Kennismaking met de polderjihadist

Ik las deze week Ongeloofwaardig, van Nikki Sterkenburg, over Dennis Abdelkarim Honing, een Nederlandse bekeerling die snuffelde aan het wereldje van de radicale islam, en die daar volgens eigen zeggen “van terugkwam”. Dennis was een tijdje terug hét gezicht van de polderjihadisten; ik heb dat even gemist, maar gelukkig heb ik hem nu alsnog leren kennen. Het boek werkt bij mij gek genoeg op de lachspieren. Dennis is een kwajongen met een klein hartje, een Ciske de Rat met djellaba en baard. Dol op zijn pa, die hem niet kon beschermen tegen zijn alcoholistische moeder. Zichzelf enorm overschreeuwend in zijn zoektocht naar aandacht. En bovendien gezegend met een enorme geldingsdrang. Dennis wil overtroeven. In slechtheid, daarna in vroomheid, later in mildheid.

Het begon allemaal in de Doggershoek, een jeugdgevangenis waar Dennis terecht kwam, omdat hij “tegen een Turk had gezegd dat hij een tasje van een oude vrouw moest stelen”. Anderen zaten daar omdat ze een moord hadden gepleegd, of een “beveiliger met kogels doorzeefd”. Dennis kwam er relatief onschuldig binnen (al geeft hij toe dat hij fouten heeft gemaakt, tasjes roven, al deed hij het niet zelf, vindt hij niet oké). Dennis legde in de Doggershoek een wietplantage aan (de cipier had zoiets nog nooit gezien). Maar belangrijker: Dennis raakte er onder de indruk van zijn islamitische medegevangenen die, hoe bad-ass ze ook waren, altijd met veel respect over hun geloof spraken. Hij verdiepte zich in de islam, en die beviel hem. Dennis: “Je krijgt (in Nederland) nog een boete voor fietsen zonder licht, maar er was geen wet die verbood dat mijn moeder alcoholist was. Nederland heeft alleen wetten voor op straat, maar de islam durft mensen aan te spreken op wat er in hun koelkast staat en hoe ze met hun familie moeten omgaan. Dat waardeerde ik.” Dennis hield vervolgens als enige van de hele Doggershoek de hele ramadan vol. En bekeerde zich kort na zijn vrijlating in een moskee in Haarlem. Dat was een mooi ritueel. Dennis herhaalde Arabische zinnen “vrij soepel” en werd daarna “door Marokkaanse opaatjes geknuffeld”. Vervolgens begon een lange zoektocht naar een moskee die hem beviel (te politiek, te weinig politiek, “hoge mate van simplisme”) En voor hij het wist behoorde hij tot een salafistische terreurcel, voor wie “de AIVD in het begin even een oogje dichtkneep”. Toch voelt Dennis zich uiteindelijk ook hier niet thuis. Geen muziek luisteren, bijvoorbeeld, bevalt hem niets. Muziek zou leiden tot onzedelijk gedrag, maar Dennis heeft nog nooit “een vrouw met haar kont zien schudden op een stuk van Bach”. Verder ergert Dennis zich aan het geloof in Djinns (“pertinente onzin”). Hij vindt theologische geschillen “gekift op de vierkante centimeter van het niveau van kinderen die ruzie krijgen in de poppenhoek”. Ook werken de salafisten volgens hem hypocriet samen met organisaties die mensenrechten hoog hebben zitten, en die heus niet zouden “staan springen als wij de sharia in zouden voeren”. Het eindigt ermee (ik wil het natuurlijk niet verklappen, maar ja, het staat op de kaft) dat Dennis wordt geëxcommuniceerd. Al had hij kort daarvoor zelf al geconcludeerd dat zijn geloof niet echt diep zat. Hij was teleurgesteld in de islam, in wat er gebeurt in Syrië, in het toestaan van slavernij, in het openlijke geweld.

