Dansen #2

Verkleed als ninja dronk ik lauw bier in de middagzon terwijl de andere ouders – de meesten hadden het gelaten bij zo’n maskertje dat alleen een strook rond de ogen bedekt – praatten over waar het dan ook is dat je over praat als je nuchter op een schoolfeest staat. Hoewel ik zeker dertig ouders kende viel het me zwaar mee te doen met de gesprekken of zelfs maar bij een van de clustertjes aan te sluiten.

Mijn ongemak was dat van iemand die op proef is aangenomen bij een nieuw bedrijf en omdat er toch een borrel gepland stond ook maar is uitgenodigd, hoewel hij er nog geen dag gewerkt heeft. B, die ongevoelig lijkt voor ongemak, was ik al een halfuur kwijt. Ik zag haar af en toe, lachend, geïnteresseerd, betrokken. Niet zo godvergeten zelfbewust.

Nadim stuiterde rond in het Batmanpak dat die ochtend met de post gekomen was en hem op zijn tiende waarschijnlijk nog steeds en beter zou passen. Ik wilde niet een vader zijn die teveel dronk op het schoolfeest van zijn zoon, maar bestelde nog twee lauwe biertjes. Omdat ik Birre weer even niet kon vinden dronk ik ze in mijn eentje op terwijl de massa van het achterplein richting de gymzaal liep, waar de conciërge net de discobal had aangezet.

Ik zou het doen voor Nadim en voor mezelf, omdat ik weet dat de herinnering aan ongemak slijt. Alleen geluk of verdriet blijft over. Binnen, zittend op een gymbankje, contempleerde ik de diepte van mijn onvermogen toen Pharells Happy werd ingezet en ik wist dat het nu echt gebeuren moest. Ik duwde mijn houten zwaarden aan de kant en streed de dansvloer op.

Tegen het einde van het nummer zwierde ik rond met een van Nadims klasgenootjes onder mijn arm en mijn eigen jongen op mijn nek. Na een track of vijf gingen de tl-balken in het plafond aan en bleek het tijd om naar huis te gaan. Nadim koos voor het zadel op mijn stang en samen met zijn moeder reden we naar huis. Omdat ik die avond nog een werkafspraak had kleedde ik me snel om terwijl B onze zoon naar bed bracht. Ik gaf hem een kus op zijn gloeiende voorhoofd en rende de trappen af voor een middellange fietstocht naar Noord.

Aangekomen bij het restaurant vond ik mijn collega aanvankelijk niet. Toen ik voor een tweede keer een rondje liep spotte ik hem aan een lange tafel met een groepje mannen dat ik in Suriname had leren kennen. Een landschap van leeg glaswerk stond tussen hen in. Mijn kennissen zijn warme mannen met een bot gevoel voor humor. Omdat er mezcal was dronk ik dat, met een koud biertje erbij voor de verkoeling. Heel geleidelijk liet het ongemak me los.

De avond liep uit de hand. Van de werkbespreking kwam niets en tegen enen zat ik in de zoveelste kroeg toen ik opeens een sterke aandrang om te dansen voelde. Onrust in mijn benen, een honger in mijn onderbuik en de neiging me voorover in wat dan ook te storten. Ik dwong mijn collega mee te gaan naar een pakhuis vol twintigers en deed al snel een dansje aan het einde van de lange bar. Mijn zwager kwam binnen met een paar vrienden. Er werd meer bier gehaald. Terwijl ik sprong en zweette dacht ik aan hoe Nadim zijn glas cola met twee handen had vastgehouden wanneer hij er tussen het dansen door uit dronk. Alsof hij te opgewonden was om het met één hand voor elkaar te krijgen.

Ik weet dat er zoons bestaan die zich een leven lang afvragen waarom ze niet méér zoals hun vader kunnen zijn. Ben ik de enige vader die meer op zijn zoon wil lijken?

Terwijl ik naar de pont fietste bedacht ik dat er ergens tussen kind zijn en volwassen worden iets tragisch gebeurt. Wanneer iemand zonder trauma opgroeit zal het exacte moment waarop niet makkelijk te duiden zijn, maar tussen dat Batmanpak en het nemen van een hypotheek ontstaan er dammen in de stroom. Wat van nature in je opkomt moet schijnbaar van de ene op andere dag door een strenge censuur voordat het in doen kan worden omgezet.

Ik keek naar mijn stad daar aan de andere kant van het IJ en herinnerde me een gesprek met Nadim een tijdje terug. Hij had me gevraagd waarom ik huilde.

‘Omdat ik gelukkig ben, lief.’

‘Maar als je gelukkig bent dan hoef je toch niet te huilen?’

