Ik zeg altijd van wel

Ik heb het afgelopen jaar meer over kanker geschreven dan in de jaren dat ik nog om de zoveel tijd voor controles naar het ziekenhuis ging, en iedere keer als ik erover schrijf komt er een klein stukje van de ziekte terug, en gaat er – zo hoop ik – een iets groter stukje van de ziekte weg, en dan heb ik het niet over de ziekte op zich, want die is met een operatie in 2003 de nek omgedraaid, zoals de controles keer op keer aantoonden. Ik heb het over de meest dominante kant van kanker: de sociale kant.

In een afsluitende uitzending van Duizend woorden las ik een verhaal voor over een liedje van The Underground Project. Het nummer heet Summer Jam en dit aanstekelijke nummer sleepte me die warme zomer van 2003 door.

sumIk las het verhaal voor een publiek met flarden van het nummer erbij en ik had niet gedacht dat ik dagen en dagen na die uitzending nog last zou hebben van het beladen gevoel dat de tekst en het liedje weer los maakten. Ik had het totaal verkeerd ingeschat en wenste dat ik mijn mond erover had gehouden en ik een verhaal over vissen of over werken in de bouw of over schrijven had voorgelezen.

Wat er aan de hand was?

Ik kreeg veel reacties en een paar begrijpende en moeilijke blikken en lieve mailtjes – bedankt daarvoor, allemaal – maar toch voelde ik me alleen. Dat is wat kanker met me doet. Een beetje ziek zijn kan ik wel hebben. Ik heb doorlopend griep of een liesblessure of koppijn. Me alleen voelen, daar kan ik niet tegen.

Een maand na die Duizend woorden avond ontaardde een avond met een heel interessant en ook vreselijk zwaar gesprek over kanker in mijn voetbalkantine en vervolgens in een nachtcafé in de Rijnstraat, in een enorme vlucht in bier en jenever, een beroerde val met de fiets en een bezoek aan mijn ziekenhuis waar ik me niets meer van herinnerde, en in dat ziekenhuis konden ze precies mijn medische geschiedenis zien en de zuster vroeg of alles goed met me was.

Ja, zei ik. Ik zeg altijd van wel.

En ik dacht: Laat me hier niet achter in dit kamertje. Ik blijf niet alleen hier in dit kamertje. Jij met je krullen, zuster, blijf nog even hier.

Ook over die avond schreef ik iets, op mijn site, en ook daar kreeg ik veel reacties op, bezorgd en hartverwarmend, en nu ik Blogger in Residence op deze site kan ik het ook niet laten een eind weg te tikken over het feit dat ik jarenlang mijn mond heb gehouden over dat ik ziek was, en dat ik juist daardoor veel steun gemist heb, en eigenlijk doe ik dat omdat schrijven altijd het idee geeft dat je samen met een lezer bent.

Ik heb er nooit ergens om gevraagd en ik vraag nu nergens om, ik deel alleen mee, nu ik dat kan, en ik verzin dat ik niet alleen ben, en ik hoop dat anderen vooral niet hun mond zullen houden, zoals ook mijn tante uit Wageningen niet haar mond hield toen ze afgelopen maand hoorde dat ze kanker in haar maag heeft en nog niet precies wist wat het was. Tegen de mensen die ze tegenkwam zei ze: Ik heb kanker.

En de mensen schrokken en vroegen haar waarom ze dat zo hard zei. Mot dat nou? Kan dat niet anders? Maar mijn tante zei gewoon hoe het was, en ik was ook geschrokken van het nieuws, maar daarnaast was ik heel blij te horen dat ze er zo mee om gaat. Dat ze zich niet laat verslaan.

Misschien jaagt ze mensen weg, maar ze zal niet alleen zijn.

Jan van Mersbergen


P.S. Inmiddels weet mijn tante dat ze een vorm van lymfekanker heeft die met medicijnen goed te behandelen is.


