[p. 386]
[Tirade september & oktober 1993]
Leo Vroman
Ik Joods?
Dan was Jezus ook mijn vriend
om wiens onverdiende lot
ik even driftig heb gegriend
als om de dood van het zoveelste gebod,
dan knielde ik in mijn verwilderd haar
naast het plakkaat waarop ik
blijkbaar had geschilderd:
Jezus heeft gelijk.
Maar al had ik dat graag rondgetorst
ik liep niet graag te kijk
en Jezus ik dorst het huis niet uit.
Ik had een meisje voor je moeten zoeken.
Daar leefde toch iets in die lendendoeken?
Martha, Maria, je hebt hem toch die nacht
op horen staan en minstens horen plassen?
Jullie moeten toch hebben gedacht
hoeveel meer er aan hem was te wassen
dan die door stof tot slof gelooide voeten?
Van die liefde is de bijbel het skelet,
nergens de huidgloed van het ware leven,
geen pret geen braaksel in een bed,
en wat er toentertijds toch niet ontbrak
maar in geen reisverhaal werd opgeschreven
is ‘Jezus schaterde, en Hij sprak’
[p. 387]
Goed, gelovigen, we hebben haast,
we hebben niet meer zulke eeuwen,
maar je hoeft niet zo te schreeuwen:
Jezus leeft niet hierboven maar hiernaast.
Ja Heer, hier zitten we met halfgebakken heren
extremen onder joden, katholieken,
islamieten en andere geesteszieken,
en de zachtgelovige heeft niets meer te beweren.
Zo kweekt elke groep gewonde wanden,
en zo krijgt ieder geloof verharde randen,
waar blindheid niet gezien wordt als gemis
en gepreekt wordt uit gescheurde tanden,
terwijl ik geloof dat alles heilig is.
Zoals van menselijke ingewanden
waar geen cel, geen adem veilig is
zo dierbaar zijn mijn vleselijke banden.
Hoe meer ik leef hoe meer ik mij herken
als een enkel onbegrijpelijk systeem
waar ik uiterlijk de chauffeur van ben
maar onbegrijpelijke besluiten neem.
Wachtende totdat ik weet op wat
en bij gebrek aan betere gebreken
spreek ik woorden die ik niet zou spreken
als ik ze voor het zeggen had.
[p. 388]
Luister, ik zwijg al van die eenzaamheid
ik ben de draad al kwijt van mijn verdriet.
Nu hoor ik wat de menigte niet ziet
Ik hoor het komen van een vreemde tijd!
Als mijn ogen mij bedriegen
zijn ze door grotere vervangen:
Ik zie de ramen met een vlies van huid beslagen,
ik zie het maanlicht in de aderen dagen,
het zijn vleerkoeien van het andere gebied
Ik zie ze niet vliegen
maar ik hoor ze hangen!
Ik wil opstaan
op raam en wanden slaan
alleen maar om hun haken
van mijn buitenmergsel los te maken
de vleerkoeien van het andere gebied
meer nee, maar neen
ik kan het niet
ik kan het niet alleen