RADIOMARATHONVERBOEKING

bigholtrop_marathoninterview









Ik had geen tijd gehad om de VPRO-gids te lezen. De week was voorbij, de nieuwe gids was al weer in gebruik. Voordat ik de oude weggooide, bladerde ik er toch nog even doorheen. Ik zag een kort interview met Aukje Holtrop. Zij had een boek met interviews gemaakt. Of beter: samengesteld. Of eigenlijk vooral: ingedikt. Uit de ongeveer honderdvijftig marathoninterviews die de VPRO-radio in de loop der jaren had uitgezonden waren er vijftien gekozen. Die vijftien radio-interviews waren door uitzendkrachten helemaal uitgeschreven. En die uitgeschreven versie (ongeveer dertigduizend woorden) had Holtrop teruggebracht tot ongeveer tien- tot vijftienduizend woorden.

Ik had er eigenlijk geen tijd voor, maar ik begon toch even te rekenen. Hoe groot was de kans dat een ooit uitgesproken marathongesprekwoord in dit boek terug te vinden was? Vijftien maal twaalf en een half duizend gedeeld door honderdvijftig maal dertigduizend – dus dan kom je op zo’n vier procent uit. Een op de vijfentwintig woorden was gered. Als je alle interviews bij elkaar vergeleek met een sonnet, dan had je daar nu maar een halve regel van in handen. Van een haiku nog niet eens één lettergreep.

Ik wilde verder, maar ik dacht toch nog even door. Als ik moest kiezen, zou ik dan liever vijf  marathoninterviews in hun geheel hebben? Of vijftien gehalveerde, zoals nu? Of liever alle honderdvijftig, maar dan stuk voor stuk teruggebracht tot maar vier bladzijden per interview? Dan waren het geen marathoninterviews meer, maar sprintinterviews. Ik wist het niet. Je zou er ook wel tweets van kunnen maken – elk interview van dertigduizend woorden teruggebracht tot een Twitterbericht van honderdveertig tekens.

Ik moest nog wat anders doen, maar ik dacht toch nog even: wie leest nu zo’n boek? Had je de interviews niet beter op CD kunnen uitbrengen? Of niks doen, en ze gewoon op internet laten staan, waar ze nu ook al staan? Dan had je ze ook niet te hoeven laten uitschrijven en vervolgens weer indikken. Dat had de interviewer zelf ook al bedacht. Vraag: “Lag een luisterboek niet meer voor de hand?” Antwoord Aukje Holtrop: “Veel mensen hebben geen tijd om uren te luisteren, maar nemen wel de tijd om te lezen.”

Ik heb nog van alles te doen, maar nu loop ik al weer twee dagen na te denken over dat antwoord. Zou het wel kloppen? “Mensen nemen wel de tijd om te lezen” Echt waar? Hoeveel tijd kost het niet om een boek van 688 pagina’s te lezen? “Veel mensen hebben geen tijd om uren te luisteren” Zou het? En al die oortjes dan ? Hoeveel tijd zou je niet winnen als je, tijdens het luisteren naar deze gesprekken, iets anders deed?

Kan de redenering niet ook worden omgedraaid? Stel nu dat er wel een luisterboek van deze interviews was gemaakt. Dan had de interviewer de volgende vraag bedacht: “Lag een leesboek niet meer voor de hand?” En dan had Aukje Holtrop kunnen antwoorden: “ Veel mensen hebben geen tijd om uren te lezen, maar nemen wel de tijd om te luisteren.” Dat zou dan ook heel aannemelijk hebben geklonken.

Ik moet nu snel verder, maar dat valt niet mee, met twee aannemelijk klinkende antwoorden die niet allebei tegelijk waar kunnen zijn. Heeft het wel met tijd te maken? Ik denk het niet. Wij geven altijd tijdwinst, of tijdgebrek, op als reden voor ons handelen, maar dat hoeft niet te betekenen dat tijdwinst of tijdgebrek ook de werkelijke reden voor ons handelen is. Zouden mensen werkelijk lezen “omdat ze er tijd voor hebben”? En zouden ze luisteren “omdat ze er tijd voor hebben”? Volgens mij doen ze maar wat, zonder dat daar veel reden voor is. Vallen ze bij toeval in een marathoninterview op de radio, of op internet – dan blijven ze luisteren, ook al hebben ze er geen tijd voor, is mijn ervaring. Slaan ze in de boekhandel toevallig Het Grote Marathoninterviewboek open, dan blijven ze erin lezen, ook al hebben ze eigenlijk wel wat beters te doen, merk ik.

