Wat het graan ons aandoet – de valstrik van de luxe volgens Harari

Een op de drie boeken vorig jaar onder de kerstboom was volgens mij Yuval Noah Harari’s Sapiens, een verfrissende kijk op de geschiedenis van de mensheid. De neiging om ver voor de geschreven bronnen te kijken als historicus is toch nog betrekkelijk nieuw. We waren nog al lang tekst-gepreoccupeerd. Het plaatst de mens in een verrassend perspectief. Er zijn twee duizelingwekkende jaartallen te onthouden in dit verhaal: 70.000 jaar voor nu, en 12.000 jaar voor nu. De oudste datum is die van de ‘cognitieve revolutie’, het moment dat de Sapiens zich langzaam losmaakt van zijn naaste verwanten en door een nog steeds niet volledig begrepen spurt in zijn denken de overhand krijgt onder de andere mensachtigen, en zich gaat verspreiden vanuit Afrika, via het Midden-Oosten over – betrekkelijk snel – de hele wereld. Het tweede jaartal is dat van de ‘agrarische revolutie’, het moment waar elke cultuur wel een ontstaansmythe over heeft, namelijk wanneer Sapiens zich de landbouw eigen maakt.

Verfrissend aan Yuval Noah Harari’s verhaal is de duidelijke weerzin die hij voelt jegens deze laatste revolutie: als jagers-verzamelaars werkten we zo’n 6 uur per dag, vulden de rest met lummelen en klooien. We hadden een buitengemeen divers menu, leefden in kleine groepen, waren relatief gezond, hadden een aardige levensverwachting als je de kindersterfte er even aftrekt.

De agrarische revolutie is voor Harari een behoorlijke terugval in de kwaliteit van leven: door grotere gemeenschappen woekeren de ziekten, we beulen ons af, we zijn afhankelijker van minder soorten voedsel, meer oorlog wegens meer bezit, een eenzijdig menu. Het begin van het sappelen zou je kunnen zeggen.

Harari weet er dan soms een inzicht van Dawkinsiaanse vindingrijkheid in te moffelen. Zoals dat het toch knap is hoe de plantensoort graan de mens heeft weten te domesticeren. Niet andersom inderdaad. Het graan heeft op een of andere manier de hoger diersoort Homo Sapiens zo ver gekregen zijn volledige bestaan in dienst te stellen van het zo ruim mogelijk reproduceren van het DNA van graan. Graan is een van de meest succesvolle planten in de geschiedenis van de aarde! Dank zij zijn immer in het zweet zijns aanschijns door ploegende en ploeterende mens.

Als iets je wel duidelijk wordt bij het lezen van Harari is de mythe van vooruitgang waarin we leven. En dat er van vooruitgang eigenlijk steeds geen sprake is. Het schrift begon doordat er meer informatie was dan ons brein aankon, religies en staten zijn mythes die helpen bij het in grotere dan stamverbanden organiseren van mensen. De agrarische revolutie was een poging tot eenvoudiger leven die we niet konden overzien en die leidde tot veel meer problemen dan we daarvoor hadden, de ‘luxury trap’ waar we sindsdien steeds maar waar weer ingetrapt zijn. Internet en informatie zal er ongetwijfeld weer zo een zijn. Het leek zo makkelijk, maar leidde ons dieper in de problemen dan we zaten.

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, kookt zich gestaag door kookboeken heen, en droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Andere tijden

Het was zondag, de lucht grijs als het asfalt van de A58 waarover we reden. B en ik waren onderweg om afscheid te nemen van haar oom A, voormalig actief communist en psychiater. Door een complicatie bij zijn ziekte was de verwachting dat hij het niet lang zou maken.

We praatten weinig, vanwege het verdriet van B’s tante, maar misschien ook door de spagaat waarin we zaten: jarenlang was dit de weg naar een van de fijnste plekken ter wereld. Oom A’s zomerhuisje in Zuidzande lag tussen eindeloze velden aan een lange onverharde laan. Alleen de populieren ruisten er, en als je even naar het westen fietste nam het ruisen van de zee het over.

Hier plukte Nadim zijn eerste appel, leerde hij fietsen en rolde Otis de Hond als puppy knorrend van genot door een rottend eendelijk.

