Wat Dostojevski kan

Berkenbos, Rusland uit de trein.

In november en december lees ik Russen, dat is al vrij lang zo, Tsjechov, Toergenjev, Tolstoj, Babel, Boenin. Dit jaar lees ik De idioot van Dostojevski in de nieuwe vertaling van Arthur Langeveld.

Ik begon lang geleden met Dostojevski’s  De speler en heb er een lichte gokverslaving aan overgehouden. Aantekeningen uit het ondergrondse  vond ik snel prachtig en ik heb daar een poosje verschillende vertalingen van gespaard, zo had ik Memoires uit het souterrain.  

Mijn vader sprak soepel Russisch en daarmee begon waarschijnlijk mijn interesse. Hij zat in het leger als dienstplichtig soldaat rond 1953, de Koude Oorlog was fris uitgebroken en taalvaardige soldaten konden een opleiding tot ondervrager krijgen. Mijn vader was er een van en als jongetje stel je je dan graag voor dat je vader eigenlijk een soort James Bond was. Hij leerde ook in alles rijden wat een motor had en ook dat maakte grote indruk. En hij leerde er verschrikkelijk goed biljarten. Ook dat was gaaf. Veel later zong hij in een Kozakkenkoor, dat was minder gaaf. Op vakanties kwam er altijd wel een moment dat mijn vader aan de praat raakte met iemand die een Rus bleek te zijn. Dan luisterde je, en verstond niets.

Voor Sinterklaas maakte mijn zuster eens  een ‘Geschiedenis van Rusland’ voor hem, een handgeschreven en -geïllustreerd boek, lang voordat ik ooit het standaardwerk van Bezemer zag.

In de Trans Siberië Expres  waar ik om naar Beijing te reizen in Moskou opstapte– alwaar een grote groep laveloos dronken Russen  onderling vechtende was, zonder precisie, maar met stille wanhoop,  werd ik al snel uitgenodigd om een potje schaak te spelen. Ik won de twee eerste partijen en verloor de volgende 35. Ergens halverwege begreep ik dat de eerste twee uit beleefdheid aan mij gelaten waren.  Ik maakte ook nog een nasleep van sovjet-onvriendelijkheid mee in de dame van de restauratie die steeds als wij besloten te gaan dineren de wagon sloot en iets onduidelijks prevelde over tijdzones, die nooit consequent maar wel steeds  in haar voordeel werden aangewend. En post-sovjet vriendelijkheid: de oude dame in onze couchette die met ons dan maar haar groengekookte ganze-eieren deelde.

De idioot is tussen de boeken die in het Nederlands verschenen dit jaar en die ik las, een verademing van frisheid en vertelkracht, vaart en authenticiteit. De idioot is een vorst  die vriendelijk en beleefd en eerlijk is en om die redenen door de meesten als een halve zool wordt weggezet. Maar zijn sociale intelligentie overstijgt die van veel andere personages. En hij is volstrekt echt, zo echt, dat ik de textuur van zijn huid, figuur, oogopslag, adem, haarinplant, wijze van lopen ken, zonder dat die beschreven worden.  Dat is wat Dostojevski kan, en dat is wat Langeveld kan vertalen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

‘Ik wil nooit meer iemand ontregelen!’ – Alsof het voorbij is

Karin Jonkers

Toneelspelers zijn de moedigsten aller kunstenaars. Zij durven de vergetelheid recht in het gezicht te kijken. Ieder slotapplaus is een vloedgolf die hun zandkasteel verzwelgt.

10) Julian Barnes’ The Sense of an Ending (2011)/Alsof het voorbij is (AHVI) is een filosofische roman – bij vlagen een verhalend essay – over tijd, vergankelijkheid, herinneren en de (on)kenbaarheid van de werkelijkheid. De wendingen waarmee je tegen het einde van het boek wordt geconfronteerd volgen de wetten van het televisiedrama/melodrama en trekken je dus in een hoog tempo door het verhaal.

9) Regisseuse Madeleine Matzer heeft Barnes’ boek bewerkt tot een toneelstuk.

