An evening with Peter Brook

Waarom ik gisteravond in de Stadsschouwburg in Amsterdam zat met vriend M. was ons niet helemaal duidelijk meer. Ik dacht zeker te weten dat wij samen ooit iets heel moois van Peter Brook gezien hadden. Na reconstructie bleek het  The Mahabharata te zijn, maar eh, hij had hem niet gezien, we hadden de muziek samen geluisterd. (Zie hier voor als je 5 uur en 24 minuten de tijd hebt) In de aankondiging stond dat Brook volgens  The Independent ‘de grootste nog in leven zijnde theatermaker’ is.

In een toch tot onze verbazing tot de nok toe gevulde Stadsschouwburg traden een oude heer en een dame op het toneel. Brook zou geïnterviewd worden door Ruth MacKenzie, artistiek directeur van het Holland festival.

Er zijn gisteren rond de zes vragen gesteld. Bij de beantwoording daarvan gebeurde naar mijn smaak iets magisch. Kort na de eerste vraag over het Parijse Théâtre des Bouffes du Nord  van Brook gaf de oude heer een huishoudelijke mededeling: hij zou op het antwoord van de vraag uitkomen, maar moest eerst wat omtrekkende bewegingen maken. Met de microfoon in de rechterhand gebruikt hij de linkerhand om elegant gesticulerend zijn relaas kracht bij te zetten. In de manier van antwoorden toonde Brook wat hij is: een begenadigd en technisch zeer ingenieus verhalenverteller. Mijn vriend M. en ik hebben twee uur op het puntje van onze stoel gezeten. Zo hoor je niet meer vaak spreken.

Avonturen in Parijs, de manier waarop de crew op Jamaica het juiste hoofdpersoontje van Lord of the Flies vond door in het zwembad naar een baasje te kijken dat dramatisch uit een boom viel en daar tegen de verbijsterde toegesnelde menigte ‘gefopt! riep, de wijze waarop Paul Scofield in vier stappen van zijn stoel naar de set in King Lear kon veranderen, de mate waarin hij niet te regisseren was, want een absoluut natuurtalent. Dat alle kunst en acteerkunst specifiek samen te vatten valt in ‘Art (skills) and heart’…

In Kabul, Afganistan, in de jaren ’50  werd hij op zeker moment in een buitenwijk naar een wijs man gebracht, met wie hij een mooie middag doorbracht. Toen Brook vertrok zei de man: ‘Als je richting Kandahar gaat, ga dan aan je linkerhand een modderweg op, dan kom je bij de gevangenis. Daar, naast een klein bijgebouwtje zit mijn leerling. Een derwisj die in zijn jeugd iets werkelijk verschrikkelijks heeft gedaan. Ik heb hem niet naar de gevangenis laten sturen, maar heb hem gezegd: ga daar zitten, kijk naar de gevangenis, niet mediteren, niet je ogen sluiten, maar kijken. Vertrek als je denkt dat je straf erop zit.’

Peter Brook vertelde gisteren dat hij er toen heen is gegaan, de derwisj zag, de meest intense blik in zijn ogen die hij ooit in een mens zag, en dat hij begrepen heeft waarom hij daar zat. Hij zat in de strengste gevangenis die je je je voor kunt stellen, de gevangenis van jezelf. En: hij zat er nog.

Peter Brook is er ook nog. The prisoner is een nieuw voorgenomen project dat ook Amsterdam zal aandoen.

De bezoekers van de  stadsschouwburg maakten gisteren mee wat een leven lang verhalen maken, films en theater maken met een mens kan doen. Ik heb zes van de mooiste antwoorden gehoord die ik ooit achter elkaar hoorde geven.

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Driver’s seat

Het gaat niet goed met mijn voornemen andermans boekpresentaties te bezoeken. Afgelopen zondag miste ik die van Elke Geurts: Ik nog wel van jou.

Als boetedoening las ik de interviews met haar in onze weekendkranten. Een van haar antwoorden uit het stuk van Evelien van Veen (De Volkskrant) raakte me:

“Ik zag in dat ik niet echt voor hem beschikbaar was, nooit helemaal. Dan heeft hij het nog lang volgehouden, 24 jaar met iemand die niet helemaal beschikbaar was.”

Dat ben ik, dacht ik: iemand die er doorgaans maar ten dele is. Ook ik kies er vaak voor ‘vrij’ te zijn, zoals Elke het elders in het interview noemt.

