The One

imagesEen echte vriend geeft je wat je nodig hebt, niet wat je het liefst wilt. Deze week, voor zijn vertrek, waaide Arjen nog één keer bij ons aan.

Ik stond in het raam toen hij op zijn karakteristieke manier de straat in kwam lopen: kaarsrecht, zijn schouders naar achteren en zijn hoofd geheven zoals ik me voorstel dat de veel te jonge Lorca in het Grenada van 1936 het vuurpeloton tegemoet trad. 

Ergens helpt het voor de vergelijking dat Arjen zo bijziend als de neten is. Lorca zal de hem aangeboden blinddoek zeker hebben afgewezen; door de dikte van zijn brilleglazen lijkt Arjen zijn omgeving altijd met een soort vorsend wantrouwen op te nemen. Het is een ontembare blik, een soeverein myopisch gedogen, dat pas verdwijnt als hij naar je lacht. 

Het zat er al langer in dat Arjen zijn geliefde achterna zou reizen. Merijn, de boy wonder, doet aan de universiteit van Austin iets met code waarvoor hij door de NSA gesponsord wordt. Ik vermeld dit omdat ik ervan geniet het te vertellen, alsof ik beste vrienden met een wapenhandelaar ben. 

Ik liet Arjen binnen, zette hem aan tafel en trok een fles wijn open. Daarna rookten we, zoals al jaren onze gewoonte is, een jointje. De combinatie van koele witte wijn en cannabis is niet te verslaan. Tel daar een gesprekspartner bij op die zo grappig is als Arjen, en binnen tien minuten giebel ik als de stonede tiener die ik op de middelbare school meestal was. 

Ritme wordt vaak belangrijk gevonden in humor. Dat is het ook, maar wat voor mij belangrijker is: weten waar de grens van het betamelijke ligt en op die grens een koorddansje doen. Arjen is hierin een meester. Hij zet anderen en vooral zichzelf in een paar woorden zo helder neer, met zulke perfecte beelden…

Je weet dat het harder kan; hij weet dat het harder kan, maar uit zijn plagen spreekt altijd respect, altijd liefde. Ik wil mijn boekje niet te buiten gaan, maar ik geloof dat Arjen door zijn achtergrond een expert geworden is in het houden van complexe mensen. Ik kan het weten, ik ben er zelf een.

Aan het einde van de avond haalde mijn vriend een boekvormig cadeau uit zijn tas. Ik scheurde het witte papier weg en hield The One in mijn handen, de biografie die R.J. Smith schreef over James Brown. 

Ik lees nooit biografieën. Als ik non-fictie lees, is het meestal de krant. Uit liefde voor Arjen belandde zijn boek bovenop mijn leesstapel en vandaar, sinds gisteren – toch echt eretribunewerk – bij me in bed.

‘Maar dit is fictie,’ zei ik tegen Birre na het lezen van de eerste tien bladzijden. 

‘Geniaal,’ zei ik na de eerste zestig. 

Zelden heb ik een personage zo helder, zo zuiver naar voren zien komen als deze James Brown. R.J. Smith schreef een tot dusver briljant boek, dat waarschijnlijk ook nog heel dicht bij de waarheid ligt. Het leven van de jonge James is deernis-, maar ook vaak lachwekkend opgeschreven. Toch blijft de liefde van de schrijver voor zijn onderwerp te allen tijde overeind. 

Een beter afscheidscadeau, vriend Arjen, had je me niet kunnen geven. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

If I Could Turn Back Time…

…had Plasterk het allemaal anders gedaan.  Terugkijken is een bezigheid die naarmate men ouder wordt belangrijker wordt, ook eenvoudigweg omdat er steeds minder is om naar vooruit te zien. Het verleden groeit. In literatuur is het een opvallende technische verteltruc. Anna Louws Kroniek van Perdepoort speelt zich af respectievelijk op 9 maart, 8 maart en 7 maart. Wat betekent dit? Het blok informatie dat je krijgt opgediend in het eerste deel van de prachtige roman, is niet slijtvast op te slaan, maar moet voortdurend opnieuw ondervraagd worden naarmate het boek vordert.