8) Zo geestdriftig als de jury van de Man Booker Prize en De Europese Literatuurprijs ben ik niet over het boekje van Barnes, maar ik kan het iedereen zeker aanbevelen. AHVI is een beheerste, brave en ook wat doorgecomponeerde vertelling (een beetje zoals Harry Mulisch ze vanaf De aanslag begon te schrijven) – dat gecontroleerde past bij de protagonist, en misschien ook wel bij de Engelse cultuur (ik generaliseer!, ik chargeer!), maar is er wel debet aan dat lezing van de roman nergens een groot intellectueel of emotioneel avontuur wordt. Wat mij betreft is het dan ook een verademing dat zestiger Tony Webster, verteller en protagonist van AHVI, in de toneelbewerking wordt gespeeld door de decaden jongere Marijn Klaver en dat zijn collega Lidewij Mahler een waaier aan rollen vertolkt. Op het toneel krijg je het avontuur, de speelsheid en het experiment dat je in de roman mist.

7) ‘Ze slaagde er op de een of andere manier in om er – in mijn ogen althans – tegelijk als een twintiger en een zestiger uit te zien.’ Julian Barnes, Alsof het voorbij is, vertaald uit het Engels door Ronald Vlek, Uitgeverij Atlas Contact (2011;p.124).

6) De knappe, jonge vrouw die afgelopen zaterdag, tijdens de première van Alsof het voorbij is, naast mij zat en na het slotapplaus een gesprekje met mij aanknoopte (ja,ja), vertelde dat ze het boek van Barnes niet had gelezen, maar dat ze naar de voorstelling was gekomen omdat ze van theater hield. Ze had, zei ze, het verhaal uitstekend kunnen volgen. Blijkbaar is het dus niet nodig om Barnes’ roman te lezen voordat je naar de toneelbewerking gaat. Toch heb je volgens mij een mooiere, rijkere avond als je dat wél doet.

5) De voorstelling, AHVI, wordt gedragen door genoemde Marijn Klaver. Door de ironische distantie die de acteur betracht – of die zijn personage tot de wereld betracht en die Klaver als acteur tot zijn rol en zijn publiek lijkt te betrachten – doet hij soms denken aan de jonge Jacob Derwig.

4) Protagonist en verteller Tony herinnert zich de volgende uitspraak van Adrian: ‘Ik heb een godsgruwelijke hekel aan die Engelse gewoonte om serieus zijn niet serieus te nemen. Daar heb ik echt een godsgruwelijke hekel aan.’ (2011:p39 + echo op p.87). De woorden doen denken aan een regel van Nanne Tepper: ‘Ik heb een gloeiende kuthekel aan ironie.’ Adrian is dan ook één van de zelfmoordenaars in AHVI.

3) Door Barnes’ boek en Matzers voorstelling realiseer je je hoe meedogenloos zelfmoord is. Hoe meedogenloos doodgaan in het algemeen is. Wat je er voor de achterblijvers mee fixeert. Bovendien realiseer je je dankzij AHVI hoe afschuwelijk moeilijk het is om recht te zetten wat je jaren terug hebt kromgeleefd.

2) Willem Frederik Hermans*: ‘Dood heeft niet enkel de betekenis van sterven, van einde van een organisme, maar de ruimere van einde van elke bestaande toestand, einde van elk ogenblik. Dood is niet alleen vergaan, maar ook vergeten worden, verdwijnen, doden is niet alleen slachten en vernietigen, maar ook verraden en bedriegen.’

1) Tijdens de voorstelling zingt Lidewij Mahler een paar Zeer Korte Liedjes. Één van die liedjes is ook verwerkt in de trailer voor de voorstelling die je hier kunt bekijken.

0) Na afloop van de première drinkt Maarten, die het decor van AHVI heeft ontworpen, een glaasje champagne. We wisselen wat neutrale opmerkingen uit over de voorstelling en over het decor. ‘En concluderend,’ vraagt Maarten grijnzend als ik een bitterballetje in de mosterd doop, ‘kan het geheel de tand des Tyns doorstaan?’ Ik antwoord naar waarheid, bevestigend.

Eindoordeel AHVI: erg mooie voorstelling. Vier afgedekte koffiekopjes (4/5). Bij de première was het vanaf de eerste seconden duidelijk dat hoofdrolspeler Marijn Klaver er zin in had. Je kunt bezoekers in andere theaters alleen maar toewensen dat Klaver en Mahler die concentratie hun hele tournee kunnen blijven opbrengen.

Soundtrack: If I could turn back time.

Volgende week: Miek Zwamborn.

Titelverklaring van dit stukje: ‘Ik wil nooit meer iemand ontregelen!’. Een uitroep die Tony tegen het slot van het stuk doet en die correspondeert met bijna dezelfde uitroep in het boek (AHVI;p.155).