Ik vind Ongeloofwaardig een heerlijk boek, dat voor mij valt onder irritainment. Het ergert me en bekruipt me: jongen jongen, denk ik, rustig nou toch, denk na, zoek hulp, praat met een psycholoog, waar ben je mee bezig? Ik ben dol op onsympathieke hoofdpersonages, dat wel. Maar deze is echt, en tegelijk bij vlagen zo dol dat het als fictie ongeloofwaardig (hee is dat niet de titel!) zou zijn. Als non-fictie is het misschien wel geslaagd, al vraag ik me af in hoeverre Dennis representatief is voor de jihadist. Als ze allemaal zoals Dennis zijn, hoef je in elk geval niet erg bang voor ze te zijn. Het geeft te denken: hebben ze niet gewoon een aai over de bol nodig? Iemand die ze aan tafel zet, en vraagt: lieve jongen, op wie ben je nou zo boos? Misschien is de les die we kunnen leren van Dennis Honing: we moeten wat meer liefde geven aan onze ontspoorde jeugd in detentie. Een dikke zoen, een knuffel, misschien is dat uiteindelijk toch wat ze nodig hebben.

In de Oorshop

‘Een goede morgen met’ 2

00:04:24

Guus Janssen, Estampie voor blokfluitkwartet en virginaal; Guus Janssen, virginaal; blokfluitkwartet Brisk.

00:11:09

Er werd bij hem thuis heel wat gezongen, bij het harmonium eerst, maar dat schijnt al gauw, wegens weigerachtige broers (‘Daar gaan wij nooit op spelen!’), te zijn ingeruild voor een piano. Ook de radio gaf vaak aanleiding tot op zijn minst meehummen. Zijn vader was van de mannenkoren, de Mastreechter Staar, vooral als die traag, met lage stem en stroeve dynamiek De twaalf rovers zong. Hij heeft mij wel eens laten horen, met de ironie van de imitator natuurlijk, hoe hij als puber meedeed, de diepte van zijn eigen bas proberend. Kon hij ook, was niets aan.

Met meer overtuiging zong hij mee met Les Compagnons de la Chanson en Edith Piaf, Les Trois Cloches, waarin een van de mannen door het geneurie van zijn negen compagnons zo wordt opgestuwd dat ze een menselijke piramide van geluid vormen. Stemmen die ver omhoog gaan, hij moet het een klein wonder hebben gevonden; de top van de piramide bleef voor hem, met zijn lage stem, buiten bereik.

Misschien komt het door dat diepe verlangen naar iets onbereikbaar hoogs dat hij de laatste tijd, altijd als we een countertenor horen, als in een reflex vraagt of ik wel besef hoe bijzonder dat is. Dat de stem van een vrouw hoog reikt, is normaal; vrouwen naderen vaak moeiteloos de perfectie. Maar o, de vergeefsheid van een hoog zingende mannenstem, de kier tussen bereik en perfectie van deze stem.

Dat zal de reden zijn waarom hij van het lied À Chloris van Reynaldo Hahn geen vrouwelijke uitvoering heeft gekozen. Nog maar kort geleden had hij, vertelde hij mij, voor het eerst, voor het eerst bewust tenminste, een recital van Franse liederen uit de eerste helft van de twintigste eeuw gehoord. Iemand die vóór hem zat, had telkens blij herkennend geknikt als de zangeres een volgend lied aankondigde, maar voor hem was het allemaal nieuw. En van Reynaldo Hahn had hij wel eens vaag gehoord, maar hij had nooit geweten dat die zoiets prachtigs had geschreven als À Chloris, een liefdeslied, intiem en extatisch tegelijk, dat klonk – dat verbaasde hem nog het meest – alsof hij het zijn hele leven al kende. In het kleine zaaltje in hun vakantiedorp, met zeventig toehoorders propvol, was hij even helemaal van de kaart geraakt door dat heldere lied en zijn ogenschijnlijk simpele begeleiding.

