Voornemens

Dit was de zwaarste kerstvakantie ooit. B kreeg een berg werk mee die ze niet voorzien had en zat daar twee dagen aan vast. De werkkamer die ik voor ons bouwde heeft een venster op de woonkamer en terwijl ik op de bank lag zag ik haar zwoegen bij het harde licht van haar laptop.

Nadim werd ziek en ontwaakte de hele avond en nacht uit koortsdromen, ijlend, schreeuwend. De koorts zou vier dagen aanhouden en werd naadloos overgenomen door Ada, die alle expressie waartoe ze in staat is inzette voor pure woede en algehele ontevredenheid.

Ze plakte aan haar moeder, wilde niets van me weten. Geplande uitjes zegden we af, we lieten de afspraken met vrienden die bij ons zouden komen eten staan en beleefden er lol aan, maar kregen katers bovenop het slaapgebrek.

We overwogen de vrienden die zouden komen eten op Oud en Nieuw af te bellen en deden het niet omdat we voelden dat we het niet konden maken.

In de vroege ochtend van de eenendertigste deed ik zwetend inkopen bij de groothandel. Ik haalde wijn en stak de oven aan, schoof het hoofdgerecht erin. We hadden een rustige middag met een familiefilm en hesen ons daarna uit de klamme bank om op te ruimen, groenten te garen.

Om vier uur dronken we wijn en dat hielp. Ik las een hoofdstuk uit mijn nieuwe boek en was ontevreden, maar verbood mezelf te twijfelen aan het project, dat uit de klauwen groeide en diepgaand gesnoeid moet worden. Je weet dan nooit wat je gaat overhouden. Je houdt je hart vast.

De gasten druppelden binnen en deze groep mensen, laat me je zeggen, is me dierbaar. Een zeldzame humor en warmte; tegen half zeven hoorde ik B schaterlachen en niet veel later hing ook ik aan tafel, de arm van mijn broer die eigenlijk mijn zwager is over mijn schouders. Nadim wilde wakkerblijven voor het twaalfuurmoment en danste het hardst van iedereen in de aanloop naar het vuurwerk.

De onderburen klopten aan en we namen iedereen mee naar het dak, staarden naar de lichtjes aan de lucht. De geur van vuurwerk, die zal ik ook missen als het verbod er komt. Als buskruit dat de wonden van het afgelopen jaar uitbrandt, ontsmet.

Terwijl ik dit stukje tik luister ik naar de nieuwe plaat van Trijntje Oosterhuis. Het merendeel van die Nederlandstalige klassiekers wordt beeldschoon door haar uitgevoerd. Dit terzijde. Maar ook weer niet: mijn ex-collega Martijn Bethesda Knol postte vaak de door hem tijdens het schrijven geluisterde muziek onder zijn Tiradeblogs.

Bethesda is een poel in het Bijbelse Jeruzalem waarvan het water helende krachten zou bezitten, maar anyway.

Het werd laat en daarna vroeg. Broer Pim, Lauren en ik waren de last men standing. Om half negen bakte ik scones die niemand at; omdat koude scones vies zijn gooide ik ze weg voordat ik om negen uur – onvast op mijn benen – Ada ging halen bij mijn schoonouders. Ze had een topnacht gehad, sterretjes afgestoken en daarna door alles heen geslapen.

De laatste dagen van de vakantie probeerden we te rusten. Op zondag Dim Sumden we geweldig bij Sea Palace en genoten bijna van het eten, onze tafel bij het raam, elkaar.

Maandag pakte ik het werk weer op in een stil huis waar niemand ziek was, niemand met zweethaartjes in de deuropening van de werkkamer kwam zeuren om ijs. Het einde van de dag liet op zich wachten, ik haalde onze jongen van school en probeerde leuke dingen met hem te doen.

B kwam thuis met Ada en ik kookte, at met mijn gezin, waarvan de jongste helft – het moet gezegd – fucking lastig eet.

Ik haat mensen die klagen, maar doe het zelf vrij vaak. Sorry, daarvoor.

Tweeduizendtwintig wordt fantastisch. Als we elkaar tegenkomen dan zul je merken hoezeer ik me daarvoor inspan. Ik ga je bier geven, je omhelzen en alles wat je me aanbiedt opdrinken. Ik zal niet te vroeg naar huis gaan, genieten van de vrijheid die we hebben, het leven dat we hebben.

