Elfie Tromp – Ich bin von Kopf biss Fuss

1947. Perron 6 in Arnhem is gevuld met petten, gleufhoeden en een enkele kale knar. Het is druk op de zakenlijn naar Mannheim; na zo veel jaren schaarste is de toekomst een koortsdroom die iedereen druk doet voortijlen. Zo ook mijn opa. Daar staat hij, onze Harry, onder de smeedijzeren bogen van de restauratie. Precies zo oud als ik nu en net getrouwd. Hij draagt zijn driedelig gekamd wollen pak. De pijp van zijn linkerbeen tien centimeter langer dan de rechter. Daaronder de orthopedische klompschoen, hoogglanzend opgewreven. Een zijden das met bloemmotief strak om zijn nek gestropt. Gouden dasspeld. Zijn onderkin hangt als een bleek servet over de stijve boord van zijn overhemd. Ook al is zijn huwelijk nog maar een jaar voltrokken, zijn trouwring snijdt nu al in zijn vlezige vinger. In de Wederopbouw geen gebrek aan biefstukken. Zeker niet in zijn keuken. De kinderpolio heeft hem vervormd, maar de vetzucht houdt hem gevangen. Zijn leven zal hem altijd te strak blijven zitten. Toch mag hij niet klagen. De Trompjes zijn de eerste met een Bentley in de straat, en als hij voor het familiebedrijf vandaag de deal sluit, hebben ze er vanaf volgend jaar een chauffeur bij. Hij staat rechtop, zover dat gaat. Snuift de frisse lentelucht op. Hij twijfelt of hij nog tijd heeft voor een broodje in de uitspanning, maar belooft zichzelf een hapje in de restauratiewagen. Kaiserbrötchen met worst en scherpe mosterd. Iets om naar uit te zien.

Mokkend had Joke gisteren tegenover hem gezeten.
‘Hoe moet ik je leren kennen,’ had ze geroepen, ‘als je er nooit bent?’

Hij was door blijven kauwen. Zij had de porseleinen schaal met rosbief opgepakt en tegen de muur gekwakt. Het was het derde stuk van het trouwservies dat ze opzettelijk brak. Ze had nog 69 delen te gaan. Hij had het aan haar jeugd in de kampong geweten. Zo’n warm klimaat doet wat met je bloed. Dat stijgt sneller naar je hoofd. En dan was er natuurlijk dat gedweep met Hollywoodfilms. Daarin ging nooit eens iets pais en vree. Maar nu is hij te midden van een kudde even optimistische mannen als hij. En de belofte van een broodje worst. De trein van Duitse makelij rolt het station binnen. Glanzend donkerrood met vuurhouten randen en tafeltjes, stalen uitklaptrapjes. Hij zoekt zijn plaats. Eersteklas in een privé-coupé, zodat hij zijn benen kan strekken. Hij houdt van reizen. De rust in transit, de vlucht naar de toekomst, daar zit iets hoopvols in. Dat zijn vader juist hem, de dauphine, naar de Duitse klanten stuurt, spreekt voor zich; hij had zijn Duits geperfectioneerd met behulp van de ingekwartierde officieren. En ook al waren hun schepen gevorderd en na de oorlog tot zinken gebracht, hij koesterde weinig wrok. Dat had geen zin. Hij hield zijn blik hardnekkig op de toekomst gericht. Ook als het hier en nu niet meewerkte.

Harry neemt zijn bril af, poetst de glazen met zijn pochet. En dan komt ze binnen. Hetzelfde permanent als Joke, maar dan platinablond. Een zijden lila shawl over de stijfgelakte krullen. Ze is rank, zeker twee koppen langer dan hij. Draagt een zonnebril. Dat vindt Harry vreemd. Het is mooi lenteweer, maar de zon steekt niet. Streelt hooguit de bleke huid tot kippenvel. Een Louis Vuitton-hutkoffer wordt achter haar naar binnen gekruid. Hij knikt haar toe. Zij knikt terug. Geeft de buigende kruier een muntje. Neemt haar zonnebril af. Hoge, opgetekende wenkbrauwen onder een laag poeder. Ze lijkt permanent wat verbaasd te kijken. Alsof ze constant, halfserieus zegt: ‘Oh, werkelijk?’

Ze strijkt haar rok glad en gaat tegenover hem zitten. Slaat de benen over elkaar. De nylonkousen knisperen. Ongewild rilt Harry van het luxe geluid.