Hij was thuis direct op internet op zoek gegaan naar de noten, vond ze, merkte dat zijn vingers ze aankonden, en een dag of wat later had hij in een andere kamer vrouw en dochter in tranen aangetroffen. Ging dat zo makkelijk? Ze huilden weliswaar om iets anders dan de muziek, zeiden zij, maar hij vertelde dat het wel zijn spel was geweest dat hen tot ontlading had gebracht.

Later was dat nog een keer gebeurd, met dezelfde muziek, en nog steeds alleen met de pianopartij. Ik was er toevallig zelf getuige van dat zijn acht jaar oude kleindochter onder het spelen zo geconcentreerd zat te tekenen dat ze niets leek te horen, maar dat wij, toen hij uitgespeeld was, ineens hoorden: ‘Wat was dat mooi.’ Ook bij haar zag je een traan, zonder andere oorzaak dan de muziek zelf. ‘Wil je het nog een keer spelen?’ Dat was toch, zei hij, het bijzondere van musiceren: dat je er jezelf en anderen bedroefd en gelukkig tegelijk mee kon maken, dat je dat kon bereiken door met de vijf vingers van de ene hand een bloemenkrans van versieringen te vlechten en met niet meer dan duim en pink van de andere een sokkel neer te zetten van eenvoudige octaven. De zangstem, de geliefde die met de bloemenkrans om op de sokkel zou moeten staan, liet zich er moeiteloos bij denken.

00:13:48

Reynaldo Hahn, À Chloris (1916); Phlippe Jaroussky, countertenor; Jerôme Ducros, piano.

00:16:47

—————————————————————————————————————————–

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De dromenwever

Omdat het leven een beperkte duur heeft zoeken veel mensen verlenging. Je kunt dan denken aan een parallel bestaan. Reizen kan dat effect teweegbrengen. Als je ver reist, leer je een wereld kennen die nieuw voor je is. Eenmaal thuis heb je je herinnering, maar je hebt ook een bewustzijn van dat het leven daar, in Greymouth, Nieuw Zeeland bijvoorbeeld, gewoon doorgaat. Je hebt dan twee levens tot je beschikking, dat waar je bent en het leven dat je je nu voor kunt stellen. (Erg saai parallel leven overigens, Greymouth)  Toch een goede reden om te reizen. Kinderen krijgen kan ook een parallel bestaan opleveren: mensen herleven hun jeugd een beetje door naar hun kinderen te kijken. En verder hebben kinderen – gelukkig voor ze –een bestaan waar de ouders niet bij aanwezig zijn, maar waar die ouders wel over nadenken: een nieuw wereld naast die je al had. Lezen werkt ook zo, schrijven ook.  In vijftig romans leef je vijftig extra levens.

In de zeer goede feel good movie About Time hebben de mannelijke leden van het gezin de mogelijkheid in de tijd te reizen. Bill Nighy vertelt zijn zoon dat op zijn 18e verjaardag. Zelf, meldt hij, heeft hij de extra tijd die dat opleverde vooral gebruikt om te lezen, alles, twee tot drie keer, Vooral Dickens. Feel good kunstenaar Richard Curtis maakt er echt wat van in deze film. Het is een van de weinige filmlevens, waar ik zo in zou stappen.

Droom vannacht: het boek
de zee, de zee
het vlot

(Chr. J. van Geel)

MV5BMTA1ODUzMDA3NzFeQTJeQWpwZ15BbWU3MDgxMTYxNTk@._V1_SX214_AL_Lectuur van Douwe Draaisma De dromenwever heeft mij een nieuw parallel bestaan gebracht. Ik heb mijn dromen meestal genegeerd of als curiositeit onmiddellijk weer vergeten, maar door kennis te nemen van het vreemde fenomeen dat we ’s nachts niet zomaar ‘uitgaan’, maar per nacht 5 keer door eenzelfde cyclus bewegen – eerst in ongeveer vier fasen afbouwen van de hersenactiviteit, dan de REM-slaap, dan weer in vier fasen naar bijna bewustzijn en dat 5 maal – wekt toch interesse. In die REMslaap gebeurt het. Ene J.A. Hobson heeft een geloofwaardige theorie: in de hersenstam gaan betrekkelijk willekeurige hersencellen opflitsen, dit spreidt zich door de hersenen heen uit. Het brein doet verder wat het overdag ook doet: een min of meer acceptabel verhaal maken van de impulsen en indrukken die het binnenkrijgt. Zie daar de droom.