In het huisje in Zuidzande waren B en ik tijdloos, vrij en samen. Het licht is er zo fel dat zelfs de donkerste gedachte onder het tapijt schiet, het internet te traag voor het checken van je mail. Omdat de gaarden rond het huis biologisch beheerd worden kun je er eten uit de berm, en ik kookte met zoveel liefde wilde groenten op die twee kuttige butapitten dat mijn hart er bijna van knalde.

Oom A bezat ook een huisje in Venetië vlakbij San Giorgio. Het lag aan een klein plein dat tot een paar jaar terug een van de laatste toeristenloze plekken van de stad was. Ook hier kwamen B en ik al sinds ons begin. Ook hier kon ik janken van geluk als we aankwamen.

Als we met B’s oom en tante afspraken zei ik altijd hoe blij we met hun huisjes waren; wat het voor ons betekende erheen te kunnen. A reageerde steevast door te vertellen hoe mijn favoriete plekken er vroeger uitzagen, hoeveel mooier het nog was geweest.

Je kon A prima plagen en ik noemde hem een brombeer, maar wat hij vertelde ging niet langs me heen. Dat het vroeger zoveel rustiger, mooier, échter was: een kwestie van tijd tot ik dat allemaal zélf ging vinden.

Vijf jaar geleden waren we voor het laatst in La Serenissima. B huilde toen we de Campielo del Figareto verlieten. Het huisje zou dat najaar verkocht worden aan een Frans echtpaar.

‘Kom schat,’ zei ik, en trok aan B’s hand. ‘We missen de boot nog. We vinden wel een ander huis, je zult zien dat we gewoon nog elk jaar visjes kopen bij de Rialto.’

Maar we vonden geen betere plek. We zijn niet meer samen in Venetië geweest, en inmiddels durven we niet meer. Bang dat nu ook op Campo Ruga en in de Via Garibaldi viertalige menu’s achter de ruiten hangen.

Een tijdje terug las ik voor in Arti et Amicitiae, en werd aangesproken door een bejaarde man die me de groeten deed van Gabriele Bianchi, een wat oudere Venetiaanse vriend.

Ik voelde me een verrader, schreef een briefje aan Gabriele dat de man beloofde bij zijn winkel af te geven. Op weg naar huis vroeg ik me af of Anna en Francesca er te zijner tijd aan zouden denken ons uit te nodigen voor zijn begrafenis.

A lag in de huiskamer op zo’n bed met geruisloze wielen. B ging aan het hoofdeind zitten en pakte A’s hand. Het was duidelijk dat zijn geest nog scherp was en net als altijd grip probeerde te krijgen op wat hem overkwam. Maar de woorden: ze wilden er niet uit. Zelfs korte zinnen leken A volledig uit te putten.

Toen B opstond om thee te zetten nam ik haar plek in. Ik hield A’s hand vast – iets wat we nog nooit hadden gedaan en waarbij ik me afvroeg of hij het ongemakkelijk vond – en zei dat ik was gekomen om hem te bedanken. Dat ik mede dankzij hem zo vrij en zo gelukkig ben geweest. A richtte zich een beetje op. Ik bracht mijn oor naar zijn mond.

‘Nou,’ raspte hij. ‘Dat is dan graag gedaan.’

Hij klopte op de rug van mijn hand. Even dacht ik dat hij wilde aangeven dat het genoeg geweest was met dat handjesvasthouden, maar hij trok me nog iets dichterbij.

‘Wees sterk,’ zei hij. ‘Zorg goed voor ze.’

Daar zaten we, de bijna dode man en ik. Ik wilde daar naast hem zitten en geloof dat hij wilde dat ik naast hem zat. Zolang het kon wisselden we nog wat klanken uit. Er was misschien heel veel te zeggen, maar we deden het niet echt.

Ik stond op. Kuste hem. Zei dag.

In stilte reden we terug over de A58. Ik zou nooit meer tegen B zeggen dat het wel meeviel. Mensen en plekken gaan soms echt voorbij.

