn Blogger in Residence periode hier beginnen met de ervaringen die ik zelf met vertalingen heb. Ik lees doorgaans vrijwel alleen Nederlandse vertalingen van buitenlandse romans, omdat de enige andere taal die ik voldoende beheers om een boek in te kunnen lezen het Engels is en ik bij bijna alle Engelse en Amerikaanse romans denk dat ik te weinig van het boek meekrijg dan het boek verdient om mij mee te geven. Als lezer doe ik een roman tekort, wanneer ik die roman in het Engels lees.

mToen ik te horen kreeg dat mijn vierde roman (Morgen zijn we in Pamplona) vertaald zou gaan worden in het Duits en Frans was ik erg benieuwd naar het resultaat. Hoe zou het zijn om mijn eigen tekst in een andere taal te lezen? De Duitse versie van de roman verschijnt op 1 september bij Kunstmann Verlag in München. Hij ligt hier voor me, en af en toe lees ik een passage. Ik moet zeggen: Het is bizar.

Dat komt voornamelijk doordat er heel veel woorden in staan, die ik niet ken en doordat het lezen van een verhaal over een bokser in het Duits voelt als het kijken naar een nagesynchroniseerde Rocky, op ZDF of ARD.

Wat niet zo vreemd is, maar wat wel vreemd voelt: uitdrukkingen zijn anders vertaald. ‘Danny’s ogen lichten op’ is in de Duitse versie: ‘Danny’s Lider heben sich’. Voor mijn gevoel is dat iets anders, maar ik weet niet of je in het Duits kunt zeggen dat ‘ogen oplichten’.

Ik heb vrijwel geen commentaar op de vertaling gehad. Niet omdat ik geen commentaar had, maar omdat het erg moeilijk te beoordelen is of mijn commentaar terecht was en ik geen zeikerd wilde zijn bij mijn eerste vertaling. Bij de Franse vertaling, die gepland staat voor 2010 bij Gallimard, zal ik dezelfde houding hebben.

Laatst had ik een gesprek met de vertaalster Frans. Het viel haar op dat ik geen uitroeptekens gebruik. Ze vertelde me dat het in het Frans heel gebruikelijk is uitroeptekens te schrijven. Dat herkende ik, want ik een aantal Franse romans die ik in het Nederlands heb gelezen (bijvoorbeeld Zout op mijn huid van Benoîte Groult) stonden bijzonder veel uitroeptekens, ook als er niets uitgeroepen werd, zeg maar. Waarschijnlijk heeft de vertaalster al die uitroeptekens overgenomen. In het Nederlands is een uitroepteken echter helemaal niet nodig. De context maakt wel duidelijk of iemand iets roept of niet. Als ik straks mijn Pamplona in het Frans lees zullen daar dus uitroeptekens in staan die een Fransman zal lezen zoals wij een punt lezen.

Inmiddels oefen ik mijn Duits, want ik heb begrepen dat ik wellicht die kant op moet om lezingen te geven en een lezing in Duitsland betekent: voorlezen. Wanneer je in Nederland tijdens een literaire bijeenkomst gevraagd wordt voor te lezen kun je volstaan met een minuut of vijf, hooguit tien. In Duitsland gaat een publiek gerust drie kwartier zitten luisteren naar een auteur, ook als deze auteur niet zo goed Duits spreekt.

In mails naar Kunstmann verontschuldig ik me steeds netjes voor mijn fouten in het Duits. Tegelijkertijd heb ik gemeld dat ik zal blijven proberen hun mails in hun taal te beantwoorden, want als Mark van Bommel en Louis van Gaal zich in München kunnen redden, dan kan ik ook een poging wagen.

Jan van Mersbergen


Tanka’s

Vu dans le journal:
« Soldat russe en Tchétchénie »,
mitraillette au dos,
debout devant un piano
sans couvercle, échoué là,
au milieu d’un parc,
on ne sait comment, la tête
basse et la main droite
à peine effleurant les touches
Liebestraum ou Träumerei ?