Droom van de overwoekerde snelweg

De vanen van de netels wapperen, smal spoor
wie fietst trekt schoenen aan, in korte schokjes wind
doen varens, gras, onstuitbaar kruid, beton vergaan.

Het horen slaan van tennisballen achter hagen
wekt mij, het rinkelen van kopjes en van glazen
op nikkelen bladen rondgedragen door de tuin.

(Chr. J. van Geel)

Het lichaam heeft geleerd dat het veilig is tijdens dit droomdeel van de slaap, de REMslaap, de musculatuur volledig te blokkeren. De vreemde paradoxale  situatie doet zich dan voor dat wanneer je ’s nachts geestelijk bijna net zo actief bent als overdag, je lichaam volledig out is.

Gewezen op je droombestaan ga je proberen waar te nemen of je droomt, ze bijhouden zoals Frederik van Eeden deed in zijn droomboek. (‘Ik zag in den laten slaap na een uur wakker liggen een gebergte, een bergwand, zeer mooi en scherp.’) En mijn God, wat een parallel leven heb ook ik er opeens bij! Als je een nacht of 10 je dromen opschrijft heb je een reeks absurde verhalen geschreven waarvan althans ik niet wist dat ik ze in me had.

——————-

IMG_6841Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot. Houdt van de geur van boeken en minder van vliegen, of uitsluitend in een droom.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Wie leeft

 

 

 

 

 

“Wie leeft hoeft niet te schrijven,” zegt mijn collega Wytske in een prachtig essay voor ons volgende nummer. Ze zegt er ook dat je scherpe observaties alleen van een afstand kunt doen.

Het ligt voor de hand dan te denken aan de schrijver die afstand tot haar object neemt. Gisteren kocht ik Julian Barnes’ Levels of Life. Ik ben makkelijk te vangen met eerste zinnen, en als het raak is sta ik al snel een half uur in de boekhandel te lezen.

“You put together two things that have not been put together before. And the world is changed…”  

Dat Levels of Life gaat over Barnes’ rouw om zijn partner Pat Kavanagh, die in 2008 overleed, wordt pas na vier hoofdstukken duidelijk. De onomkeerbaarheid die besloten ligt in dat begin komt onder een verschrikkelijke spanning te staan.

Afstand is belangrijk om goed te kunnen beschrijven wat je ziet, maar het verlangen om die afstand te overbruggen is waarom ik schrijf.

 

________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Perspectief

Professor Timofej Pnin, de antiheld van Vladimir Nabokov´s roman Pnin (1957), is dol op de wasmachine van Joan, zijn huisbazin. Op deze kennisgeving volgt een verrukkelijke (om een uitgesproken Nabokov*-adjectief te plaatsen) passage, hier in het Nederlands van Else Hoog (1987; p. 37/38)ː

‘Hoewel het hem was verboden erbij in de buurt te komen, werd hij keer op keer betrapt op overtreding van het verbod. Alle fatsoen en voorzichtigheid liet hij varen en hij voedde het ding alles wat toevallig bij de hand was, zijn zakdoek, keukenhandschoenen, een stapel onderbroeken en hemden die hij uit zijn kamer had meegesmokkeld, alleen om het genot door die patrijspoort te kunnen kijken naar wat eruit zag als een eindeloze buiteling van dolfijnen die aan kolder leden. Op een zondag, nadat hij zich ervan had vergewist dat hij alleen was, kon hij niet nalaten om, uit pure wetenschappelijke belangstelling, de machtige machine een paar canvas schoenen met rubber zolen, vol modder- en grasvlekken te geven om mee te spelen: de schoenen stampten weg met een gruwelijk aritmisch geluid als een leger dat over een brug marcheert en keerden terug zonder zolen.’