Het ochtendritueel van zijn vrouw; dat vindt hij het fijnst aan getrouwd zijn. We zijn nog zeker twee kinderen verwijderd van de eerste affaires. Van de privédetectives en haar vlucht naar Zwitserland. Nu heerst er in de slaapkamer van mijn grootouders nog een verwachtingsvolle rust. In het nachtkastje dat hun ledikanten scheidt, liggen haar kousen. De bovenste la een landschap van bruintinten in verschillende deniers. Hij kijkt altijd gretig toe als ze haar ochtendjas openslaat en haar voet in zo’n kwetsbare huls steekt. Hoe ze zich klaarmaakt voor de dag, windt hem meer op dan wanneer ze zich van haar kostuum ontdoet. Hoe ze transformeert naar gelang de afspraken van de dag, vindt hij verbazingwekkend. Soms is ze ingetogen en degelijk, andere keren verschijnt ze kleurrijk en flamboyant aan het ontbijt. ‘s Avonds is ze altijd teleurstellend zichzelf.

De conducteur blaast op zijn fluitje. De deuren worden dichtgeklapt als de vrouw tegenover hem haar lange arm uitstrekt en haar witte, strak gesneden handschoentje, tergend traag, uittrekt. Ze doet het even achteloos als beheerst. Verleidt ze hem? Sappig buigt het kalfsleer. Handen als tortelduiven verschijnen. Met nagels als glanzende snaveltjes.

Wat had hij vorig jaar beloofd in het gemeentehuis, daar voor de gesloten toiletdeur? Frunnikend aan de anjer in zijn knoopsgat luisterde hij naar het snikken van zijn aanstaande. ‘Joke,’ had hij gezegd. ‘Joke, het zal je bij mij aan niets ontbreken.’

Het was een moment stil geweest.

‘Ik zal voor je koken,’ voegde hij eraan toe. ‘En de was doen.’

Hoopvol kierde de deur open.

‘En je hoeft nooit meer naar kantoor.’

Hij hield zijn arm als een uitnodiging naar voren. Aarzelend verscheen daar de witte, gehandschoende hand van mijn oma. Langzaam haakte ze bij hem in. Liet ze zich meeleiden door de lange, hoge gangen van het gemeentehuis. Twintig minuten later waren de ringen uitgewisseld. ‘Een goede investering,’ had de oude Tromp gezegd nadat Harry zijn verloofde voor het eerst aan zijn ouders had voorgesteld.

En nu trommelt die blondine met haar vogelvingers op het tafeltje tussen hen. Alsof ze ergens op wacht. Hij kent de mannen van de beurs die een meisje van de straat meenemen als ze naar buitenlandse klanten gaan. Er zitten niet voor niets gordijntjes voor zo’n privé-coupé. En je hebt een leuk zakengeschenk voor de klant bij aankomst. Harry slikt. Hij kijkt haar nog eens aan. Ziet dan pas wie ze is. Of op wie ze lijkt, want vrouwen zijn zelden wie of wat ze pretenderen te zijn. Hij kucht en Marlene kijkt op. De godin die zingend uit een apenpak tevoorschijn kwam. Tientallen erecties in een filmzaal. Een ingebrand beeld voor zijn geestesoog. Als hij zin heeft, ziet hij haar weer wiegend transformeren. De trein begint te bewegen. Hij krijgt het heet.

Daar zit mijn opa. Toekomstig havenbaron van Rotterdam. Nazaat van zeeheld Maartenharpertszoon. Vijf uur lang in een gesloten coupé met een van de grootste sterren van dat moment. Hij weet niet dat dit een gemiste kans is. Marlene viel ook op lelijk. En het had niet tot romantiek hoeven leiden. Misschien gewoon een goed gesprek. Ze kende haar klassiekers, las drie kranten op een dag. Dit was de kans om een vrouw te kennen die liever lachte dan huilde. Maar hij zal zijn hele leven verlegen blijven als het op het andere geslacht aankomt. Zijn vrouw zal hij niet kunnen troosten. Zijn dochter niet begrijpen. En zijn kleindochter. Ach, hij zal zijn adem inhouden als ze naast hem zit.

Hij pakt een rapport om zich een houding te geven. Blijft naar de cijfers op de pagina staren. Slaat voor de vorm een bladzij om. Ziet hoe ze ademt, hoe ze brieven schrijft, een boek leest, haar gezicht bijpoedert. Hij vergeet zijn broodje worst. Komt hongerig en hol in Mannheim aan. Als de trein vertraagt, geeft ze hem nog eenmaal die verbaasde, hautaine blik en zet haar zonnebril weer op.

‘Gutentag, mein Herr,’ zegt ze.
‘Gutentag,’ mompelt hij.
Op een afstandje schuifelt hij achter haar aan naar buiten. Bekijkt de haag fotografen die haar staat op te wachten. Keert zich dan naar de uitgang van het station.

Romantiek is voor een jongen zoals hij niet weggelegd. Rendement, dat is uiteindelijk waar je mee vooruit komt.

 

Foto door Keke Keukelaar
Foto door Keke Keukelaar

 

Elfie Tromp (1985) studeerde psychologie en toneelschrijven. Ze werkt als romancier, columnist, toneelschrijver/maker en presentator. Underdog is haar meest recente roman.

Deze tekst werd voorgedragen op het Boekenbal 2016. 

 

 

In de Oorshop

Thin mint

foto via https://www.flickr.com/photos/library_mistress/525385533

Hier in huis liggen, zoals in de huizen van alle fanatieke lezers die ik ken, stapels ongelezen boeken. Op alle vloeren, in de gang, op de eettafel, op de verwarming, naast de stereo, naast de bedden en onder de bedden, in de klerenkast, nou ja, overal waar het enigszins droog is.  Ik houd een mentaal archiefje bij van de volgorde waarin ik die boeken wil lezen, waar ik ze kan vinden (Zweig – onder de bank) en wanneer het tijd wordt mijn voornemen tot lezen te verlaten en het boek in een boekenkast te zetten of weg te geven aan iemand die er wel met hart en ziel voor gaat. Het is geen waterdicht systeem maar werkt.

Behalve nu. Die stapels zijn de afgelopen tijd zo hard gegroeid en de boeken die ik om een of andere reden naast wil, ook moet lezen zijn zo groot in aantal dat ik er een beetje paniekerig van word. Dit resulteert in dan maar niet lezen, zoals ik op festivals wegens een overschot aan culturele keuzemogelijkheden dan in godsnaam maar de hele dag met mijn vingers in mijn oren naast een vreettent ga zitten, en bij een veel te uitgebreid lopend buffet maar gewoon het eerste dat voorhanden is op mijn bord hark, om vervolgens ergens grienend m’n maaltijd te doen met een bak yoghurt vol kappertjes en oude kaas.

Deze leespaniek is een jaarlijks ongemak, besef ik. Het komt door het boekenweekgeschenk, dat het literaire equivalent is van de thin mint die meneer Creosote in Monty Pythons the Meaning of Life aangeboden krijgt. Creosote, een monsterlijk dikke restaurantganger, is zo verzadigd dat hij na het eten van die thin mint explodeert, wat voorzien wordt door het personeel dat hem het snoepje aanbood. In afwachting van de knal schuilt het achter restauranttafels.

Daar ligt ‘ie: Broer. Weifelend reik ik ernaar. Van achter diverse meubelstukken klinkt nerveus gegiechel. En zag ik daar Van Nispen met een snoekduik onder mijn bed verdwijnen?

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Klok met kruisje

Wat te doen als je iemand wilt leren kennen?

Niet te veel. Liefst niet te veel. Het beste is jezelf een magere veertiger, een lange man bij de inlichtingendienst te wanen. Zo één met bril, maar zonder montuur om de glazen, die werkweken lang door een stroom aan beeld- en geluidsfragmenten van een enkele verdachte waadt. Je kan maar zoveel van iemand zien zonder gesteld op hem te raken. De man hoort wat zijn vrienden horen, de lange man hoort hoe de verdachte consequent ‘wagen’ en geen ‘auto’ zegt. De vrienden praten. De man hoeft niet zoals de vrienden steeds zo op zichzelf te letten. De man weet dat de verdachte zijn broekspijpen optrekt voor hij een verhaal vertelt.

Misschien zou je zo te werk kunnen gaan, misschien kom je verder. Zoals op tv de mimiek en die raar expressieve handbewegingen altijd duidelijk worden als je het geluid uitzet. Megafoon met kruisje. Zo zou je interactie juist uit kunnen zetten als je iemand wilt leren kennen. Een pictogram van twee pratende profielen van gezichten. Kruisje. Voel de tegenreactie van de knop, een goede knop praat terug. En dat iemand dan ook de aanvoer van nieuwe materialen uitzet. Geen nieuw beeld. Geen nieuw geluid. Vang hem eerst maar eens in de tijd voordat je verder gaat. Klok met kruisje. Bekijk de filmpjes die je hebt, luister een keer alleen naar het geluid van de filmpjes, terugspoelen en afspelen. Herhalen. Tot je op een borrel plots aan hem refereert, tenminste, een zin van hem gebruikt. Een zin die niet direct vanzelfsprekend is, die niet zondermeer aansluit. Een citaat van een man zonder roem, een zin die daar kaal hangt zo zonder context.

 

(Typografie door Sander Kuypers)

___________________________________


afbeelding6
Branko Van (1985) is dichter en aankomend kinder- en jeugdpsychiater. Hij werkt momenteel aan het afronden van zijn proefschrift over inter-individuele verschillen in de neurobiologie van ADHD. Gedichten verschenen eerder in o.a. Krakatau, Meander, Tirade en Hollands Maandblad. Lees meer van Branko op: https://vanbranko.wordpress.com

 

 

Boek en behang

Verhuizingen zorgen voor tussenstanden van zelfbegrip. Een overzicht van waar je hebt gewoond en hoe dat voelde, maar ook een balans van wat je eigenlijk bezit en waarom. Eens schreef ik op een briefje voor een logee: ‘Zoals je ziet staan hier nogal wat boeken. Pas er goed op, het is het enige wat ik heb.’ Hoe pathetisch dat ook moge klinken, het is waar. Ik heb hier al eens gepleit voor weinig spullen, en die opvatting resulteerde er voor mij in dat ik vooral (maar niet uitsluitend) boeken bezit.

Voor mijn verhuizing heb ik tot nu toe de volgende maatregelen getroffen. Het grootste deel van mijn boeken in dozen stoppen; het behang van de muren in de slaapkamer pulken. Die twee bezigheden lijken ook sterk op elkaar. Er zaten op sommige muren zes lagen. Eerst blauw-grijs met een motiefje, dan ergens lichtblauw met bloemetjes en ten slotte benepen lichtbruin met ruitjes uit de jaren zestig. Duidelijk niets aan gedaan sinds de bouw van het pand, en op Amsterdamse wijze laten aanslepen. Ik was bang dat de hele flikkerse bende zodra ik ging schilderen naar beneden zou komen.

Mijn boekenkast gaf eindelijk zijn dubbele rijen prijs. Een grote verrassing zat er niet bij maar het was goed om exact te weten wat er allemaal staat. In een heleboel klassiekers zit wel een boekenlegger, of iets wat al zodanig dienstdoet. Ansichtkaarten, kassabonnen, losse blaadjes, tandenstokers, andere boekjes. Helaas geen grote bedragen gelds, zoals mijn ouders die wel eens hebben aangetroffen in hun boekenkast. Gezien het vrijkomende stof was het hoognodig de boel eens door handen te nemen.

Van het uiterlijk naar het innerlijk behang dan. Ik vond een enkele herinnering in de categorie niet af te pulken plaksel, zoals het fijne zand in boeken die ik las op het strand. In een tijdschrift stond een verborgen boodschap in de vorm van een overgeschreven gedicht. ‘Sic noctem patera, sic ducam carmine, donec / iniciat radios in mea vina dies,’ het einde van een gedicht van Propertius, waarschijnlijk uit mijn dichterlijke periode.

De leggers in de verzamelde Hanlo zitten uitsluitend op plaatsen waar hij het over zijn motors heeft. Boeken van anderen overgenomen: talloze. Gesigneerde: evenzoveel. Maar welke mij het meest dierbaar is? Wie zal het zeggen. Mijn tot op de draad versleten Loeb-deeltjes Pindaros moeten in de nieuwe kast in ieder geval een prominenter plekje krijgen. In de brieven van Ilja Pfeijffer las ik een passage over een zinsnede (genoi’ hoios essi mathôn) uit zijn tweede Pythische ode. ‘Werde welcher du bist erfahren,’ vertaalt Hölderlin, zoals alleen Pindaros zoiets kan uitdrukken – een stapje verder dan ‘ken uzelve’.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Zeeuws licht

Met Nadim en Otis de Hond logeer ik in een klein dijkhuis in Zeeuws Vlaanderen. De zee is zo dichtbij dat je haar in je wasgoed kunt ruiken- als je dat wasgoed tenminste buiten durft te hangen, want maart verloopt hier nogal regenachtig.

Ook als het niet regent lijkt de lucht beladen met koud water. Vanochtend, toen we een wandeling maakten, vroeg ik me af bij welk percentage vochtigheid de lucht eigenlijk meer water is. Boven de vijftig procent, zou je denken, maar zo werkt het blijkbaar niet.

Ik ben vast niet de enige die gelukkig wordt van het plotselinge wijken van de wolken op een grijze dag. Hier in Zeeland wordt de zon ook nog weerspiegeld door de kilometers ondiep water voor de kust, en zo ontstaat Zeeuws licht, een vorm van uitstraling die alle dingen een paar meter boven zichzelf uit lijkt te tillen: het strand, het helmgras en de duinen. Een vader, een zoon, een middelgrote hond.

B is in de stad gebleven en Whatsappt dat ze ons mist. Morgen zal ze na een lange treinrit met het veer uit Vlissingen komen. Zoals altijd zullen we te vroeg op de kade van Breskens staan, met een doosje oesters en een biefstuk achterin de auto.

Hoewel B zal zeggen dat ze mij het meest gemist heeft, zal ik weten dat het haar vooral aan Nadim ontbrak. Als er daadwerkelijk fases zijn in de ontwikkeling van een kind, dan zit onze zoon nu in zijn tofste: meerdere keren per dag spreekt hij zijn geluk uit, soms ook tegen vreemden.

‘Ik vind het zo fijn in Zeeland,’ zegt hij dan. ‘Er zijn heel veel boeken in het huisje, en ik heb Cars-lego gekregen. Het is echt fantastisch.’

Nee. Ik weet wat je denkt, maar dat zegt hij letterlijk: Echt fantastisch.

Zeeuws licht, man. Ik zweer erbij.

______________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Wild

Voor de film begon, in één van die prachtige zalen van Eye aan het IJ, was er een inleiding. Nogal provisorisch want de bioscoop was vergeten dat die kwam en niemand in het publiek had erop gerekend. Ik mopperde tegen I. want ik wilde gewoon die film kijken en niet eerst naar een uiteenzetting luisteren – mijn warme gevoelens jegens cinema zijn pas recentelijk aangewakkerd en ik vreesde spontane uitdoving als er iets anders bij kwam kijken dan bewegend beeld. Maar toen begonnen Merel Westrik en Martin Melchers te vertellen over hun Amsterdam Wildlife  en dat was zo enthousiast dat ze dat ook twee uur lang hadden mogen doen. Melchers is de stadsbioloog van Amsterdam en wees op zijn valse voortanden, een brug: ‘ik ben een soort konijn nu,’ zei hij in de licht Mokumse tongval waardoor ik me altijd direct op mijn gemak ga voelen, ‘want ik ben met een camera voor mijn neus tegen een boom aangelopen.’ Westrik, die ik herkende uit haar AT5-tijd, vertelde dat ze voor het perspectief van de film een duif die over de stad vliegt hadden gekozen. Ik vond dat uitermate leuk gevonden maar moest ook lachen toen de film eenmaal begon, want dat is onder water, over de vissen en beesten in de gracht en ik zag gelijk voor me hoe die vette Amsterdamse dakballen erin geslaagd waren te evolueren tot iets met kieuwen, om ook de zanderige bodem van de stad leeg te pikken.

Amsterdam Wildlife is echt een fantastische documentaire. Melchers is zo begeesterd over de beesten in en rond de stad z’n toeschouwers niks anders kunnen dan zich voornemen een stel lieslaarzen aan te schaffen en óók het brakke water van de Afrikahaven in te wandelen. Westriks commentaar over een naaktslak die een tijgerbrood aanvalt en de pogingen een ijsvogel te filmen (spoiler: hij landt óp de camera in plaats van ervoor) is liefdevol en grappig. Na beelden van vosjes, vogels, vissen en slangen (Melchers, die de camera op een uitkomend slangenei heeft scherpgesteld: ‘godverdomme, nou komt dat ándere ei uit’) besluit de film met de conclusie dat je misschien niet beseft hoeveel ogen er, naast die van alle mensen in de stad, op je gericht zijn.

Gek, dacht ik. Het fijne aan al die beestenbeelden is juist dat dat wild helemaal niet met ons bezig is, althans niet op die manier. Dat scharrelt en leeft maar, dat broedt en schijt en vecht, net als de mensen, maar doet dat onzichtbaar en zonder zich iets aan te trekken van stakingen van het GVB, debatten in De Balie en V&D-cadeaubonnen. Althans, dat hoop ik toch.

De duif op de foto komt niet in de film voor.

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gigi Müjde
    Gigi Müjde

    Gigi Müjde studeert in augustus 2025 af van de schrijfopleiding met een gemoderniseerde bewerking van het Middelnederlandse toneelstuk Mariken van Nieumeghen, namelijk: Meryem van Mokum. Door de lens van een oud Nederlands stuk, reflecteert die op de hedendaagse Nederlandse samenleving. In diens schrijven, speelt Gigi met taal, gebaar en referenties – om de lezer een eigen(aardige) wereld in te lokken vol verwarring en plezier. Die schrijft ook graag in samenwerking, vooral met Robin Alberts volgens hun eigen versie van de flarf-techniek, waarin er een tekst heen en weer wordt verstuurd en om en om wordt herschreven tot het onherkenbaar vol zit met liefde voor taal. Gigi schrijft alleen vanuit liefde, anders telt het niet.

  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.

  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.