Noot

*Uit: WFH, Het sadistische universum I/Antipathieke romanpersonages (1960).

 

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

In aantocht – Tirade 451

We waren er niet op uit – en eigenlijk is het ook niet aan ons om de these te formuleren, laat staan die te toetsen of zelfs maar in omloop te brengen – maar Tirade 451 zou weleens het allerbeste Tiradenummer van 2013 kunnen blijken te zijn geworden. Lest best, om eens een gangbare woordcombinatie te gebruiken. Maar, als gezegd, het is aan jou, aan jullie om over Tirade 451 te oordelen. 

Ter zake!

Vanaf maandag 2 december aanstaande is Tirade 451 te koop in de zelfstandige boekhandel en te bestellen via deze site.

Tirade 451 bevat verhalen van D. Hooijer, Álvaro Enrigue, Jan van Mersbergen, Arjaan van Nimwegen, Jaap Ferwerda, Rebecca Makkai en Eugenia Rico.

Verder vind je in het nummer het papieren poëziedebuut van Hannah van Wieringen én gedichten van Leo Vroman, Heinrich Heine, A.E. Housman en Stevie Smith.

Beschouwingen, essays en herinneringen zijn er van: Detlev van Heest, Elisabeth van Nimwegen, Wouter van Oorschot, Harrie Geelen, Carel Peeters en Charlotte Mutsaers.

Tirade 451 – jouw intellectuele eindejaarsbonus.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij van Oorschot.

Abonnementen: alhier.

Blauwe lijster in beukenhaag

Naar: ‘Bluebird in cutleaf beech‘ – Wendy Wilder Larsen *

 

er zit geen pigment in blauwe veren

alle andere kleuren zijn eruit gedreven

blauw is wat over blijft

 

die precieze tint van ridderspoorblaadjes

die op mijn moeders laktafel vielen

onder de koepel in de zomer

 

de kleur van verwijdering

de pijn in mijn vaders marineblauwe ogen

op die foto in het leger

 

blauw

de vervaagde overgooier op een foto van mij

handen gevouwen, zelfde waterige ogen

 

de kleur waar we het liefst over nadenken

niet omdat ze ons aantrekt

maar omdat ze ons achter zich aansleurt

 

de blauwe gloed van een dwaallicht

die ons laat verdwalen op de kruising

ons een moeras in lokt

 

blauw ook

deze afwezigheid

dit uiteen vallen

 

nog zou ik zoeken

en roepen

 

daar

 

moeder

vader

 

bluebird

 

 

*Vertaald door Lieke Marsman.  Eerder verschenen in Tirade 447. 

Over kikkers en godinnen

De eerste keer dat ik moest huilen door eten was in Friuli.

Restaurant Da Toso zit in een villa in een woonwijk in Tricesimo. Via een achterdeur krijg je toegang tot de zaak. In de gang passeer je een grote productiekeuken waar vrouwen met schorten en haarkapjes aardappels, bonen en groenten garen. Maar het echte koken gebeurt in een open haard in het midden van de eetzaal.

Meneer Toso, een vijftiger met een snor en een blauwe leesbril, krijgt van de bediening bestellingen door en schuift wat heen en weer met gloeiende kooltjes tot hij ziet dat alles klopt. Dan legt hij zijn vlees op het rooster. De volgorde van je bestelling doet er niet toe: als Toso vindt dat het goed is, krijg je te eten. 

Door de pretentieloosheid van de man en zijn zaak had ik mijn aandacht laten verslappen, en zonder na te denken sneed ik een stuk van de kotelet die voor mijn neus werd gezet. Ik lachte nog om iets wat mijn vrienden zeiden, nam een hap en schoot meteen vol. Gelukkig had ik mijn bril op, en leek iedereen aan tafel opeens zijn volle aandacht bij zijn eigen bord te hebben. Pas op de terugweg, in de auto bij Leonardo, durfde ik te bekennen dat ik om de perfectie van Toso’s varken tranen gelaten had.

Wat ik me de laatste tijd afvraag is: zou ik tegenwoordig ook nog huilen om die kotelet? 

Hoe meer we over iets weten, hoe moeilijker het lijkt erdoor geraakt te worden. Zo is het me vergaan met alles waarin ik me verdiept heb. De enige logische conclusie is dat ervaring leidt tot uitdoving. In de psychologie heeft men het over systematische desensitisatie. Door herhaalde blootstelling aan een (meestal aversieve) stimulus sterft de daaraan gekoppelde (emotionele) respons geleidelijk uit. 