Een halve eeuw later werden deze regels verfilmd. Maar dan vanuit het perspectief* van de wasmachine:

 

 

Noten (waarvan één kokosnoot)

* Nanne Tepper, ‘de Groningse Nabokov’, schreef in de jaren negentig een verhaal, De psychologie van de constructie, dat nooit werd gepubliceerd en waarvan de Haagse Statenhofpers nu een boekje heeft gemaakt (100 exemplaren, genummerd). ‘Zomaar is Tepper terug, mét zijn eigengereide grappen, driedubbele verwijzingen en lyrische uitbarstingen,’ schreef Arjan Peters er afgelopen zaterdag over in De Volkskrant. De psychologie van de constructie (1995/2015) opent met een erg grappige anekdote en in noot zeven deinst Knollenveld, Teppers verteller, er zelfs niet voor terug een mop te teppen tappen. Vertel! Vertel! Laat ik ’m even overtikken (2015;p.12):

‘Veenkoloniale humor (verboden in de vaderlandse letteren): Een mug neukte een olifant. De olifant kreeg tijdens de vrijage een kokosnoot op zijn hoofd. ‘Auw!’, riep de olifant. Waarop de mug zei: ‘Och, lieverd, moet ik wat voorzichtiger zijn?’

Hahaha!, die grap alleen is al voldoende rechtvaardiging voor publicatie van de vrolijke vingeroefening (no pun intended) die DPVDC au fond is.

* De blik in, of richting, de camera doet denken aan een stijleigen van cineast Yasujiro Ozu (dan wel Ozu Yasujirô) die sprekende personages graag en face filmt. Ozu’s onlangs gerestaureerde Tokyo Story (1953) is een prachtige, volwassen film over vergankelijkheid, vervreemding, verlies – en de (on)mogelijkheid je met verdriet te verzoenen. ‘Een getrouwde dochter is een vreemde,’ zegt de mannelijke protagonist. Ik blurbte net ‘volwassen’ omdat TS vraagt je te identificeren met de verteller/maker en niet met zijn personages. TS is – als een verhaal of toneelstuk van Tsjechov – wijzer dan z’n personages. De onheilspellende scène waarin een moeder zich te ruste legt in het bed van haar acht jaar eerder gesneuvelde zoon! TS is zo kalm en zo doordacht in beeld gebracht en gemonteerd, daar kun je gerust een zomeravond aan offeren. Deze weken zijn, in een aantal grote steden, zes films van Ozu opnieuw te zien.  Tot zover deze aflevering van Lekker weg in eigen land.

———

Martijn Knol (1973) – schrijver, Tirade-redacteur.

Volgende week: Adieu. Et merci.

Bezinningseiland 3

Vorige week  Bezinningseiland 2. Vandaag Deel 3:

Het was Irma.

Ze vulde de deuropening in haar gebloemde nachtjapon. Ze had gezien dat er bij mij nog licht onder de deur door scheen. Haar glimlach stond ongerust.

‘Het is niet verstandig om zo lang op te blijven,’ zei ze. ‘Je moet je rust nemen. In een zwaar lichaam kan de geest niet verlicht raken.’

‘Ik was net van plan om –’

Ze stak haar neus in de lucht, snoof, keek me streng aan. ‘Je bent toch niet aan het roken, hè?’

‘Nee,’ zei ik snel. ‘Nee, natuurlijk-‘

‘Goed zo!’ Ze stak haar hand uit en kneep in mijn wang. (Het was gebeurd voor ik er erg in had, Alex. Alsof er een spin op je valt – een spin met moedergevoelens.)