Maar nu moet ik snel verder. Ik moet het oud papier wegbrengen. Ik weet nu al dat ik daar morgen geen tijd voor zal hebben.

In de Oorshop

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

KAMPIOE

Nog niet zo lang geleden was media in het Nederlands een meervoud. Net als in het Latijn. Eén medium, twee media. Maar de laatste jaren zien steeds meer sprekers in het meervoud een enkelvoud. En dus is er een nieuw meervoud ontstaan. De media zegt, de media’s zeggen. Hetzelfde gebeurt met podium. Eén podia, twee podia’s. Het verschijnsel is niet nieuw. Spoorbielzen is nu het meervoud van spoorbiels. Maar biels was een eeuw geleden nog het meervoud van biel. Schoenen is nu het meervoud van schoen, maar schoen was in de middeleeuwen nog het meervoud van schoe. Eén schoe, twee schoen. In het Duits (Schuh) en het Engels (shoe) is die oude enkelvoudvorm wel bewaard. In het Nederlands niet. Liedtekstdichter Johnny Hoes (geen meervoud) zal er blij mee zijn. Op een slof en een oude voetbalschoe – vind daar maar eens een lekker rijmwoord op. Op een voetbalschoe was Ajax hooguit kampioe geworden.

MIJN UITSTOOT

Ik heb een kleine platte rekenmachine. Het is een Casio HS-4A, ooit gekregen van de groenteboer, in ruil voor twintig bij elkaar gespaarde en volgeplakte zegelboekjes. Het was volgens de groenteboer een heel mooi machientje, want hij werkte op zonlicht. “Geen batterijen! Dus: altijd lekker goedkoop! En dus ook: goed voor het milieu!”

Ik zou graag willen denken dat ik nu voor altijd en eeuwig gratis kan rekenen met mijn rekenmachine met zijn vier zonneraampjes. Een gezellig rekenhuisje is het eigenlijk. Hij ligt de hele dag in de vensterbank, zo dicht mogelijk bij de zon, lekker energie te laden. Maar soms is het donker. Ik wil iets vermenigvuldigen, of ergens een mooie wortel uit trekken, ik pak mijn rekenhuisje – maar dan is er niemand thuis. Alle minirekenrobotjes die in het huisje wonen, zijn in diepe slaap gevallen en worden uit zichzelf niet meer wakker.

Dan knip ik in arren moede maar de elektrische lamp aan en leg het huisje eronder, met de raampjes naar boven, zodat er wat elektrisch kunstzonlicht door naar binnen valt. En dan wacht ik tot de robotjes wakker worden en weer nijver aan het rekenen slaan. Dat doen ze altijd. Ik vind het een mooi systeem: een oude elektrische gloeilamp levert kunstzonne-energie. Maar zo is het vast nooit bedoeld door de uitstootreductiepolitie.

Als ik de dikke witte stoomkolom van de elektriciteitscentrale aan het andere einde van de stad op windstille dagen weer kalm loodrecht uit de schoorstenen omhoog zie stijgen tegen de blauwe lucht, weet ik: daar gaat nu ook de uitstoot voor mijn zonnerekenmachine de lucht in. En dat alleen maar omdat ik geen zin heb om het zelf uit te rekenen, op pen en papier of met het blote hoofd.

MIJN VERSLAVINGEN

Eerst was het de geur van vers gemalen koffie.

Toen die van tabak in het vers geopende pakje shag.

Nu beweeg ik eenmaal daags het gietijzeren opvangbakje van de potloodslijpmolen, gevuld met vers potloodslijpsel, onder mijn neus heen en weer. Ogen dicht.

SAMEN OP WEG

“Hee, ben je dood of zo?”

(Amsterdam, voor het stoplicht, de ene weggebruiker tegen de andere, ongeduldig, het licht is net van rood op groen gesprongen)

Meer blogs

  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 8 Jorge Zorreguieta

    DE MENS ALS BIOPIC 8 Jorge Zorreguieta

    Aan het eind van de film Der Untergang (2004) spreekt in de bunker onder de Rijkskanselarij Adolf Hitler zijn generaals toe. De Russen zijn al in Berlijn en Hitler perst er nog een paar bevelen uit. Hij houdt zijn handen op de rug en wij zien iets wat de generaals níet kunnen zien: de handen...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Lodewijk Verduin
    Lodewijk Verduin

    Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.