‘Ja,’ zei ik, en lachte. ‘Dat klopt.’

De interpretatie van een moment wordt met de jaren sterker dan het moment zelf, tot ook piekervaringen gepaard gaan met gedachten als Ik ga dit allemaal verliezen. 

 _________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Gestoorde vrouwen

Het was aanvankelijk mijn bedoeling geweest om vandaag een stukje te schrijven over Salomé van Richard Strauss. De opera was afgelopen maand te zien als onderdeel van het Holland Festival, in de enscenering van Ivo Van Hove. Menno Hartman schreef er gisteren al over, dus zijn zetten zal ik hier niet herhalen; ik gebruik het maar even als een startpunt.

Salomé draait om de wraak van een vrouw met een obsessie. Salomé valt hopeloos voor Johannes de Doper (Jochanaän), de heilige man die door haar stiefvader koning Herodes is opgesloten uit angst voor religieuze implicaties, maar hij wijst haar af. Herodes begeert onderwijl zijn stiefdochter en wil dat zij tenminste eenmaal voor hem zal dansen. Hij belooft haar alles te geven wat zij maar wenst, waarop zijn herhaaldelijk zingt : ‘Gib mir den Kopf des Jochanaäns!’ Het zal haar wraak zijn, omdat ze weet dat als gevolg van diens dood het paleis van Herodes ineen zal storten.

Maar wat het voor mij nog interessanter maakt is dat ze met Johannes ook haar grootste verlangen vermoordt. Haar verliefdheid slaat om in een obesessie en het voetstuk waarop zij hem plaatst wordt zo hoog dat de val onvermijdelijk de allerdiepste zal zijn. Wat Salomé  het meest begeert moet kapot, omdat ze het niet kan krijgen. Om maar eens een platte rokersmetafoor van stal te halen: liever helemaal geen shag dan shag zónder vloei.

Ik heb wel iets met obsessieve vrouwen. Ooit schreef ik een artikel over Elektra als karakter in de gelijknamige tragedie van Sophocles. Ik legde haar naast de symptoombeschrijvingen van het psychodiagnostische handboek DSM (zie ook hier) en concludeerde dat Elektra weliswaar psychopathische trekken vertoont maar niet geheel binnen het hedendaagse ziektebeeld valt. Ze scoort hoog op obsessief gedrag waar het gaat om haar vader Agamemnon. Dat is ook niet vreemd aangezien hij vermoord werd door zijn oorspronkelijke vrouw Klytaimnestra toen hij bij terugkomst uit Troje Kassandra meebracht. Elektra zint op wraak omdat haar moeder zelf ook een nieuwe vrijer heeft opgedaan en komt daardoor tot het volgende: haar moeder moet dood. En die vrijer trouwens ook. Iedereen die haar obsessie, het eerbewijs aan Agamemnon, in de weg heeft gestaan gaat eraan. Ter vergelijk: Salomé helpt in de eerste plaats het object van haar obsessie zelf om zeep.

Mijn verbinding tussen de literaire gestoorde vrouw en de (medische) werkelijkheid bleek iets voorspellends in zich te dragen. Niet lang na de publicatie van het stuk over Elektra ontmoette ik er zelf een. Met Elektra hadden haar uitspattingen minder te maken (ook niet in de freudiaanse zin) maar haar fixatie nam wel bijna tragische vormen aan. Ik kreeg op een gegeven moment in de gaten dat, hoewel ik die opera nog niet kende, ze meer gemeen had met Salomé. Ik maakte me uit de voeten voordat de vriendschap zou eindigen als een opera of tragedie gewoonlijk eindigt, en nam me voor voortaan alleen nog met dit soort types in aanraking te komen in kunst en literatuur.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds vier jaar blogt hij voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Salomé als opera

Twee millennia bekreunen we ons al om de betekenis van Salomé, de vrouw die het hoofd van Johannes de Doper vorderde, nadat ze voor haar stiefvader Herodes had gedanst. De Bijbel is er natuurlijk kort over, in Markus en Mattheus. Oscar Wilde psychologiseert en sexualiseert de handeling in zijn gelijknamig toneelstuk. Richard Strauss gebruikt Wilde’s libretto voor zijn opera die ik gisteren zag in een hele mooie enscenering van Ivo van Hove.

‘Ah! wonderful! wonderful! You see that she has danced for me, your daughter. Come near, Salome, come near, that I may give thee thy fee. Ah! I pay a royal price to those who dance for my pleasure. I will pay thee royally. I will give thee whatsoever thy soul desireth. What wouldst thou have? Speak.’