‘Ik zie je morgen bij het ontbijt.’ Irma draaide zich om, de klaprozen zaten strak om haar heupen. ‘Vergeet je niet goed in te smeren,’ zei ze over haar schouder. ‘Je huid voelt erg droog aan.’

***

Onnodig te zeggen dat ik geen oog heb dichtgedaan, broer.

Nu zit ik tussen de konijnenkeutels te kettingroken in de duinen. Ik kan de zee horen. Het is hier groener dan ik dacht –  verder afgelegen ook. Er zijn geen fietsers, geen wandelaars, geen hondenbezitters en de konijnen houden zich verstopt in hun holen.

Ik telde daarnet twaalf ‘bezinners’ aan het ontbijt. Ze zaten aan ronde tafels iets met veel vezels weg te werken. Bezinnen blijk je in lycra of biologisch katoen te doen. Ook Jasper heeft zich in een  afritsbroek gehesen. Batman is een padvinder geworden.

Hij stelde me voor aan Claudia, een interieur-styliste van onder de rivieren met een hardnekkige burn-out. Claudia gooide direct haar levensverhaal in m’n muesli. Ze heeft alles al geprobeerd: yoga, reiki, skydiven; ze heeft piercings waar je het bestaan niet van af wilt weten en haar hele huis ‘ondersteboven ge-feng-shuied’;  het wilde allemaal niet baten.  Maar nu, nu Ludo ‘op haar pad’ terecht is gekomen zal ze echt ‘doorbreken’, want Claudia wil ‘het volgende niveau’ in ‘haar zijn’ bereiken. Claudia heeft een bezinnings-arrangement geboekt waarvan de prijs alleen op aanvraag beschikbaar is, stel ik me zo voor. Ze is hier al een maand.

In de hoek zaten twee mensen met hun rug naar de kamer. Ik vroeg Jasper om uitleg.

‘Zij kunnen niet loslaten,’ fluisterde hij. ‘Ze  zijn betrapt toen ze hun telefoon probeerden te stelen uit het kantoor.’

‘Een onderbreking in hun groei,’ vulde Claudia hoofdschuddend aan. ‘Zo zonde.’

Toen ik vroeg hoe je je eigen telefoon kon stelen, keken ze me niet begrijpend aan. Ik geloof zelfs dat ze een blik uitwisselden die verdacht veel op medelijden leek. Ik heb nog veel te leren van onze coach.

(Die overigens nog nergens te bekennen valt. Ik begin me voorzichtig af te vragen of Ludo wel bestaat.)

Na het ontbijt kregen we twee uur de tijd om ons mentaal voor te bereiden, een genereuze rookpauze. We zullen het meemaken, Alex. We hebben nog tijd voor één sigaret voor het programma begint.

***

Het hotel is stil. Iedereen slaapt. Ik heb voor de zekerheid een opgerolde handdoek onder de deur gelegd. Natuurlijk zou dit verslag kunnen wachten tot ik weer thuis ben. Maar na vanmiddag heb ik het gevoel dat ik er verstandig aan doe om tegen je te blijven praten – mijn handen zitten onder de ecoline, broer.

De tafels waren aan de kant geschoven. Irma stond ons ‘bezinners’ bij de deur op te wachten met een dienblad. Ze deelde shotjes gemalen tarwegras uit die we wegwerkten terwijl we plaatsnamen op een rij klapstoelen. Voor ons stonden een  flip-over en een doos met knutselmateriaal. Uit een cd-speler kwam het geweeklaag van een panfluit spelende walvis.

En toen was hij daar ineens, zonder aankondiging: Ludo Stoker, de life-coach zelf.

Ik weet niet wat ik ervan verwacht had, Alex, maar ik moet toegeven dat ik enigszins teleurgesteld was. Hij is korter dan ik me hem had voorgesteld. Kaler ook. Ludo Stoker ziet eruit als een man die veel vrije tijd heeft, maar desalniettemin de indruk wil wekken dat zijn tijd kostbaar is. Hij draagt een zegelring om zijn pink en heeft een waterdicht horloge waar hij om de vijf minuten met gefronste wenkbrauwen op kijkt.