Nu staat het huisje in Zuidzande te koop. Red het en heb het lief. Wij kunnen het niet betalen.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Jun’ichirō Tanizaki

In de slipstream van Murakami, – die zich in zo’n populariteit verheugen mag dat er complete festivals rond zijn werk uit de grond gestampt worden – bereiken nu toch ook steeds meer Japanse schrijvers het grote publiek. Na Kenzaburo Oe is Kazuo Ishiguro de eerste auteur met Japanse achtergrond  die recentelijk de Nobelprijs ontving. Daarvoor hadden we in 1968 nog Yasunari Kawabata. Drie Groten dus. Maar vergeet het Japanse bibliotheekje van Coppens & Frenks niet.

Ishiguro’s debuut A Pale View of Hills, is een opmerkelijk Japans verhaal, dat zich vooral in het naoorlogse Nagasaki afspeelt. Een opvallende overeenkomst met werk van bijvoorbeeld Murakami is een dunne grens die het verhaal soms scheidt van het surrealistische of horror-achtige. Duister is het hier en daar.

In februari verschijnt bij Van Oorschot Junpei Gomikawa’s Menselijke voorwaarden een zeer omvangrijke en buitengewoon Japans meesterwerk in een vertaling van Jacques Westerhoven. Nu al in de winkels dit boek van Jun’ichirō Tanizaki: De brug der dromen.

Zijn essay Lofzang op de schaduw is terecht befaamd, al was het alleen maar omdat je je in een Europees essay zo moeilijk kunt voorstellen dat er pagina’s lang de lof gezongen wordt van lekker op het schijthuis door de kieren heen naar het bos kijken. Een verfrissend architectonisch essay dat je ook weer eenvoudigweg doet uitzien naar het duister. Maar veel van zijn verhalen zijn verrassend. Ik vond in deze bundel naast het geweldige voorwoord van Jos Vos, de vertaler – zo lees je maar weinig voorwoorden – de verhalen De brug der dromen,  en Het geheim, Omtrent mijnheer Van de Groenheuvel echt heel bijzonder.

In dat laatste verhaal schrijft een regisseur in zijn testament aan zijn knappe vrouw die zijn muze en belangrijkste actrice was een ontmoeting met een man die veel meer van zijn vrouw bleek te weten dan hijzelf. Wat met een onschuldig tekeningetje van het precieze kuiltje in haar kin  en de loop van haar hals begint, eindigt in een verrassend onaangename apotheose. een profetisch verhaal over massacultuur.

Wanneer je eerst het schaduwessay leest en dan de rest, dan valt de schaduw van dat essay over alles heen, het is een vast motief in Tanizaki’s werk. Duister en schaduw als ruimte voor verlangens en dromen. Maar ook een platonisch besef het echte leven niet te leiden. Ook die van de perverse zakenman in het filmverhaal:

‘Als je iemands hele lichaam kent, behalve een of twee delen, kun je daaruit opmaken hoe de rest eruit ziet, zoals je bij een algebraïsche vergelijking onbekende grootheden afleidt uit bekende. Aan dit principe getrouw, beweerde de man dat hij  de nog onbekende delen van je lichaam had ‘afgeleid’ door alle stukjes naast elkaar te leggen die hem uit filmscènes bekend waren. Zo was hij aan de weet gekomen hoe je bilspieren in zon en schaduw werden gedompeld.’

 

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Samen schrijven

Anne-Marieke Samson stelde voor dat zij, Wytske Versteeg en ik samen een verhaal zouden schrijven. We spraken af in een café en op weg naar die afspraak bedacht ik al hoe ik zou gaan melden dat ik daarvoor geen tijd had.

Er was nóg een reden waarom ik nee moest verkopen: ik heb in elke periode maar een beperkte hoeveelheid verhaal in me en dit nieuwe plan zou aandacht wegtrekken van de roman waar ik aan werk.

Het was een koude avond. Ik bestelde koffie met Calvados en liet me meeslepen in hoe we dit project zouden kunnen aanpakken en wat de kern van ons verhaal zou zijn. Het stemmetje dat nee zei viel al snel weg in het geraas van het Rembrandtplein (we zaten op het verwarmde terras van Schiller).