Markus Hediger, Zwitserland
Uit: En deçà de la lumière, Éditions de l’Aire, Vevey 2009

Časopis—slika:
»Rus, vojak, Čečenija«,
mitraljez ima
stoji pred klavirjem brez
pokrova, ki se je tam,
sred’ parka, znašel
kar tako, sklanja glavo,
z desno roko se
narahlo dotika tipk
– Liebestraum
ali Träumerei ?

Vertaald in het Sloveens
door Barbara Juršič

Vist en un diari:
«Un soldat rus a Txetxènia»,
metralleta al llom,
dret al davant d’un piano
sense tap, vingut d’enlloc,
sol enmig d’un parc
ningú no sap com, el cap
cot i la mà dreta
tot just a frec de teclat
Liebestraum o Träumerei?

Vertaald in het Catalaans
door Anna Casassas

Novinska slika:
„Rus u čečenskoj zemlji“
strojnica visi,
stoji, glasovir gleda,
bez poklopca, odbačen
tek tako u park
tko zna zašto, pognute
glave, a rukom
tek pomiluje tipke
Liebestraum il’ Träumerei?

Vertaald in het Kroatisch
door Andy Jelčić

Foto publicada no jornal:

“Soldado russo na Chechénia,”

de pé à frente de um piano

sem cobertura, danificado,

no meio de um parque,

não sabemos como chegou lá, a cabeça

em baixo e a mão direita

tocando levemente nas teclas

Liebestraum ou Träumerei?

Vertaald in het Portugees
door Elizabeth Barreiros

På et bilde som sto i avisa:
«En russisk soldat i Tsjetsjenia»
med maskingeværet på ryggen
stående ved et piano
som var havnet midt i en park,
på en eller annen måte
etterlatt der uten lokk,
med senket hode og hånda
som så vidt så ut til å spille,
Liebestraum eller Träumerei?

Vertaald in het Noors
door Thomas Lundbo

«Soldato russo»,
foto dalla Cecenia:
in spalla il mitra,
davanti un pianoforte
scoperchiato, finito
in mezzo a un parco,
chissà come, la testa
bassa e la destra
che sfiora appena i tasti
Liebestraum o Träumerei?

Vertaald in het Italiaans
door Laura Santi

Bir gazetede çıkmıştır:
“Çeçenistan’da bir Rus askeri”
Srtında makineli tüfek
Kapaksız bir piyanonun
Önünde, ayakta ve yenik.
Bir parkın ortasında
Bilinmez nasıl, başı eğik
Sağ eli güçlükle dokunuyor tuşlara
Liebestraum mu, Träumerei mı yoksa?

Vertaald in het Turks
door Tozan Alkan

Visto en un diario:
‘Soldado ruso en Chechenia’,
ante un piano, de pie,
la metralleta a la espalda;
el piano no tiene tapa
y está en un parque,
¿por qué? Él agacha la cabeza;
la mano derecha
apenas roza las teclas.
Liebestraum o Träumerei?

Vertaald in het Castiliaans
door María Teresa Gallego Urrutia

Seen in the paper:
“Russian soldier in Chechnya”
Gun slung on his back
standing by a piano
that has no lid, marooned in
a deserted park
How did it get there? His head
is bowed, his right hand
barely skims over the keys
Liebestraum or Träumerei?

Vertaald in het Engels
door Ros Schwartz

Fotka v novinách:
“Ruský voják v Čečensku”
s puškou na zádech
stojící před klavírem,
smutným vrakem bez desky
uprostřed parku.
Pravou rukou lehounce
hladí klávesy,
hlavu chýlí ke straně
Sen lásky zní, či Snění?

Vertaald in het Tsjechisch
door Alena Lhotová

Gezien in de krant:
‘Soldaat in Tsjetsjenië’,
Rus met mitrailleur,
staand achter een piano
zonder klep, daar god weet hoe
beland midden in
een plantsoen, hoofd gebogen,
met de rechterhand
amper de toetsen rakend
Liebestraum of Träumerei?

Vertaald in het Nederlands
door Martin de Haan

P.S. Deze vertalingen zijn met toestemming van de dichter speciaal voor deze gelegenheid gemaakt. Het oorspronkelijke Franse gedicht bestaat uit twee onder elkaar geplaatste tanka’s, dus twee keer 5/7/5/7/7 lettergrepen. Wie zich geroepen voelt, kan zelf ook een poging wagen: ook na ons afscheid (dit was de laatste post) blijft de site open voor reacties, die wij uiteraard met belangstelling zullen volgen.