Ludo liet er geen gras over groeien. Binnen een paar minuten stond de flip-over vol met woeste lijnen, een plattegrond van het bewustzijn. Ludo wappert zijn gebakken lucht met veel handgebaren de wereld in.

‘We dénken dat we onszelf kennen, maar wie is die “ik”? Hm? Wie is die “ik” die ons aankijkt in de spiegel?’ Hij stond stil voor Jasper en wees met een dikke vinger naar het naamkaartje op zijn borst.

‘Wie ben jíj?’ vroeg Ludo.

‘Jasper,’ zei Jasper.

‘Maar.. wie.. ís.. Jasper? Nou?’

Jasper moest hem het antwoord schuldig blijven.

‘Jij kunt Jasper niet zien, want..’ Ludo zette twee stappen naar achter en spreidde zijn armen voor de ontknoping. ‘Jij bént hem. Jij bént – hét zelf.’

De ‘bezinners’ slaakten een collectieve zucht. Ik heb het eerste a-ha moment gemist, Alex.

Ludo keek op zijn horloge. ‘Heel goed,’ zei hij. ‘Laat het.. aan-komen. Laat het zakken.’

Ik volgde het voorbeeld van de groep en boog mijn hoofd. Als je in de minderheid bent is het lastig rebelleren.

Toen zag ik vanuit mijn ooghoeken hoe Irma de coach iets in zijn oor fluisterde.

‘Een nieuwkomer!’ bulderde hij verheugd. ‘Nieuw licht! Waar zit je?’

Ontkennen had geen zin, Alex. Ik stak mijn hand op.

Er werd een stoel bijgeschoven. We zaten knie aan knie. Ludo pakte me bij mijn polsen, sloot zijn ogen en ademde diep in. Ik zag de seconden wegtikken op zijn horloge en vroeg me af hoe lang hij zonder zuurstof kon.

‘Ik voel je cocon,’ verzuchtte de coach. ‘Het is donker in je “veilige” ruimte. Maar je bent niet veilig. Je bent een rups.’

Hij legde een hand op mijn borstbeen en floot door zijn tanden.

‘Ik voel je weerstand,’ zei hij. ‘Het zit diep.’

‘Dat klopt,’ zei ik.

‘Je moet loslaten,’ zei hij. ‘Ontkoppelen. Ont-poppen.’

‘Ik doe m’n best,’ zei ik.

‘Ik zal je leren vliegen,’ beloofde hij.

De rest van de middag hebben we onze mentale blokkades abstract vormgegeven met ecoline. Ludo gaf aanwijzingen. Zijn laatste boek (“Hallo? Ben ik daar? – Een kleurengids naar verlichting”) is tijdelijk met korting te koop bij de balie. Ik denk er sterk over een exemplaar voor je mee te nemen, Alex.

Irma stuurde ons naar bed met een bord natte pasta. Maar voor deze rups naar zijn kamer kon verdwijnen, greep ze me bij mijn arm. De coach wil een één op één gesprek met me.

Morgenochtend gaan we samen het strand op. Leren vliegen.

Sta me bij, Alex. Sta me bij.

———-

Daphne Huisden auteursportretDaphne Huisden (1988) debuteerde in 2010 met de romanAlles is altijd fictie, die werd genomineerd voor de Academia Literatuurprijs. In 2013 verscheen Huisdens tweede roman, Dit blijft tussen ons, genomineerd voor de Halewijnprijs. Naast romans publiceerde Huisden kort proza in, onder meer, Tirade, Das Mag en De Volkskrant en schreef ze bijdragen voor Crossing Border, The Chronicles. Daphne Huisden woont in Rotterdam en werkt daar aan een nieuwe roman.

Portret D.H.: Salih Kilic.

Volgende week: Bezinningseiland 4.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.