Waar gaan we dan naartoe als we vrij zijn? En is Elke op die momenten écht vrij, of kan ze er nooit van genieten omdat ze – net als ik – verscheurd wordt door het besef van wat er allemaal voorbijgaat terwijl zij er niet is?

In de witte kamer lijkt de tijd niet te verstrijken. Een schrijver kan in rust zijn zin afmaken, de kamer verlaten en ontdekken dat zijn kinderen het huis al uit zijn.

Hij liep het leven dat hij zo mooi beschreef zo vreselijk mis, is niet iets wat je op je zerk wilt, maar zonder afstand geen gemis en zonder gemis geen noodzaak het leven te beschrijven.

De laatste keer dat ik terugkwam uit Suriname landde ik met een brandend verlangen nooit meer een moment te missen. Ik herinner me dat ik vrienden hier in Amsterdam vertelde dat ik klaar was met mijn dissociatieve aard, zou gaan proberen vaker aan te staan. Waar sloeg dit leven op als ik er niet elk moment met mijn volle aandacht bij was? Ik zou geen bijrijder meer zijn in mijn eigen bestaan. No sir.

Hoe lang duurde het voor ik met fluitende oren terugkeerde naar de witte kamer? Een week?

Misschien ben ik snel overprikkeld, is contact wat ik het meest verlang en slechtst verdraag.

Er gaat geen dag voorbij waarop ik me niet vervloek. Een – wat magere – keerzijde zijn deze stukjes. Ik hoop maar dat je ze mooi vindt.

Een groet, vanuit de witte kamer.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Wonderbare wezens – redactietips

Ik heb vanaf het moment dat ik hem zag een diepe liefde opgevat voor Scheurbek, of Bukbeak, de hippogrief  (half paard en half adelaar) uit Rowlings Harry Potter reeks. In The New Yorker van deze week staat een vermakelijk stuk over ‘Fantastic Beasts and How to Rank them’ van Kathryn Schulz. Waaruit niet alleen blijkt dat mensen verbijsterend eensgezind zijn over welke fabeldieren een hogere waarschijnlijkheid hebben dan andere, maar ook in welke mate onze capaciteit te redeneren over onzin ons verder helpt in de wetenschap, en de ondergrond vormt voor literatuur. Aristoteles wordt opgevoerd die in zijn poetica meldt dat wanneer je iets onwaarschijnlijks opvoert dat gewoonlijk verschijnt met iets anders, je dat andere ook opvoeren moet om de waarschijnlijkheid te vergroten.

Goede redactionele tips.

In Daniel Kehlmann’s nieuwe roman Tyll maakt deze wonderboy van de Duitse literatuur gebruik van de Duitse (en Nederlandse) volksheld Tyll Uelenspiegel. Deze nar zonder respect voor bestaande structuren was altijd al en is wederom in Kehlmann’s roman een overgangsfiguur naar de nieuwe orde. Ik heb in nog geen recensie de Alternative für Deutschland genoemd zien worden, maar Tyll is ook politiek duidbaar.

Kehlmann’s aristotelische truc is dat hij er een andere onwaarschijnlijke figuur bijhaalt. een denkende middeleeuwse molenaar, die boeken leest, nadenkt over de baan van de maan, kruiden verzamelt en weet hoe vloeken werken. De man doet veel denken aan een historische figuur Menocchio (1532–1599) een molenaar aan wie de Italiaans historicus Carlo Ginzburg zijn wereldberoemde studie De kaas en de wormen; het wereldbeeld van een zestiende-eeuwse molenaar wijdde.

Kehlmann plaatst deze twee figuren naast elkaar zoals hij dat deed in Die Vermessung der Welt, waar natuurvorser  Von Humboldt en wiskundige  Carl Friedrich Gauß het toneel deelden. Wat kunnen wij leren van Kehlmann? Allereerst dat hij Aristoteles’ suggestie  gevolgd heeft in de zin van dat een onwaarschijnlijke figuur afleidt van of bijdraagt tot de geloofwaardigheid van een andere ongeloofwaardig figuur.

De molenaar is een ongelofelijk type, maar historisch, de waanzinnige heksenprocessen in dit boek zijn ook historisch. Het wonderschepsel Tyll is dat waarschijnlijk niet, maar Kehlmann koos een figuur van alle tijden, iemand die af weet te leiden, inspeelt op de domheid en de ijdelheid van het volk, de leugen doet regeren.

Tyll is Trump avant la lettre.