Meschonnic (3, slot)

Meschonnics keuze voor het vertalen van Bijbelteksten was geen toevallige. Voor Bijbelteksten gaat het hedendaagse onderscheid tussen proza en poëzie maar in beperkte mate op, en dat komt Meschonnic goed uit, want in zijn opvattingen over de poëtica van het vertalen is dat onderscheid irrelevant.

Norse blik.2Bovendien is de westerse beschaving volgens Meschonnic de enige waarvan de fundamentele teksten vertalingen zijn, uit het Hebreeuws voor het Oude Testament, uit het Grieks voor het Nieuwe Testament en voor wetenschap en filosofie. In zekere zin, claimt Mechonnic, is Europa uit en door vertalingen ontstaan. Het (her)vertalen van zulke fundamentele teksten is dan ook een toetssteen voor de in die beschaving gangbare ideeën over vertalen.

Daarbij is het opmerkelijk dat de geschiedenis van westerse vertalingen wordt beheerst door wat hij effacements noemt, de neiging om bij de overgang van een tekst uit de ene taal in de andere het vertrekpunt uit te wissen, anders gezegd: om de ‘leesbaarheid’, ‘soepelheid’ of ‘vlotheid’ van een vertaling als haar belangrijkste kwaliteit te zien. In die houding ziet Meschonnic een logica van de ‘annexatie’. Daar stelt hij een logica van de ‘decentrering’ tegenover, die het anders-zijn van het origineel niet uitwist om zich te beperken tot het ‘geraamte van de betekenis’, maar tracht de vormkracht van dat origineel maximaal voelbaar te maken.

Hoe er wordt vertaald brengt dus impliciete opvattingen aan het licht over gelijkheid en verschil, identiteit en alteriteit. Vertalen is geen neutrale, zuiver ambachtelijke activiteit, maar heeft een ‘ethische’ en ‘politieke’ kant. Als voorbeeld noemt Meschonnic in Éthique et politique du traduire het contrast tussen Augustinus en Hiëronymus: terwijl Augustinus uitging van de onmogelijkheid van het vertalen en gefocust was op de taal van aankomst, zocht Hiëronymus naar een hebraica veritas, oftewel wat tegenwoordig een brontaalgerichte benadering zou worden genoemd. Ook Meschonnic zou trouwens ontegenzeglijk worden gerekend tot de sourciers, de brontaalgerichte vertalers – al wijst hij dat etiket zelf resoluut af, want ook het onderscheid tussen sourciers en ciblistes moet volgens hem naar de prullenmand worden verwezen.

En dat is een van de punten waarop ik geneigd ben hem gelijk te geven. Tussen ‘brontekstgetrouwheid’ en ‘doeltaalgerichtheid’ bestaat per definitie een spanningsrelatie; niets verplicht mij om een eenzijdige ‘vertaalstrategie’ te volgen waarin ik tussen een van beide moet kiezen. Met Meschonnics ideeën over vormkracht en het belang van het ritme voel ik me gesterkt in mijn pogingen om de spanning tussen brontaal en doeltaal niet te snel te laten vervloeien, niet te snel te berusten in een heldere maar vlakke weergave van betekenissen. Meschonnics werk levert met andere woorden een theoretische onderbouwing voor het streven om ‘op het scherp van de snede’ te vertalen: ‘Een grootse vertaling is een contradictie […] die niet in de ene of andere richting wordt opgelost, maar waarin je pal staat tussen de twee termen van de dualiteit van het teken: tussen taal van aankomst en taal van herkomst, tussen vorm en betekenis, tussen schoonheid en nauwkeurigheid.’

bigot

De Heilige Hiëronymus, vertaler van de Vulgaat, is ons lichtende voorbeeld, schreef Jeanne Holierhoek onlangs, in navolging van Valery Larbaud die hem tot patroonheilige van de vertalers uitriep. Maar Hiëronymus was het tegendeel van een onzichtbare vertaler. En zie: zijn Vulgaat heeft de eeuwen getrotseerd.