In de geweldige film Memento van Christopher Nolan krijgt de kijker brokjes informatie toegdiend, terug in de tijd, naar steeds meer inzicht in wat er precies gebeurd is. De verteltruc hierbij is dat de hoofdpersoon een falend korte termijngeheugen heeft, hij moet zelf kleine beetjes informatie als een roofdier aan de wereld ontfutselen. Uiteindelijk is een goed verhaal vertellen het doseren van informatie. Wanneer een verhaal verteld wordt op de wijze als in Kroniek van Perdepoort, blijft het deel van het boek dat al gelezen is steeds meeresoneren bij elke nieuwe informatielaag, en hierdoor maakt het boek een veel sterkere indruk dan wanneer het boek chronologisch verteld zou zijn.

Dan nu het klapstuk. Ik lees Time’s Arrow van Martin Amis en ik ben heel erg onder de indruk.  Toch vreemd dat ik zo onder de indruk kan zijn van zulke overduidelijke verteltrucs (ik heb bijvoorbeeld ooit een diepe liefde opgevat voor het boek L’Année dernière à Marienbad van Alain Robbe-Grillet)

Maar Time’s Arrow: De verteller in het verhaal is iemand die zich bevindt in het hoofd van een net gestorven man met de naam Tod Friendly en hij komt er al snel achter dat hij een passagier is die het leven van Tod Friendly, andersom meemaakt. En dan letterlijk, het levensverhaal als een film terugverteld. (mensen stappen echt achteruit de deur uit)  Ik voel een stijgend enthousiasme als ik alle implicaties van dit idee probeer voor het voetlicht te brengen, maar ik volsta maar even met de mededeling dat ik verhevigd leef sinds ik dit boek ken.  Twee dingen: Bij elke nieuwe pagina raakt de vorige anders belicht. Het boek, 170 p. lang, is droevig, intens, en bijna voortdurend heel humoristisch.

Een voorbeeld op blz 74:

‘This business  with the yellow cabs, it surely looks like an unimprovable deal. They’re always there when you need one, even in the rain or when the theatres are closing. They pay you up front, no questions asked. They always know where you’re going. They’re great. No wonder we stand there, for hours on end, waving goodbye, or saluting – saluting this fine service. The streets are full of people with their arms raised, drenched and weary, thanking the yellow cabs. Just the one hitch: they’re always taking me places where I don’t want to go.’

Een van de ontelbare voorbeelden van hoe prachtig Amis gebruik maakt van deze rake vertelconstructie. En wonderbaarlijk is vervolgens dit: de lezer heeft geen last van het hulpmiddel van de verteller die precies modereert wat de lezer kan begrijpen en wat niet. Een rare constructie is dat de verteller zelf dus bijna nooit een conclusie trekt over hoe het eigenlijk is, dat is aan de lezer. Wat een boek!

Iets wat me nog van het hart moet: ik ken geen boek waarbij de achterflap zo belangrijk is, want hoe je dit boek moet lezen zonder dat je vooraf opgeladen bent met de informatie dat de man een kamparts blijkt te zijn geweest is me een raadsel.

En dan de schoonheid van dat idee: een kamparts is precies het tegenovergestelde van een arts: als je de zaak terugdraait dan geneest een kamparts zijn patiënten dus, ik ben er nog niet, maar vind het nu al huiveringwekkend…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Het slechte proza van Merijn de Boer

Nee helaas, ik ga hier niet beweren dat voormalig Tirade-redacteur Merijn niet kan schrijven. Evenmin ga ik hier zijn roman De nacht bespreken, dat laat ik over aan anderen. Over de goede ontvangst van dit goede boek valt her en der te lezen. In plaats daarvan nu aandacht voor de wedstrijd die naar aanleiding van De nacht is uitgeschreven. Prijs is een gesigneerd exemplaar!

In De nacht van Merijn de Boer krijgt de verteller een slecht boek in handen.

‘Ik las de achterflap. Het ging om twee lesbische literatuuronderzoekers, de een zestig, de ander achttien, die in de Bodleian Library op een geheimzinnig manuscript stuitten, dat hen in conflict bracht met een malafide mensenrechtenorganisatie in Guatemala. “Raiders of the Lost Ark meets The Brontë Sisters” stond er in vette rode letters boven de inhoudsbeschrijving. Het boek was slecht en liefdevol geschreven, was mijn indruk, en de twee zinnen die ik onder ogen nam waren nagenoeg onleesbaar. In de ene stonden meer dan dertien werkwoorden en slechts twee of drie zelfstandige naamwoorden, in de andere was het andersom.’

