[p. 411]
Marko Fondse
Bursa Pastoris
Voor Bastiaans herbarium
Tot vale bloesem voorbestemd gewas,
ik zag die straten weer, die eerste oorden
waar je een onkruid tussen stenen was
en zure grond je wortelpart vergoorde.
Moet ik je smaden, schriele herderstas
om de pioenen aan de rijke boorden
en al wat fleurde in de zuiderkas?
Wij waren maar geschapen voor het noorden.
Ik reik het kind een herderstasje dat
zich schuilhield in de berm van ‘t sintelpad.
Hij reikt het weer.
Ik pluk. Hij schatert even
en scheldt mij dief. Dit is er van gebleven
dat hij mij wegplukt voor het huiverig gat
van een ontzield, door niets geheiligd leven.
mei 1980