Adriaan van Dis meldde laatst ergens dat hij Wees niet zo bang tegen zijn vroegere zelf zou willen zeggen. Ik heb die man altijd bijzonder gevonden en bij het lezen daarvan dacht ik: zie je wel.

Het is vaak niet de situatie die ons zo belast en verzwaart, het is de angst dat alles zo zal blijven zoals alles op dat moment is.

Ik houd van je, vergeet dat niet. Mijn innerlijke James Worthy mag even buiten spelen, en dus houd ik van je zoals Nadim danst. Onhandig en misschien niet al te ritmisch, maar met alles wat hij heeft.

– beeld: Rob Waumans

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

De eenbenige kruisvaarder

De dag waarop ik Frankrijk uitreed, ontmoette ik één van de meest markante mensen die ik tot dusver mocht ontmoeten. De Pyreneeën omhoog puffend werd ik ingehaald door een man met maar één been. Enfin, hij had er wel degelijk twee, het is te zeggen: één heel paar, maar zijn rechter was volledig verschraald. Een verkleumd twijgje, nauwelijks een vinger dik, waarvan de tristesse sterk contrasteerde tegen de blakende kracht van zijn stevig dooraderde, strak gespierde linker.

Dit na een ernstig motorongeval, een aansluitende depressie (met een pijnlijke voortvarendheid had zijn salope van een meuf zich achterop de motor van één van zijn ex-bendeleden geladen) en de daaropvolgende, wilskrachtige beslissing zijn resterende dagen met niet minder ténacité te leven dan die van voor zijn ongeval.

Hiertoe had hij een speciale koersfiets laten maken, op maat van mensen met twee benen waarvan er maar één werkzaam is. Dankbaar gesubsidieerd door het Franse uitkeringenstelsel (dat onder Manu Antoinette weliswaar even snel leek te atrofiëren als zijn rechterbeen), bracht hij zijn dagen nu al fietsend door. Voor 2018 had hij zichzelf niet minder dan 30 000 kilometer vooropgesteld. Toen we elkaar eind november kruisten, lag hij ver voor op schema.

Graag begeleidde hij mij tot aan de grens en graag liet ik mij leiden, want terwijl ik blindelings bordjes volgde, werd de kaart in zijn kop door hoogtelijnen getekend. En terwijl hij de bergoppen danste, in zijn leven en op het pad dat we kortstondig deelden, en ik nauwelijks kon volgen, dacht ik: hoeveel wij van deze man te leren hebben! – De asymmetrische belichaming van steenharde onverzettelijkheid in het aangezicht van de meest cynische grijns van het leven: een intense Ja! aan het nietzscheaanse amor fati…

Wat een man! En toch, zo zei hij, eenmaal aan de Spaanse grens, was hij ook mij dankbaar. Voor het eerst in maanden was hij nog eens van zijn vaste route afgeweken en bovendien vond hij mijn gefiets niet minder inspirerend. Toen ik hem vroeg of ie niet nog snel meereed tot Figueres, waar ik die dag halt dacht te houden en hem graag wat Ricards zou trakteren, verhardde, ondanks de vele hoogtemeters voor het eerst, zijn gezicht. Nee, in Spanje was hij nog nooit geweest. En elders gelukkig ook niet. In Occitanië was hij geboren, en stel je toch eens voor dat hij op een ander zou sterven. Terwijl men weet hoe de tragedie daar bij die Strontspanjolen nooit veraf is en loert om elke hoek. Ook wildkamperen, verweet hij mij, was onvoorstelbaar levensgevaarlijk, om over Marokko nog maar te zwijgen – waarna hij een kwartier lang allesbehalve zweeg over de ontelbare materiële en conceptuele misdaden van dit apenvolk en ook vele andere volkeren anderzijds zijn geliefde bergen, waarvan hij nooit een andere flank zou zien dan die op zijn hoorn- en hersenvlies gebrand.

En terwijl ik richting de Iberische gevaren afdaalde, steeg mijn geconflicteerde eerbied voor deze onverzettelijke racist, die zo compromisloos-contradictoir onze Europese ziel concentreerde, en dacht ik aan Hegel, die ooit over Napoleon noteerde: ‘Deze wereldziel zag ik door de straten rijden […] – het is inderdaad een heerlijk gevoel zo’n individu te zien, dat hier in één punt geconcentreerd, op zijn ros gezeten, de wereld aangrijpt en beheerst.’