Schitterend gevonden: dat voorbeeld van slecht proza. Maar wat zou ik graag die twee zinnen lezen. Omdat Merijn ze zelf niet heeft geschreven, hebben we – Merijn en ik dus – er een prijsvraag over uit geschreven. Wie o wie schrijft de twee mooie, goed leesbare en grammaticaal correcte zinnen? Mail je oplossingen voor 1 maart naar Maarten Dessing (mdessing@yahoo.com) en maak kans op een gesigneerd exemplaar van De nacht.

Met de winning spirit van de Olympische Spelen van gisteren in het achterhoofd, doe ik ook een poging (voor spek en bonen). Bij dezen, twee extreem krukkige zinnen uit het slechte boek dat ik maar Obsessions noem:

Toen keek Anne op en dacht aan Emily, aan hoe ze ten onder was gegaan aan het collationeren en emenderen, maar vooral aan het verzamelen van de paralipomena van het Neapolitanus-manuscript, dat ze voortvarend had becommentarieerd en geannoteerd, waarbij ze altijd aan aan het wikken en wegen was, nu eens hoopvol en dan weer wanhopend, tot ze zich ten slotte genoodzaakt had gezien het te moeten vernietigen. Maar dit waren niet de vingers van Emily, op tafel hier in de leeszaal van de bibliotheek, maar het brilmontuur, de vulpen, vergrootglas, kladblok, laptop, lippenstift, donkerbruine ogen en grip om Anne’s pols behoorden Charlotte toe.

Tirade – competitief als altijd.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Grand dessert

In het midden van de eetzaal – onder een fel brandende kroonluchter – zitten twee Nederlanders, een vrouw en een man. Eind dertig, begin veertig. Zij heeft haar donkerblonde haar opgestoken (oorbellen, oogschaduw), zijn lange, donkere haar is samengebonden in een staart. Op tafel gegrilde tonijn, rijst, een salade van coeur de boeufs. De conversatie is ontspannen en levendig. Woorden wordt kracht bijgezet door kleine, soepele handbewegingen – alsof de tafel een minuscule tennisbaan is. Backhand, forehand. Lach, glimlach.

Ik zit alleen aan een tafel in de hoek. Geroezemoes, getinkel van messen en vorken. Ik probeer wat passages te herlezen uit de grote Nederlandse roman waarover ik het volgende semester college moet geven, maar het is moeilijk om mijn ogen van het stel onder de kroonluchter af te houden. Ze zijn de vleesgeworden falsificatie van mijn desillusies.

De nagerechten van de twee zijn net uitgeserveerd als de man, De Staart, overeind komt. Hij loopt naar een tafel met vier Zwitserse vijftigers. Als een ober die een wankel terrastafeltje gaat vastzetten met een dubbelgevouwen bierviltje hurkt hij naast de tafel, grijpt de achterpoot van de stoel van de grootste Zwitser vast en trekt die, terwijl hij snel overeind komt, onder de man vandaan; vervolgens zwaait hij de stoel met een vloeiende beweging hoog boven zijn hoofd en slaat die, nog voor de vijftiger de grond raakt, compleet aan barrels op diens bovenlijf. Het gekraak van botten en stoelpoten. Zodra de man overeind probeert te komen, trapt de Nederlander hem vol in het gezicht. Hij grijpt een steakmes van tafel en spietst het slachtoffer met een korte worp door zijn keel vast aan het parket.

Gegil, geschreeuw. Hier en daar komen gasten overeind. De Nederlander houdt zijn handen bezwerend op. ‘Geen paniek,’ zegt hij in matig Hoogduits, ‘deze mijnheer keek een duizendste seconde te lang naar mijn disgenote. Dat was alles.’

De zaal gromt van verontwaardiging. Er worden jasjes over stoelen gehangen, mouwen opgestroopt. Het valt me opeens op dat werkelijk alle gasten in het zwart zijn. Alle mannen, alle vrouwen. Behalve de Nederlanders. Die zijn in het grijs. De Staart loopt terug naar zijn tafeltje. Hij neemt een hapje panna cotta, staand, en wisselt een glimlach met zijn tafelgenote. Dan, als na een startschot, stormen de andere gasten op hem af. Het lijkt The Matrix wel.