Ik luisterde naar A.M. en Wytske en bedacht dat er in een jaar maar een paar momenten zijn waarop ik me écht schrijver voel. De presentatie van een eigen boek is zo’n moment, de presentaties van anderen zijn dat ook wel. Ik gaf de laatste tijd les en dat helpt: jezelf horen praten over hoe dat nou moet, een boek schrijven. Maar in het komende semester kan ik wegens drukte geen cursus / lesblok meer verzorgen.

Ik fantaseerde mee over een onderwerp, personages, de opbouw van wat we al snel een novelle noemden. Het begon te regenen en werd rustiger op het plein. Mijn nee leek met het avondvolk opgelopen en om de hoek verdwenen.

Schrijvers werken alleen. Soms mailen ze elkaar, meestal over leestips. Ze zien elkaar op presentaties, bij interviews en – als ze mazzel hebben – op het boekenbal.

Maar schrijven is communiceren, dus is er altijd een belangrijke ander, degene van wie je mag aannemen dat hij luistert, op de juiste momenten knikt en geraakt wordt als jij dat zelf ook bent. Het geluk van de schrijver is dat hij niet afhankelijk is van de reactie van zijn publiek om kunst te kunnen maken. De ellende schuilt er (onder andere) in dat wat hij aan het maken is niet kan worden bijgestuurd naar gelang de reactie van zijn publiek mee- of tegenvalt.

Nu werk ik elke maandag aan twee bladzijden voor Het debuut van Job C. Zwaluw. Over een paar weken zien we elkaar om te bespreken waar het allemaal heen gaat, om de lijnen op elkaar af te stemmen. Mijn deel van Het debuut is op mijn manier geschreven, maar ik merk dat er iets anders is, dat ik aan Anne-Marieke en Wytske denk terwijl ik werk. Alsof de onzichtbare lezer waar ik altijd tegen praat opeens bij me in de kamer staat. Staan. Alsof ze bij me in de kamer staan.

Een ochtend per week zit ik met zijn drieën in de witte kamer. Het is onwennig, het is druk, maar het is niet alleen.

Ik heb heel erg zin in onze tweede afspraak. Het gaat vast prachtig worden.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Hoarding

Toen ik bezig was het grofvuil aan de straat te zetten kwam er net een dame uit een busje gestapt.

‘Zo, grote opruiming? Fijn hoor, ik ben op zoek naar van alles. Jullie hebben zelfs plastic bloemen, zie ik.’

‘Daar hebben we er nóg wel een paar van. Hebben?’

‘Nee, moeders is niet gek. Ik kan niet alles zomaar meenemen. Dan zou ik dit er ook bij krijgen, zeker?’ zei ze terwijl ze met een aluminium tafelpoot of wat daarvoor doorgaat naar de stapel wees.

Onder de lantaarnpaal stonden, met dank aan de buren, onder meer een bankstel (hoekmodel), een lage kast, drie matrassen en een soort kinderledikant, met daartussen allerhande zooi. Terwijl ik het laatste van onze lading ging halen graaide zij tussen de aangespoelde vuilniszakken en de uitgespreide kleding. Toen ik terug was had ze alles wat ik net naar buiten had gebracht in haar busje gemikt. Behalve het neppe Perzische tapijt.

Toen ik hierover aan iemand vertelde was de reactie dat ze weleens een zelfbewuste hoarder kon wezen. Iemand die tegen de klippen op dingen hamstert dus, en dat kan van alles zijn. Sommige leggen erop zich toe zoveel mogelijk van één ding op te potten, terwijl andere juist alles bij zich willen houden. Ik hoorde laatst een voorbeeld van iemand die nooit reclamefolders weggooit, waardoor het huis nu vol flyers ligt. In het bijzonder die van de lokale pizzaboer.

Een hoarder verschilt van een verzamelaar doordat-ie geen hiërarchie in al die spullen weet aan te brengen. Verzamelaars zijn er over het algemeen op gebrand de samenstelling hun verzameling te verbeteren door wat toe te voegen of te laten afvloeien. Hoarders zijn daarin niet geïnteresseerd omdat het hun niet gaat om de waarde van afzonderlijke spullen maar om het in stand houden van het geheel. (Dat wil niet zeggen dat een verzamelaar geen trekken van een hoarder kan hebben of andersom.)