 

——

lodeJan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Foto van Jan Lodewijckx
Jan Lodewijckx

Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Precisie en afstand – over Japanse etskunst

Een van de natste films die ik ken is Seven Samurai van Akira Kurasawa: in een goed deel van de film regent het pijpestelen. Waarom werkt het nou zo goed Japanse zwaardvechters in de stortregen aan het werk te zien? Misschien om hetzelfde reden als waarmee het rijstpapieren kamerscherm werkt: suggestie. Door een scherm heen zie je minder, maar je durft beter te kijken omdat je je ook minder gezien weet. Of de gesuggereerde afstand maakt dat je langer en preciezer kunt waarnemen. En omdat iets afleidt van waarom het gaat raak je geïnteresseerder in het hoofdonderwerp. Misschien heeft het zelfs te maken met het wabi-sabi (侘寂) principe, zoals Jun’Ichirō Tanizaki berschijft in zin prachtige essay over de schaduw.

De kracht van deze ets hiernaast van Tanaka Ryōhei is mede ontleend aan dat effect. De truc van deze kale boom heet in de beeldende kunst een repoussoir begreep ik bij de tentoonstelling in het Leidse Sieboldhuis. De gangbare verklaring is dat het onderwerp voor in beeld de kijker de diepte intrekt. Maar bij Tanaka Ryōhei gaat het daar maar ten dele om. Deze etser etst met een aan autisme grenzende precisie een betrekkelijke gering scala aan onderwerpen. Daken steken er in deze beperkte hoeveelheid nog bovenuit. Honderden moet hij er geëtst hebben. En muren en bladeren. En vaak iets wat de diepte versterkt, maar vaker nog een repoussoir dat omfloerst, om achter verborgen te blijven, alsof je met een oog achter de vitrage beter kijken kunt. Dit repoussoir drukt jou weg, houdt jou op afstand. En in en door die afstand is ruimte tot denken. Vervolgens is zijn uitsnede eigenaardig, steeds net iets anders dan je zou verwachten.  De met grote nauwkeurigheid geëtste schijnbaar willekeurige muuroppervlakken raken aan iets wat ik maar nauwelijks begrijp: of preciecer, ik begrijp ze zo goed dat ik me erover verbaas wat dat dan betekenen moet? Waarom wil ik minutenlang naar een heel precies geëtst stuk muur kijken, of een heel nauwkeurig weergegeven half vervallen strodak?

Uitsnede, oppervlak, repoussoir of kamerscherm. Tanaka ziet iets wat ik ook wil zien. En niet begrijpen kan maar ook niet hoef, maar wil blijven zien en niet hoe, maar dat het werkt. En ineens wist ik het: Chr. J. van Geel

 

Bomen

Windstil in het ondragelijk
vermogen om beweeglijk stil
te staan, van niets te leven dan
van lucht, van aarde en
tot humus te vergaan.

 

of

 

Kromboom

Een naar één kant topzwaar verwaaide
boom, diepzwart, naast naar één kant
topzwaar verwaaide bomen – nacht.

Mijn hart is vol verstand van angst.

 

 

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier een stukje over Tanizaki.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Evander

IMG_3543De boot dreef naar de kant alsof het water naar rechts helde, en Evander greep een handvol riet, trok zich een paar meter vooruit. Ook zijn sigaretten waren overboord gevallen, en lagen nu naast zijn telefoon te drogen op het bankje naast de motor.

Een tak of wortel bonkte tegen de bodem. Voor de zoveelste keer stond hij op, tilde de kap weg en tuurde naar het binnenwerk van de motor. Filters en slangen en draden in allerlei kleuren, maar niets leek los te zitten.

Evander trok nog eens aan het koord, vroeg zich af of dit was hoe een verzopen motor klonk, en of bootmotoren eigenlijk verzuipen konden.

Uit zijn rugtas haalde hij de nasi die hij in Brians straat gekocht had. Hij wikkelde de folie van de bak en verwijderde de deksel, at met een van de meegeleverde plasticvorken. Na een paar happen scheurde hij het zakje gele sambal open en verdeelde het spul met de achterkant van zijn vork over de rijst.