Midden in de zaal ontploft een bom… nee… er trekt een twister door het restaurant… een orkaan… In de centrifugale choreografie van knietjes, draaitrappen, heupworpen, hakjes, ellebogen, kaakslagen en kopstoten zie ik De Staart twee jonge kerels optillen – met iedere hand één – en ze in één keer, sissend, dwars door een zware tafel heen rossen. Hij grijpt de wang van een gespierde dertiger, trekt in één ruk het hele gezicht van de man eraf, slaat daarna zijn vuist dwars dóór het druipende hoofd heen… Deze procedure wordt herhaald bij acht, negen volgende belagers – tussendoor schudt De Staart bloed en hersenresten van zijn hand… Hij gebruikt wijnflessen om bovenbenen te breken, trapt belagers door servieskasten, steekt mannen en vrouwen met grote vleesvorken aan wijnvaten vast, smijt lijken op dessertwagentjes…

Twee mannen proberen hem tegen de bar te dwingen en vliegen dan, als na een sprong op een trampoline, gymnastisch de zaal door. Koks, kelners en schoonmakers stromen door klapdeuren de zaal in. Één voor één worden ze door een ruit in de zijgevel naar buiten geslingerd… De Staart roept de koks allemaal hetzelfde na – misbaksels! – en moet dan zelf hard lachen…

Het gaat er allemaal zo verschrikkelijk primitief aan toe dat ik het liefst de ogen zou sluiten. Maar om de één of andere reden blijf ik kijken, moet ik kijken. Tot het opeens is afgelopen. Iedereen – alle gasten, al het bedienend personeel, de hele keukenbrigade – ligt knock out of dood tussen kapotte tafels, glasscherven en etensresten. De Staart raapt een servet van de vloer en begint bloeddruppels en hersenpulp van zijn gezicht te vegen.

Het zachte getinkel van de wiegende kroonluchter.

De Nederlandse, die de schermutseling sereen heeft uitgezeten, schuift haar stoel naar achteren, gaat rechtop staan en loopt naar De Staart. Ze gaat recht voor hem staan. De intensiteit van hun kijken is haast ondraaglijk. Wat komt er nu? Een omhelzing? Een kus? Een klap in zijn gezicht? Of een intieme dans met de stilte na de storm als achtergrondmuziek?

Ze steekt haar hand onder het jasje van De Staart en haalt een vuurwapen tevoorschijn. Een pistool. Van goud. Het lijkt wel een trompet. Ze spant de haan en maakt op haar hakken een ronde langs alle belagers die nog naar adem liggen te happen. Steeds opnieuw richt ze het gouden pistool met vaste hand op een hoofd, haalt dan de trekker over. Bij ieder schot is het of er een kom tomatensoep tegen het parket wordt gesmeten.

Als alle overlevenden zijn afgeknald, komen de Nederlanders naar mijn tafel. Wat ik zat te lezen? En waarom? Zodra ik over de Nederlandse faculteit in Rome begin, verdwijnt het pistool in een schouderholster. De Staart hurkt naast mijn stoel, pakt me bij m’n enkel en trekt me van m’n plek. Door de knal waarmee mijn hoofd de houten vloer raakt, verlies ik op slag het bewustzijn.

Een heldere sterrenhemel. IJskoude buitenlucht. Besneeuwde sparren. Ben ik weer zes? Lig ik op een slee? Nee, ik word aan mijn enkel door het dorp gesleept, over de aangestampte, hartbevroren sneeuw… straten door… de berg op, naar het chalet van de Nederlanders. Daar, binnen, smijten ze me in een stoel en drukt De Staart me een literair tijdschrift in handen.

‘Zo, professor. Lezen maar. Ik hoor straks wel hoe goed je ’t vindt.’

De Nederlanders verdwijnen naar de keuken. Huiselijke geluiden. Gelach. Een vuurwapen dat wordt herladen, borden die worden gestapeld.

Twee paar handen maken koffie en thee.

————

Tirade – hart voor lezers.

Soundtrack: een trompet-assorti van Tomaso Albinoni (een Italiaan, net als ik!!!). De vechtpartij graag deels in slow motion.

Francesco Lucarotti (1967) is als universitair docent verbonden aan de Sapienza, Università di Roma. Een handelseditie van zijn proefschrift – Eigen rechter, macht, onmacht en moraal in de contemporaine NED-LIT – is in voorbereiding.

Volgende week: F. Lucarotti over T452. Plus: via Rome naar het Parijs van Sartre & De Beauvoir, alias Castor.

Nucleaire

De orthopeed toont op het computerscherm een röntgenfoto van de onderrug. ‘Ziet er goed uit, die tussenwervelschijven,’ hij leunt naar achteren in zijn stoel, krabt achter zijn oor, schiet weer naar voren.  ‘Maar hier… hier zit iets wat mijn aandacht trekt.’ Hij wijst op een wit stukje. ‘U heeft misschien een extra botje.’ Naast de onderste ruggenwervel links zit een vaag vlekje.  ‘Kan je daar wat aan doen?’ ‘Niet echt.’ De orthopeed leunt weer naar achteren. ‘Maar ik adviseer u om een botscan te laten maken.’ 