Er wordt tegenwoordig vooral door IS nog wel eens onthoofd, speciaal in de hoofdstad Mosul, die de Irakezen nu langzaamaan symbolisch aan het loshakken zijn. En in Saoedi Arabië behoort onthoofding nog tot de reguliere strafmaatregelen. Als we ons even buiten de invloedssfeer van de bijbel stellen, dan is Johannes de Doper vooral een vervelende SGP-er die er moeite mee had dat Herodias, Salomé’s moeder van haar vader gescheiden was, terwijl hij nog leefde. In deze tijd maakt haar dat vooral een verstandige vrouw. Herodes, Salomé’s stiefvader, is een Nabokoviaanse Humbert Humbert avant la lettre, hij vindt zijn stiefdochter aantrekkelijker dan zijn vrouw, en gebruikt zijn huwelijk om nader tot zijn stiefdochter te komen.

Wilde’s erotisering van het thema is eigenlijk opmerkelijk. Hij schuift de christelijke implicaties terzijde en laat Salomé’s  crush voor Johannes vooral een fatal attraction zijn. Ze accepteert zijn nee niet. En ze is een narciste: Johannes weigert naar haar te kijken – en wie haar ziet weet ze, zal zeker voor haar vallen. ‘Thine eyes that were so terrible, so full of rage and scorn, are shut now. Wherefore are they shut? Open thine eyes! Lift up thine eyelids, Jokanaan! Wherefore dost thou not look at me? Art thou afraid of me, Jokanaan, that thou wilt not look at me?’

In het toneelstuk, het libretto en in de opera is een centrale rol ingeruimd voor ‘De dans van de zeven sluiers.’ Voor de vroege kerkvaders is de dans een afschuwwekkende bezigheid. Wat doet Salomé in deze dans precies? In Van Hoves enscenering is het een fraaie combinatie van verleiding van Herodes die feitelijk niet meer verleid hoeft, zijn belofte heeft hij immers al gedaan. Het is dan meer een pijniging, een straf, ze toont hem wat hij niet krijgen kan. Ze voelt zelf in haar dans dat wat zijzelf niet krijgen kan: haar lichamelijke liefde voor Johannes uit zij in deze dans.

De dans van Salomé is een dans van vergeefse verlangens, is schoonheid dus van wat er niet is, is spijt en rouw. De zeven sluiers zijn dan ook eerder rouwsluiers. Geen striptease in Van Hoves enscenering, maar sluiers die gezichtsverlies en rouw beduiden. Het is een van de vele prachtige keuzes in deze uitvoering.

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Dansen

Na het eten, afwassen, voorlezen en instoppen dronk ik een glas wijn op de bouwsteiger voor ons huis. In de avonduren leent het ding zich als een wiebelige maar doeltreffende veranda.

Mijn vriend Joris liep langs en klom omhoog om naast me te zitten. Het gesprek kwam op dansen, en ik realiseerde me dat ik daar al een tijdje over wilde schrijven.

Vroeger danste ik op alle feesten, in elke club en huiskamer. Mijn avonden eindigden pas wanneer de lichten aangingen en de muziek stopte.

Ik herinner me de vrijheid van bewegen en dat ik aanstekelijk kon zijn, een feestje los wist te trekken.

Niet alle muziek deed het voor me, maar ik had de mazzel dat er in en om het centrum een paar plekken waren waar soul en Hip-Hop gedraaid werd. Springen, zweten, lachen. Juichen. Stuiterend de dansvloer over.

Ik schonk Joris bij en vroeg me af wanneer ik voor het laatst gedanst had. Echt gedanst: omdat het moest, omdat ik niet stil kon blijven staan. Helemaal voor mezelf, maar samen met anderen.

Tien jaar geleden? Twaalf?

Onze zoon Nadim danst graag en wil altijd dat we meedoen. Natuurlijk sta ik dan op en zwieren we samen een tijdje, maar het is nooit wat ik ervan verwacht. Zelfs in mijn eigen huiskamer met mijn eigen kind verzwaart de zelfbewustheid mijn benen.

Het probleem is misschien dat ik nog nooit nuchter heb gedanst. De remmen moeten eerst losgeweekt, de stugheid uit mijn heupen gespoeld. Als ik nuchter ben lijkt het ritme vooral van buiten me te komen, iets te zijn waarop ik me concentreren moet. Hoe langer je niet danst, lijkt het, hoe moeilijker het is er weer mee te beginnen. Met de jaren voelt een lijf zwaarder en zwaarder, alsof de aarde zelf het tegenhoudt.

De vraag rijst wat ik te verliezen heb. Op zijn ergst ziet het er niet uit, maar steel ik wel harten. Probeer maar eens een slechte danser te haten.

Hoewel je er ook andere emoties mee uit kunt drukken is dansen vooral vreugde. Een soort vreugde die ik bij het tikken van dit stukje opeens heel erg mis.