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Andere kant

Ik tikte deze blogjes steeds op dinsdagavond als B naar bed was, in een afkoelend huis met het donker om me heen getrokken.

Omdat mijn day job de laatste tijd ook ‘s avonds beslag op me legt lukt dat niet meer, en dit schrijf ik dan ook terwijl B onze zoon naar school brengt.

Dochter Ada speelde een tijdje met Duplo op de vloer achter me – opvallend, hoe zwaar baby’s door hun neus kunnen ademen – inmiddels zit ze op mijn schoot. Elke derde letter is van haar en elke vierde aanslag een backspace.

Laatst keek ik The Only Living Boy in New York. De film haalde een oud gevoel naar boven, deed denken aan de sfeer in de boeken van Paul Auster, die me een tijdje liet geloven dat er zoiets bestond als schrijver zijn. Ik hoefde alleen maar dat eerste boek uit te geven en een even betekenisvolle als melancholieke wereld zou voor me open gaan.

Toen mijn bundel nog uit moest komen heb ik een ochtend in een coffeeshop in Brooklyn zitten schrijven. Zie het als een bedevaart. Daar ontstond het verhaal Omar, over een jongen die op een winterochtend denkt aan zijn verslaafde moeder. Recensenten zouden Omar later het beste verhaal van mijn debuut noemen. Dat durfde ik niet te dromen terwijl ik eraan werkte met die dampende espresso naast mijn elleboog, maar ik wist wel dat de sfeer ervan bijzonder sterk was.

Nu ik me een aantal jaren schrijver noem is de wereld die Paul Auster opriep niet meer dan een prachtig sprookje gebleken.

Henk van Straten schreef in een van zijn blogs dat lezers vaak raar opkijken als ze hem ontmoeten. Hij zou niet lijken op de Henk uit zijn stukjes. Zou de echte Paul Auster de sfeer bij zich dragen die ik in zijn boeken vond?

Wat ik in mijn eigen werk laat zien is mijn stille, liefhebbende, contemplatieve kant. Wie zich daartoe aangetrokken voelt zal raar opkijken als hij me in het nachtleven tegenkomt.

Toch houden lezer én schrijver waarschijnlijk het meest van diezelfde kant.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Free speech – Story en Privé heten nu twitter en facebook

In  Free Speech: Ten Principles for a Connected World  toont Timothy Garton Ash heel mooi en overzichtelijk hoe een door de Amerikaanse Defensie gesubsidieerde reeks computers in de jaren ’50 die een netwerk vormen, tot een wereldwijd internet uitgegroeid is en wat dat betekent. Het eerste bericht dat ooit verstuurd werd luidt ‘Lo’ en het had ‘Log’ moeten zijn maar voordat de computers aan de laatste letter aankwam crashten ze.

O zalige tijd. Dat zouden meer computers moeten doen.

Het is wel eens goed met een slimme gids het pad te lopen vanwaar we kwamen. We kwamen hiervandaan: de eerste website ooit zag er zo uit. In deze eerste website uit 1990 toont Tim Berners-Lee wat de uitgangspunten zijn van zijn idee van een wereldwijd web.

Daarna begon het tijdperk van het Vrije Woord. Verbazingwekkend is altijd hoe bladen als Story en Privé hun tijd ver vooruit waren. Hoewel ik zeer welbewust geen Twitter- of Facebookaccount heb spuit de flauwekul toch ook soms mijn kant op. Het verweer van twitteraars is altijd dat de Tunesische Lente niet mogelijk zou zijn geweest zonder Twitter. Dat de beste berichten kort na een ramp via Twitter komen. Ja, en in playboy las je altijd de beste interviews. Twitter en facebook spreken het ‘rel-gen’ in de mens aan. #metoo heeft natuurlijk veel mensen bevrijd, neem ik aan. Toch is de mate waarin hele drommen van mensen zich in allerlei relletjes storten ook echt verbazingwekkend en misselijkmakend. Er branden nu wel vier van die flauwekulvuurtjes.

Op internettijddschrift Tzum wordt een redacteur bij naam genoemd die geslachtofferd werd in het #metoo geweld. Terecht of onterecht lijkt me geen kwestie. Wat hebben we er allemaal mee te maken? Dat lijkt me relevant. En waarom wil zo’n flutblad als Tzum dan zo graag zijn naam noemen? En dan schijnheilig semi-journalistiek na-beargumenteren. Schei toch uit. In de prullenbak met die Privé -Tzum.