Een kleurige vlek in zijn ooghoek trok zijn aandacht: niet ver van de boeg stond een rode ibis tussen het riet, haar veren zo onwaarschijnlijk rozerood dat het leek alsof iemand een witte vogel met een spuitbus had bewerkt. Het beest leek hem te registreren, maar geen gevaar in hem te zien.

Met de minuut won het gezoem van de insecten aan kracht en Evander probeerde te schatten hoe laat het was, maar de zon stond midden boven hem; leek helemaal niet te bewegen. Hoewel zijn jetlag al in de eerste dagen was opgelost, bleven ochtend en middag hier moeilijk van elkaar te onderscheiden.

Evander dronk water uit de vijfliterfles, schroefde de dop terug en depte zijn gezicht met zijn T-shirt, dat hij al na het ronden van de eerste bocht in de rivier in een zak van zijn korte broek gepropt had. Bij de steiger achter het houten huis had zijn neef hem in de platbodem geholpen en de autobanden die als stootkussens dienden binnenboord gehesen. Op het kleine voordek had hij bij het licht van een zaklamp de route uitgetekend, tot drie keer toe vertellend hoe hij elke afslag kon herkennen.

‘Je kunt me altijd bellen,’ had Brian gezegd.

 

________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Een rijtje HaHaHa

Een nieuw kassameisje wordt ingewerkt. De oudgediende haalt mijn pot nachtcrème langs de scanner en zegt joviaal: ‘Kan ik nog iets voor je doen?’

De nieuwelinge reageert geschokt en fluistert: ‘Je moet u zeggen, toch?’

Ze wordt luid en streng gecorrigeerd: ‘Nee, de klant moet zich zo jong mogelijk voelen. Alsof ze jouw vriendin zou kunnen zijn.  Dan voelt ze zich hier thuis’.

Ik krijg een vette knipoog, alsof we samen publiekelijk ons kind opvoeden. Kijk, zo doe je dat: gewoon kalm uitleggen.

 

Thuis krabbel ik het voorval op mijn lijst ‘winkelincidenten’. Ik verzamel gedachten, voorvallen en woorden. Daar houd ik lijstjes van bij. Bovenaan de lijst ‘huiselijke humor’ staan bijvoorbeeld de hardgekookte eieren in de koelkast met een H erop. Samen vormen ze een rijtje HaHaHa. Naarmate de week vordert en er meer eieren in lunch of avondeten zijn verwerkt, slinkt zichtbaar de vreugde in mijn koelkastdeur.

 

Ik verzamel ook verhalen en gedichten over de dood. Daarom las ik Het uur van het violet waarin Katie Roiphe grote schrijvers in hun laatste dagen opvoert. Nauwkeurig volgt ze Susan Sontag, Sigmund Freud, John Updike, Dylan Thomas, Maurice Sendak en James Salter. Zes keer zit de lezer samen met Roiphe aan een sterfbed terwijl de laatste adem uitgeblazen wordt. Haar toon is journalistiek zakelijk maar haar inlevingsvermogen groot. Onder de woorden is niet alleen de scheppingsdrift van grootheden voelbaar, maar ook Roiphes eigen woekerende angst.

Roiphe schetst zes schrijvers die zich een leven lang verhouden tot een mogelijke dood, lang voordat ze ziek worden en daadwerkelijk de laatste fase in gaan. Deze schrijvers waren zonder uitzondering geobsedeerd door de dood. Ze schreven er veelvuldig over. Ze beweerden vooral een journalistieke, kunstzinnige of wetenschappelijke interesse in de dood te hebben, ze beweerden niet zelden vooral levenskunstenaar te willen zijn, en toch tonen hun woorden vele kleuren doodsangst.

Alle zes zwegen ze over het naderende einde toen het zich daadwerkelijk aandiende. Ze ontkenden het gewoon. Freud bleef roken, ook al stonk zijn mond- en keelkanker dusdanig dat zelfs de hond niet meer bij hem in de buurt wilde komen. Sontag liet zich behandelen met de nieuwste en agressiefste methoden en bleef geloven dat zij de sfinx was die uit de dood zou verrijzen.