Dit weekend hebben we een trouwerij. Nadim gaat ook mee naar het feest. Het wordt geloof ik weer eens tijd dat deze pappa een paar pasjes doet.

_________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Omeros

De afgelopen twee weken woonde ik in Amsterdam-Noord omdat mijn huis in Amsterdam-Centrum verbouwd wordt. Een leerzame ervaring. Niet alleen is elke ingesleten routine opeens anders, ook kon ik dagelijks vanaf NDSM-werf de pont nemen naar de overkant van het IJ. Dagelijks stond ik dus meerdere malen een kwartiertje op de pont naar het schuimend kielzog te staren, dit afwisselende met het lezen van een paar pagina’s van het boek hiernaast.

Ik zuchtte dan om drie redenen: 1. om uiting te geven aan mijn intense bewondering van dit mooiste aller twintigste-eeuwse epische gedichten. 2. omdat ik had afgesproken voor poëzietijdschrift Awater er een stuk over te schrijven en hoe schrijf je 1600 zinnige woorden over 600 pagina’s poëzie? en 3. omdat het glinsterend kielzog, het machtige beeld van een haven achter een licht weerkaatsend wateroppervlak en de duikende sterntjes zo wonderwel bij de passages pasten waarin ik verzeild was.

Daar kwamen de gierzwaluwen bij, die een cruciale rol spelen in Omeros en met hun aanwezigheid boven het IJ, boven het schip waarop ik stond, precies het zelfde deden wat ze in het dichtwerk doen: met hun vlucht als stiksel tussen luchtvlakken eeuwen en continenten aaneennaaien. Ze waren immers dezelfde gierzwaluwen die boven Odysseus hoofd vlogen, boven Achilles en zijn Walcottiaanse evenknie Achille.

Een klein vogeltje dat een immens zinnebeeld wordt in de capabele dichtershanden van Derek Walcott. Elke zwaluw is nu zoveel meer gaan betekenen dat het een duizelingwekkende vogel is geworden.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Dromen van schrijven

tumblr_ogtn30337m1u937jco1_500 2De zomer van 1993 en een nacht zo warm als deze. Op mijn zolder op het Duivelseiland klapte ik mijn vaders oude Toshiba open en wachtte tot de serie rammelende geluiden was afgelopen, tot het oranje scherm aan sprong.

Johnny Hartman zong: If I should paint a picture to you, that showed the loveliness of you, my art would be, like my heart and me, dedicated to you.

Ik opende het enige bestand en wachtte tot de bladzijden die ik al geschreven had geladen waren. Het duurde zo lang als het opsteken van een Bastos, het aftikken van de eerste as.

Het verhaal waaraan ik werkte was hoogdravend en zou niet veel later bezwijken onder zijn eigen gewicht, maar die woorden, man. Het belang ervan. Hier was ik, alleen in een donkere kamer met de ramen open en de Amsterdamse nacht.

Er waren zoveel levens om in op te gaan, in rond te dwalen. Ik schreef voor het gevoel dat de handeling me gaf. Aan een toekomst als schrijver durfde ik niet te denken. Er was alleen het warmoranje licht en het klikken van de zware toetsen. Ik had moeten begrijpen dat dit was wat ik in mijn leven wilde. Het enige wat echt bij me paste.

Lieve jonge Gil, je zult nooit spijt krijgen van je tijd in de horeca, het werk, de vrienden, de nachten. Zoals B (met wie je vandaag zeven jaar getrouwd bent) vaak zegt: Alles komt goed.

Je bent nu bezig met een vierde boek. Het schrijverschap lijkt meer op een echte baan dan je zou denken. Je werkt in de ochtend, hebt een vast ritme, deadlines en afspraken. Het is niet wat je stiekem hoopt dat het zal zijn.

Iemand vertelde me laatst dat de kleuren van Word instelbaar zijn. Meteen probeerde ik het scherm van je T3200 na te bootsen. Toen ik de kleuren eindelijk goed had was het allemaal te fris, te helder. Ik miste Hartman en vond de plaat op Spotify, maar het geluid bleek te perfect.

Of eerder: wie jij was en hoe je schreef bestaan niet meer.

Je verhaal speelde zich af in Amsterdam, waar alles nog kon gebeuren. Je had de overmoed te voelen dat je trefzeker was. In Het jasje van Luis Martín zal je jaren later schrijven: “De zinnen komen alsof ze aangeboren zijn; in aanleg altijd al aanwezig waren. Een amfibie is hij, dat ontdekt dat het kan ademhalen onder water.”

Zo was het, man. Zo was het precies. Jonge Gil, je had het moeten weten.

_________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.