De opnames van House of Cards worden stilgelegd omdat men iets verneemt over Kevin Spacey. De hele wereld draait door over Jelle Brandt Corstius die een redelijk goed aan te wijzen persoon beschuldigt, maar niet bij naam noemt. Is dat niet iets tussen die heren? En als het antwoord daarop is ‘Nu durfde ik pas, en ik heb toegang tot de praattafels’, hoe moet dat dan met mensen die dat niet hebben? Is het wel zo emancipatoir?

Seksueel overschrijdend gedraag is laakbaar, zoveel is evident, maar waarom moet iedereen die toegang tot de media heeft, en volgens Garton Ash is dat in de westerse wereld tussen 80-100%, zich daar dan op storten? Of om de rellerigheid nog wat te verbreden: als Charlotte Mutsaers niet goed genoeg naar een mediatrainer heeft geluisterd, moet daar dan een hoeveelheid berichten over rond gaan die makkelijk een telefoonboek vullen. Van mij niet.

Ik probeer de vraag te stellen vanuit je hoofd wanneer je -als god het wilt – 96 jaar bent geworden en terugkijkt op je leven en denkt: deed ik het goed: was het nou zinnig dat ik alle relletjes najoeg op Twitter en Facebook, net als men het bij de kapper in de jaren ’80 deed. Werd ik er een beter mens van? Wat leerde ik? Waarin verschillen deze relletjes van ouderwetse roddel en achterklap? Wat brengt sensatiezucht van dit type me nu eigenlijk? Standrecht. Volksgericht.

Of elementairder: wij richten onze aandacht hierop. Waar zouden we onze aandacht beter op kunnen richten? Is dat een erg idealistische of brave vraag? Ik wil die vraag toch wel stellen. Uit verbazing en verveling. We zijn hier aanbeland. Het is zo oninteressant. Maar willen we dat? Levert het ons genoeg op? Is het interessant genoeg? Is ons brein hiervoor bedoeld? Voedt het zich er voldoende mee?

Tien minuten naar bijvoorbeeld onderstaand gedicht kijken is in eerste instantie minder aantrekkelijk dan een relletje, maar laat je achter met een veel beter gevoel.

 

Lied van de zee

Capri, Piccola Marina

Oeroud waaien uit zee,
zeewind bij nacht:
jij slaat op niemand acht;
als iemand waakt,
moet hij maar zien waarmee
hij jou doorstaat
oeroud waaien uit zee,
wind die alleen
waait als voor oeroude steen,
die wijd en zijd
louter ruimte doorsnijdt…

O hoe voelt jou die ene
bottende vijgeboom
waarover maanlicht stroomt.

(R.M. Rilke, vertaling Peter Verstegen)

 

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Dat

Mijn dochter begint later met praten dan mijn zoon. Nadim zei op haar leeftijd papa, mama, paard en molen, maar in haar bijna twaalf maanden heeft Ada alleen het woordje dat gezegd.

Ze wijst erbij, en haar woord drukt altijd een wens uit. Het bedoelde ding, dier of mens wil ze vastpakken, voor zover het gaat in haar mond stoppen.

Als je het geliefde object vervolgens bij haar weghaalt wordt Ada enorm kwaad. Ze schreeuwt harder dan je van zo’n klein mens zou verwachten.

Wat bij baby’s verdriet genoemd wordt is in mijn ogen vooral boosheid, frustratie. Verdriet lijkt iets van een andere orde, iets wat later komt.

Voor verdriet heb je de interpretatie van een verlies nodig, het vermogen te wanhopen omdat je weet dat een geliefde misschien wel wegblijft.

Misschien is alle taal een poging om een afstand tot iets wat we wensen te dichten. Zo ja: wat zijn die verhalen van me dan?

Wat is mijn dat, hetgeen ik hoop te krijgen en waarvoor ik al mijn woorden inzet?

Net als Ada laad ik mijn mandje vol met waar ik graag naar kijk. Ik kies beelden, plekken, personen. Dat, zeg ik. Dat. En dat ook.

Als iemand me een personage afnam zou ik krijsen net als zij. Of ik ook verdriet zou voelen weet ik niet. Misschien gaat dat te ver voor fictie.

Misschien is de wereld van mijn dochter nu nog fictie; wordt het allemaal pas echt als ze leert dat dingen en personen voor altijd weg kunnen blijven.

Is het vermogen verdriet te voelen een gevolg van het besef van tijd?

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.