Is ouder worden een vorm van systematische desensitisatie voor het leven als geheel?

Vanochtend vond onze zoon Nadim een liedjesboek in zijn schoen. Even later, op de fiets, zong hij luidkeels Zie de maan schijnt door de bomen.

De maan scheen ook echt door de bomen, en het was Nadim die me erop wees.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Hoe zou het met Bernd zijn?

De Filipijnen

Bernd was een Duitser  die we  ontmoetten op Malapascua, een bounty-eiland in de Filipijnen. Van dat soort eilanden zij er nogal veel. Het is werkelijk onmogelijk veel zinnigs te zeggen over een eilandenrijk; 7.000 zijn het er geloof ik en allemaal zo verschrikkelijk anders. Tot mijn spijt belandden we nooit op Palawan, het eiland waar de geweldigste dieren van de Filipijnen wonen. Over een ding waren we het na een eiland of 10 wel eens, de Filipijnse keuken is niet per se een van de betere. Dat is vreemd, want alle andere Aziatische keukens zijn nogal spectaculair. De Filipijnen wijken dan ook af: gekoloniseerd door Spanje, en vervolgens lang onder Amerikaanse invloed. Misschien meer Micronesië dan Azië.

Bernd vormde in zijn eentje met twee tafels een culinair atol. Op het kleine koraaleilandje, waar alle activiteit zich op het strand afspeelde – hutjes voor toeristen – bevond zich een halve kilometer landinwaarts (verder lopen zou je weer aan een strand brengen), het huis van Bernd, twee tafels op de veranda. Hij moet daar – als veel Duitsers – aan een vrouw zijn blijven hangen, maar haar zagen we nooit. Hij kookte werkelijk onweerstaanbaar goed. We leefden van een beperkt budget, dus we aten overdag  sinaasappels en mango’s en crackertjes om ’s avonds het diner bij Bernd te kunnen betalen. Voor vier mensen kookte hij dan, twee tafels voor twee personen, geen tweede shift, dat was alles.

Na alle kip adobeeen onbegrijpelijke specialiteit van het land – wisten we niet wat ons overkwam, en vooral begrepen we niet waar hij het allemaal vandaan haalde. Vermoedelijk kookte hij zoals zoveel eilanders uit een gigantische vrieskist die hij eens per jaar in Hamburg ging aanvullen. Maar de vis!

In 1983 las ik in F. Sionil José, Mis in Manilla, een uitgave in de Novib-bibliotheek waarop wij als echte ouderwetse vrijzinnig gereformeerde voorstanders van ontwikkelingshulp in die dagen geloof ik een abonnement hadden, voor het eerst over de Filipijnen. Ik vond het indrukwekkend, spannend, licht beangstigend. Toen ik later vanuit het beschaafde Hong Kong naar Manilla vloog was ik voor het eerst in mijn leven bang voor een land waarvan ik vrijwel niets wist. Het was onrustig en er waren net een paar Duitsters vermoord, dat scheelt natuurlijk.

Reizen over de Filipijnen was allereerst een reis in de tijd, ik ben een aantal maanden in het Amerika van de jaren vijftig geweest, fastfood restaurants waar in lichtblauw geklede meisjes op rollerskates bedienden, de jukebox in de hoek schalt rock ’n roll. In de kleurige jeepnies klatert dezelfde muziek je toe. In het noorden, op Luzon liep ik door een dorp dat uit voornamelijk houten huizen met veranda’s onder pijnbomen bestond waar de kleurige bordjes stonden in de versgemaaide gazons: ‘Sagada, Winner of the Clean and Green Contest.’

De tyfoon woei over Malapascua heen voordat hij aan land ging in Leyte. ‘Just because you have so much to give does not mean that it’ll all be accepted. There’s more to giving than just giving’ schreef Sionil José.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    Speelfilms over de levens van wetenschappers zijn zeldzaam. Zulke mensen zijn alleen verhaalwaardig als hun werk omstreden is, als ze struikelen of zich catastrofaal vergissen. Successen, Nobelprijzen en eeuwige roem leveren geen spannende scenes op. Grote namen op wetenschappelijk gebied zijn alleen geschikt voor een biopic als er gedoe ontstaat over de waarde of de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.

  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.