De vraag waarom iemand aan het hamsteren slaat wordt meestal zo beantwoord: van de persoon in kwestie is vroeger, in de jeugd, iets afgepakt en dat verdriet is nooit overwonnen. Om zulk verlies te voorkomen koestert iemand een verzameling spullen.

Dat lijkt mij kort door de bocht maar niet onaannemelijk. Interessanter vind ik de vraag waarom de een zich toelegt op pizzafolders en de ander alles opscharrelt wat-ie bij het scheiden van de markt maar kan vinden. Soms hangt dat helemaal niet samen met het voorwerp uit bovenstaande theorie.

Ik sluit af met een voorbeeld van iemand die alles hamsterde. Toen ik net Amsterdam kwam wonen deelde ik een appartement met huisbaas W. Hij ging steevast aan het eind van de dag naar het Waterlooplein om daar het overgebleven spul te halen. Zodoende stond het huis vol met allerhande dingen waarvan ik me al vrij snel niet meer afvroeg waar ze goed voor waren. Mijn kamer had ik ‘gemeubileerd’ gehuurd, wat betekende dat het net als de rest van de ruimte als opslaghok diende. Toen ik op een goed moment een aantal kitscherige schilderijtje naar de gang had verplaats zei W. streng dat ik ze beter aan hem kon geven, ‘want die konden nog weleens geld waard zijn’. De koelkast stond in de badkamer en als je wilde douchen moest je eerst een kuub spullen verplaatsen.

Desondanks hielden we het goed met elkaar uit. Ik mocht gebruikmaken van zijn verzameling muziekinstrumenten, maar toen ik een keer zijn Korg Mini had gepakt werd hij boos. Dat was niet de bedoeling. Wat er achter zijn hoarding zat weet ik niet. Voordat ik het hem kon vragen verhuisde ik en W. overleed na een kort ziekbed.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds vier jaar blogt hij voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Gratis proza #13: Micha Meijer

Het was het einde van de middag en zo donker als de nacht. Ook voor een mager jong als Micha was het ijs te dun. Ik stond op de kant terwijl hij stampte, danste, op en neer sprong op de krakende plaat.

Nu ik hem over drie weilanden tot in de uiterste hoek van zijn vaders veld gejaagd had kon hij geen kant meer op. Achter hem hongerde het wak.

In mijn hand hield ik een ijsbal ter grootte van een kinderkopje. Iedereen zou raden wat er te gebeuren stond, maar ik was alleen met Micha en een diepzwarte hemel. De lantaarn op de dijk wierp een lange schaduw voor me uit: een spook met één skelethand, de andere een moker. Misschien verwachtte ik de stem van vader nog te horen, die van oom Gerbrand of mijn moeder die me voor het avondeten binnenriep.

Het spook hief zijn mokerhand en liet een ijsbal vliegen die op duizenden manieren het hoofd van Micha had kunnen missen, maar missen deed hij niet. Het geluid kende ik: dat van een erfpaal die de bodem in geslagen wordt. Terwijl Micha viel keek hij met grote ogen door me heen naar iemand die achter me in het veld leek te staan. Alsof Micha voordat hij in één vloeiende beweging onder het ijs gleed, zag wie ik werkelijk was.

Terwijl ik naar het wak schuifelde, op handen en voeten tot aan de rand ging en de sneeuw wegveegde om door het ijs te kunnen kijken, besefte ik dat er onder al het menselijk handelen patronen liggen waaraan we ons niet onttrekken kunnen; dat de moordenaar degene is die het wapen vastheeft, niets meer dan dat. Toen mijn vaders stem vanaf de dijk klonk en ik een jongen met lege handen werd die zijn klasgenootje onder het ijs had zien glijden, legde een ander patroon me op Micha achterna te duiken en in die zwarte wereld om me heen te maaien tot de lucht leek te ontbranden in mijn longen en ik mijn gevoelloze handen opdracht gaf om wat dan ook vast te grijpen en mee omhoog te sleuren.

Mijn vader trok me uit het gat, blauw als een smurf, mijn hand verkrampt om Micha Meijers pols, en ik werd voorgoed degene die zijn leven waagde om een klasgenoot te redden.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.