Een blog daarentegen is een uitermate etherische tekstvorm, en al helemaal voor wie blogt ‘in residence’. Dit was alweer mijn laatste post, Martin rondt morgen ons verblijf op de Tiradesite af – tijd voor nieuwe trommelaars. Het is trouwens niet onmogelijk dat wij dit geschrijf in de marge van onze vertalerij gaan missen. Wie weet hoort u nog van ons.

Rokus Hofstede

Meer lucht!

De École Normale Supérieure in de Rue d’Ulm te Parijs is het meest prestigieuze onderwijsinstituut op Franse bodem. Elke zichzelf respecterende Franse intellectueel heeft er zijn opleiding genoten, de school telt twaalf Nobelprijswinnaars onder haar alumni, en het was dan ook niet zonder trots dat het driemanschap Marjan Hof (Martin de Haan, Jan Pieter van der Sterre en Rokus Hofstede) er in het academisch jaar 2002-2003 haar opwachting maakte voor een maandelijks séminaire over Prousts Contre Sainte-Beuve, georganiseerd door de befaamde ‘équipe Proust’. Aanleiding: de door ons te vervaardigen Nederlandse editie van genoemd boek, dat overigens geen boek maar een berg losse schetsjes is en dus behalve vertaald ook gecomponeerd diende te worden (want in het Frans bestaat er geen bevredigende editie).

Martin de HaanDe lezingen waren goed maar de lucht was slecht, en zo kon het na 1) een vergeefse waarschuwing aan het adres van Rokus, die naast me onverstoorbaar bleef doorschrijven, en 2) het laten van een enorme boer dus gebeuren dat ik ten overstaan van de internationale elite der Proustianen van mijn stokje ging. Laatste gedachte: meer lucht! Waarna ik pas in de ijskoude gang weer bijkwam. Ambulance erbij, transport naar het ziekenhuis twee straten verderop, eindeloos wachten onder veel te weinig dekens, te horen krijgen dat ik maar goed moest oppassen, met drie winterjassen om me heen bijkomen in een ijskoud café, taxi naar het huis van een vriendin van Rokus om daar onder drie dekbedden verder bij te komen. IJskoud.

Heel À la recherche du temps perdu is doortrokken van het gebrek aan lucht dat Proust een groot deel van zijn leven teisterde. Wat doe je als zwaar astmatisch schrijver die de niet veel goeds voorspellende spreuk ‘Arbeidt zolang gij het licht hebt’ tot motto van zijn schrijfproject heeft verheven? Adem zoeken in je werk: eindeloos lange zinnen maken, je boek tussen twee stevig aangelegde oevers laten zwellen als een rivier, net zo lang tot je Tijd is gekomen. Van 1908 tot aan zijn dood in 1922 werkte Proust onafgebroken aan zijn grote roman, waarvan Contre Sainte-Beuve de oertekst was. Het is ontroerend om de weg die hij heeft afgelegd precies honderd jaar later al vertalend opnieuw te volgen en te voelen waar het krampachtige verhaal (over een bedlegerige jongeman die aan zijn moeder uitlegt waarom Sainte-Beuve geen goede criticus was) omslaat in het meesterwerk dat we nu kennen.

Wat niet wegneemt dat ik het nog altijd ijskoud had. Gelukkig had de zelf afwezige vrouw des huizes een wel aanwezig Afrikaans kindermeisje in dienst, dat over helende gaven zei te beschikken. Zo gezegd, zo gedaan: in de afzondering van een duistere kamer, waar alleen een smal reepje licht te kennen gaf dat het buiten volop dag was, ontblootte ik mijn bovenlijf en ontving de magische kracht van een priemende wijsvinger in mijn sternum. En ging opnieuw van mijn stokje.

Moraal van dit alles: zorg altijd voor frisse lucht en ga nooit met vreemde vrouwen mee.

Martin de Haan

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Koen Dobbelaer
    Koen Dobbelaer

    Koen Dobbelaer (2000) is schrijver, scenarist en voormalig kindacteur. Deze zomer studeert hij af van de studie Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht met het filmscenario Een Film Over Familie, een absurdistisch drama over de drang naar maakbaarheid. Dit najaar verschijnt de door hem geschreven film De Laatste Dag in het Leven van Walterus.