Twee dagen later ligt er een enveloppe op de mat. In de brief staan twee zinnen vet  afgedrukt: 

11.45 Injectie Skeletscan

14.45 Skelet Total Body in Nucleaire Kamer 2 

Misschien krijg je na de behandeling ook een wellness weekend met korting. Nog drie dagen, dan word ik radioactief. 

Een man achter de balie wijst met zijn vinger. ‘De gang door, de tweede rechts.’ Om de hoek bevinden zich drie klapstoeltjes. Een plankje met boeken en een bordje met het woord Nucleaire. Is dat geen bijvoeglijk naamwoord? Een man in een wit jasje steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Goh, wat ben jij laat, zeg.’ Hij ziet eruit als een makelaar. Iemand die met zijn Vespa Primavera door de stad scheurt. Ik zwaai met mijn brief.  ‘Maar ik ben toch op tijd?’ Hij lacht. ‘Grapje. Kom maar.’ 

Alleen de jas moet aan de kapstok. De man vraagt me op een tafel te gaan liggen. ‘Wat zit daar in?’ Hij zwaait met een injectienaald. Ik kijk naar zijn naamplaatje. Akil. ‘Radioactieve vloeistof.’ Ik strek mijn arm. ‘Je hebt mooie aderen.’ Akil doet een blauwe band om mijn arm en trekt het stevig aan. ‘Wanneer bent u geboren?’ Ik noem de datum. ‘Goed. U bent de juiste persoon.’ De naald verdwijnt in de ader. ‘Is dit slecht?’ Mijn stem klinkt hoog. Hij grinnikt. ‘Wil je dat echt weten?’ Ik knik. Zijn ogen twinkelen. ‘Het zou kunnen…’ Hij lacht. ‘Maar misschien ook niet, hoor.’ Akil houdt de injectienaald omhoog. Ik zie een rood wolkje door gelige vloeistof dwarrelen. Hij klopt me geruststellend op mijn schouder. ‘We hebben aardstraling. Vliegen is slecht voor je. Je mobieltje doet ook rare dingen. Het lichaam kan wel wat verdragen.’ 

Ik word in de koker geschoven. Akil schuift een metalen plaat vlak voor mijn gezicht. Ik zie George Clooney in zijn witte pak in de ruimte verdwijnen. ‘Je gaat nu stralen. De radioactieve vloeistof is verbonden aan een stofje dat zich hecht aan calcium. Je lichaam stoot in golven radioactiviteit uit. Dat wordt door kristallen in dit apparaat opgevangen. En die zetten het om in beeld. Kijk maar.’ Op een computerscherm verschijnen duizenden kleine stipjes. Ik denk aan een kopje Nespresso. ‘Ik begrijp het niet’, piep ik. ‘Dat geeft niet’, zegt Akil. Hij drukt op een knopje. ‘Wat voor een beroep heb jij?’ ‘Journalist’, zeg ik. Akil knikt. ‘Heel goed. Dan begrijp ik ook niet wat jij doet.’ Er valt een stilte. Ik schraap mijn keel. ‘Je hebt toch wel van Muhammad Ali gehoord?’ probeer ik. ‘Tuurlijk’, zegt Akil. ‘Goede moslim.’ Het is weer stil. Akil drukt op een knopje. Ik glij de koker in. ‘Je begrijpt dus best wat ik doe,’ zeg ik. De woorden slaan tegen het binnenste van de koker. Het klinkt hol. Een deur slaat dicht. Dan is het stil.  ‘Iedereen denkt altijd dat Ali zo’n grote held was… Maar hij sloeg ook wel eens door.’ Geen antwoord. ‘Hij was niet alleen een geweldige bokser, hoor,’ mompel ik. ‘Weet je wat zo lullig was?’ Het apparaat begint te zoemen. Ik zie groene lampjes aan en uitgaan. ‘Hij beledigde andere boksers. Hij noemde Sonny Liston een ‘lelijke beer’. En Joe Frazier vergeleek hij met een gorilla.’ De koker begint te draaien. Ik sluit mijn ogen. Mijn voeten tintelen. ‘Hij noemde Frazier een ‘Uncle Tom’. Weet je wat dat is?’ Het apparaat trilt en stopt. De groene lichtjes zijn uitgedoofd. ‘Ali noemde Frazier: the other type negro. Heftig toch?’