 

Ik plant de pot anti-rimpel crème op de plank in de badkamer en duik weer in de woorden die Roiphe verzamelde van grote geesten, die grote gedachten verzamelden over sterfelijkheid, maar hun eigen einde nauwelijks onder ogen durfden komen.

Als obsessief vlinderverzamelaar spies ook ik het leven in letters vast om zo de dood te bezweren. Al is het maar in een simpele H op een hardgekookt ei. Daarom sluit ik mijn – voorlopig laatste – blog af met wijze woorden van de Prins der Dichters, Joost van den Vondel. Bijna dagelijks flitsen ze aan mij voorbij in de fietstunnel onder het Rijksmuseum:

De kunst is langk, het leven kort.

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.

foto: Bas de Brouwer

Foto van Berthe Spoelstra
Berthe Spoelstra

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.

Trans-Siberische spoorlijn – Karel voor gevorderden

Irkoetsk in 1996, handel langs het spoor

De samensteller van het boek Karel van het Reve voor gevorderden zei me dat als ik het niet kende ik Siberisch Dagboek (voorjaar 1966) eens moest lezen. In 1966 reist Karel voor de Volkskrant van Moskou naar Chabarovsk. Het stuk blijkt een exponent van een aantal befaamde Karelmethodes: Rusland bespreken vanuit zijn eigen ervaringen, met enorme maatschappelijke en literaire belezenheid achter de hand, met een zeer heldere argumentatie vooroordelen of propaganda te lijf gaand. Dikwijls belandt hij in discussies over het kapitalistisch versus het communistische economisch systeem. Die discussies zijn hilarisch – om Karel van het Reve moet je overigens zeker twee keer per bladzijde heel hard lachen – gortdroog en geestig als hij is.  In Irkoetsk kan hij geen fotorolletje kopen. Zijn gids vertelt hem dat er zoveel foto-amateurs zijn dat alle fotorolletjes op zijn, Karel vertelt haar dat er in 1900 in Irkoetsk minder mensen woonden en wel 5 fotowinkels waren, en dat Nederland ook veel foto-amateurs heeft, maar dat je rolletjes kunt kopen op elke straathoek. En toch blijft Van het Reve  heel vriendelijk tegen zijn gidsen.

Karel van het Reve voor gevorderdenHet is een fascinerende reis. Voor mij misschien extra boeiend omdat ik precies 30 jaar later dezelfde reis maakte. In 1996 reed ik met de trein van Moskou naar Beijing. Zeven dagen en acht nachten, 7.621 km. In het Rusland waardoor ik reed was de plan-economie nog nauwelijks een issue, oligarchen waren bezig grote stukken staatsbedrijven voor een appel en een ei op te kopen om van de verkoop later miljardair te worden. Dat zag ik niet, ik zag alleen berkenbos (waar Karel uitsluitend dennenbos zag, dit blijft vreemd) en het enorme Bajkalmeer waar ook Karel van onder de indruk is. En bij mij was het iets vroeger in het jaar en dus kouder. De kou van Novosibirsk of Krasnojarsk zal ik niet snel vergeten, ze dringt diep in je botten door. Karel zag veel meer dan ik, natuurlijk. Hij sprak de taal en had een enorme kennis van land en een doorleefde kennis van het communistische gedachtegoed.

Het is een opluchting weer Karel te lezen, wie is er vandaag zo geestig, zo slim en zo belezen? Ik ken ze helaas niet. Door Siberisch Dagboek haalde ik mijn eigen dagboek er ook weer bij. Gedeelde eendeneieren, 100 verloren potjes schaak, een postcommunistische restauratiewagendame die steeds net voordat je binnenkomt de deur op slot doet en op de gewijzigde tijdszone wijst die steeds slechts in haar voordeel uitgelegd wordt. Ik heb me – om later te onthullen literaire redenen voorgenomen volgend jaar per trein naar Tarusa te reizen. Ik zal zeer zeker een deel Karel van het Reve meenemen.

In mijn dagboek ook nog de mooie scène waarin een Russisch treinbovenstel op een ander onderstel wordt geplaatst. Rusland heeft een afwijkende railbreedte. Ook hoe dat komt weet Karel. Het heeft met de Amerikaanse schilder Whistler te maken. Echt waar, lees maar in dit prachtboek.

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier ook een stukje over treinreizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.

  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman