De rand van de oceaan, de kust, het gazon van iemand.
(vrij naar George Oppen)
De rand van de oceaan, de kust, het gazon van iemand.
(vrij naar George Oppen)
De bronzen man staat op een ladder, armen geheven. How to meet an angel heet het kunstwerk dat de Russische kunstenaar Kabakov maakte in opdracht van een Amsterdamse psychiatrische kliniek. Eerst waren er natuurlijk protesten. Leek het niet alsof die man zelfmoord wilde plegen. En was het dan niet ongepast, zo’n beeld. Toen drong het tot de sputteraars door dat hij zich niet van het leven wil benemen, maar een engel wil ontmoeten. Net als jij. Net als ik. Toen ik onlangs de opdracht kreeg om een tekst te maken over een kunstwerk dat grote indruk op mij maakte – en maakt, moest ik direct aan het beeld van Kabakov denken. En er schoot mij een dichtregel van de Engelse dichter Auden te binnen. De Russische dichter Brodsky schreef ooit dat hij die regel als fundament van een religie zou willen gebruiken. Ik gebruik Audens regel ook vaak, zoals nu, nu ik die opdracht kreeg en het kunstwerk van Kabakov en Audens poezie elkaar liet ontmoeten in een gedicht.
Gebed van een zoon
Ik kijk naar Kabakovs man. Staand
op een ladder, zijn armen ten hemel.
En ik denk dat ben ik.
Reikend naar mijn verre vader.
Laat dit dan mijn gebed zijn:
If equal affection cannot be,
Let the more loving one be me.
Theo Kars – de schrijver die er begin jaren zestig in slaagde de PTT op te lichten – is bezig met zijn memoires. Het eerste deel is nu verschenen. Waarin beschreven wordt hoe hij al op jonge leeftijd besluit om zijn eigen versie van het Wetboek van Strafrecht samen te stellen. In elk geval niet de uitgesleten paden van zijn vader te volgen, die hij een zielige sukkel vindt en zijn moeder die volgens hem een domme huisvrouw is. Dat eerste deel eindigt met het oplichten van de PTT. Van het buitgemaakte geld zette Kars – samen met Boudewijn van Houten – het literaire blad Tegenstroom op. In deel twee zal ongetwijfeld uit de doeken worden gedaan hoe hij opgepakt werd en in de gevangenis terecht kwam. Drie delen moeten het worden. Het laatste zal na zijn dood verschijnen, vertelde Kars me. Waarom? Kars antwoordde dat hij geen zin heeft om nog een keer in de gevangenis terecht te komen.
Elke zondagmiddag maakten ze een tochtje, elke zondagmiddag hetzelfde tochtje. Naar de rivier. Ze gingen dan op een bankje zitten, keken naar het roestbruine water en aten boterhammen. Haar voeten rustten daarbij op een grote witte steen. Dat ze klein was, was geen geheim. Dat zagen zelfs haastige voorbijgangers. Zo was hij op het idee gekomen om ‘s zondagsmiddags die steen voor haar mee te nemen. Zodat ook zij plezierig op het bankje kon zitten, zonder dat haar benen doelloos bungelden.De steen kwam uit Zwitserland, ze hadden hem meegenomen van hun enige buitenlandse vakantie. Maar dat wist niemand. De steen was een geheime herinnering.
Nadat hij al de geschriften van Zhuang Zhi had vertaald heeft sinoloog Rik Schipper nu ook een nieuwe editie verzorgd van Lao Zi, het boek van de Tao en de innerlijke kracht. Ik heb zijn nieuwe vertaling nu al talloze malen opengeslagen, vooral ‘s ochtends na het lezen van de ochtendkrant. Ik kan het iedereen aanbevelen. Je hebt dan bijvoorbeeld net gelezen over hoe volgens Balkenende het land moet worden bestuurd, je denkt ‘als dat maar niet verschrikkelijk afloopt, die man gebruikt teveel zware woorden’, en dan sla je Lao Zi open om te horen dat je het rijk moet besturen zoals je kleine visjes bakt.
Ik denk niet dat Kees Winkler een groot dichter was. Toch pak ik een paar keer per jaar een bundel van hem, uitgegeven door Van Oorschot, uit de kast. Elke keer weer denk ik dan ‘te makkelijk’ en daarna elke keer ook weer ‘maar wel een heel eigen toon’. Ik bezocht hem een keer. Hij woonde, dacht ik, in Buitenveldert. Toen ik aanbelde gebeurde er lange tijd niets. Toen ging de deur op een kier en zei een man in een witte badjas dat hij me helemaal was vergeten, maar dat ik vooral moest binnenkomen. Aan dat moment denk ik, als ik een gedicht van hem herlees.
Poes Eefje weg
‘s Morgens heel vroeg liet ik hem uit
hij wandelde zijn gewone weggetje
door de tuin naar het hekje
ik heb hem nog nagekeken
Sindsdien is hij spoorloos
net of je kind vermist is
en toch verwacht je steeds
dat hij aan de achterdeur klauwt
Hij was gelukkig bij ons en wij met hem
de brokjes, het hart en de tuin
maakten zijn leven uit en ook
spinnend bij Judy op schoot
Misschien is hij wel dood