De handen van Akil verschijnen. Hij verwijdert het plaatje voor mijn neus. ‘Zat je nou te kletsen?’, vraagt hij. Ik knik en ga rechtop zitten. Op het computerscherm zie ik een witte vlek. ‘Dat is je blaas,’ zegt Akil. ‘Ga maar lekker naar de wc. Radioactieve stoffen kan je eruit plassen. Drink maar veel water.’ Ik loop naar de kapstok voor mijn jas. ‘O ja,’ Akil grinnikt. ‘Even geen kleine kinderen knuffelen, goed?’ Ik knik en geef hem een hand. Hij kijkt me ernstig aan. ‘Gek hoor, een vrouw die over boksen schrijft.’  

 

 

Rosan Hollak (1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij). 

 

Avonturiers en avonturiersters

Sir Cecil John Rhodes in het open veld kamperende. Ik meen dat er een Kousbroek essay over de man is, maar in welk boekje?

Scoop van Evelyn Waugh viel tegen.  Nu ga ik weer een goed boek lezen, maar eerst moet ik nog even nasudderen over Baldwin. De avonturier Baldwin in Scoop is een rijke Brit van het type dat in 6 talen vraagt ‘kunt u mij even van het dak afhelpen’ wanneer hij precies op het juiste moment uit de lucht komt vallen. Ze bestonden: gentlemen avonturiers in Afrika aan het begin van de 20ste eeuw. Neem ook deze op de befaamde foto waar ik minutenlang naar kan kijken. Het behelst hier Sir Cecil John Rhodes, een gecompliceerde man met een enorm boeiend en tragisch  levensverhaal, maar hier vooral: de stichter van het zuidelijke Afrikaanse land Rhodesië. Heden Zimbabwe en Zambia. Toen ik 7 was en postzegels spaarde had ik gewoon nog postzegels van Rhodesië. Dat je de naamgever van een land kunt zijn vond ik toen grappig, en nu vreselijk.

William Walker was ook zo iemand: een paar decennia eerder liep deze Amerikaanse advocaat en avonturier gewoon met een klein legertje Centraal Amerika in, veroverde Nicaragua en werd president.  Een vrijbuiter, een woord dat ook etymologisch ten grondslag heet te liggen aan fillibustering: gewoon een land inwandelen en overnemen.

Victorian Lady Travelers
Victorian Lady Travelers

Zijn er alleen mannen met dit soort neigingen? Nou ja, misschien waar het de-baas-zijn aangaat wel, maar ik liep onlangs tegen het prachtboek hiernaast op. Neem Isabella Bird Bishop. Wikipedia schrijft over haar:

‘Time spent in Britain always seemed to make her ill and, following her mother’s death in 1868, she embarked on a series of excursions to avoid settling permanently with her sister Henrietta (Henny) on the Isle of Mull. Bird could not endure her sister’s domestic lifestyle, preferring instead to support further travels through writing. Many of her works are compiled from letters she wrote home to her sister in Scotland.’

De reizen die zij maakte maakt haar nu al tot mijn heldin.

Redmond O’Hanlon lijkt alleen helden te hebben in zijn overigens fascinerende serie O’Hanlons helden. Zijn medewerker  de publicist Alexander Reeuwijk heeft gelukkig wel de tegenwoordigheid van geest in het programma in het Teylersmuseum aanstaande zondag 9 februari om 14 uur naast twee herenavonturiers een terechte dame te nodigen. Miek Zwamborn: de Fanny Bullock Workman van haar tijd.

 

ps: gratis tip voor O’Hanlons Helden: Herman Neubronner van der Tuuk zoals onder meer liefdevol beschreven in Rob Nieuwenhuys Tussen twee vaderlanden (Uitgeverij Van Oorschot) En Charles Waterton zoals beschreven in Julia Blackburns Charles Waterton De eerste natuurbeschermer (ook Uitgeverij van Oorschot…

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De RattenRanger van Hamelen

    De RattenRanger van Hamelen

    (beeld: Don Duyns) (geschreven met contributie van Robin Alberts) Bijna duizend jaar terug, liep een man met felle kleuren en een fluit door Duitsland. Hij werd later bekend als de rattenvanger, maar dit is het verhaal waarin hij ze vangt. Eigenlijk vangt hij ze niet, hij doodt ze. Maar hij heet niet de rattendoder.—- Ja,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd. Vorige  week nog...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)