In de Oorshop

De arrogante aspirant

De afgelopen seizoenen was ik jurylid bij Duizend woorden en van de tien uitzendingen die ik gedaan heb, was er één die me erg is bijgebleven en dat is omdat ik nu nog kwaad word als ik er aan denk. Het andere jurylid, Sanneke van Hassel, had tijdens de uitzending op een gegeven moment een hoofd als een tomaat, dus ik was niet de enige die zich druk maakte.

Het verhaal van de schrijver dat we moesten beoordelen ging over twee jongens, studenten, die op een feest met een meisje in gesprek gaan. Ze vallen haar niet echt lastig, ze bestoken haar met vragen. De jongens zijn arrogant. Ze voelen zich verheven boven het meisje, en boven haar vriend die ook op het feest is, in een andere ruimte. Nu zijn arrogantie en verhevenheid niet direct karaktertrekken die ik in een verhaal op zou voeren, op zich is er niets mis mee. Echter, het beeld van twee arrogante jongens en een voor hun minderwaardig meisje werd in dit verhaal niet doorbroken, waardoor de twee een-dimensionaal bleven, en het verhaal plat.

duizVervelend aan de uitzending was dat het commentaar van Sanneke en van mij door de schrijver weggelachen werd. Het verhaal was werkelijk niet goed. Zoals gezegd miste het ontwikkeling, waren de personages irritant zonder dat de lezer daar de keerzijde van te zien kreeg, en wat vooral ontbrak was een onderliggende laag waar iets schrijnends in ligt, spanning, een vervreemdend gevoel, een universeel en herkenbaar beeld… Niets van dat alles.

Toen de schrijver het verhaal voorlas zaten Sanneke en ik klaar om dit allemaal te gaan melden, iets wat doorgaans vrij subtiel gebeurt, maar omdat de schrijver blijk gaf van dezelfde arrogante houding als zijn personages en zichzelf overduidelijk als winnaar van Duizend woorden zag die op de radio zijn gloriemoment mocht beleven, was ons commentaar niet mals.

We hakten er op los, in beschaafde bewoordingen. De jonge schrijver verdedigde zich. Hij lachte het commentaar weg. Het hoogtepunt van zijn repliek kwam na de uitzending, toen hij zei: ‘Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar de andere inzendingen.’

Het was verschrikkelijk. De borrel na afloop werd een gespannen discussie. Later hoorde ik van andere betrokkenen dat ik zo rustig was gebleven. Blijkbaar kon ik mijn woede goed verbergen, want toen ik thuis was kookte ik nog steeds en de dag erna ook nog.

In de uitzending worden de juryleden vaak ‘professioneel’ genoemd. De schrijver van het winnende verhaal is een ‘aspirant-schrijver’. Ik gebruik die termen soms ook, voor het gemak, maar als het om schrijven gaat is eigenlijk het enige onderscheid tussen professioneel en aspirant, dat een professionele schrijver in de positie is professioneel commentaar te krijgen, en dat hij dit commentaar op waarde weet te schatten. Gesprekken over een roman met een redacteur kunnen heel vervelend zijn, ze kunnen me weken lang een gevoel van nutteloosheid geven. Toch moet ik dat commentaar serieus nemen. Wat ik ermee doe bepaal ik daarna zelf, maar ik moet proberen er mijn voordeel mee te doen. Dat is de kern van een programma als Duizend woorden.

Wanneer commentaar weggewuifd wordt zal de rammelende tekst niet beter worden en juist dat is de grootste moeilijkheid van schrijven: een tekst beter maken, keer op keer. Dat gaat deze schrijver niet lukken, en alle andere arrogante aspiranten met hem ook niet. Daar ben ik eigenlijk nog het meest kwaad om: dat in potentie schitterende verhalen prutswerk blijven omdat de schrijver van mening is dat het verhaal al goed is zo.

Een verhaal is nooit goed. Een verhaal kan altijd beter. En nu aan het werk.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Een slechte recensie, lauw bier en een bevrijding

Ik was een maand of vier geleden, toen mijn laatste roman verscheen, tamelijk rustig. Dat was voor het eerst. Bij voorgaande romans konden vooral aangekondigde recensies me vreselijk van slag maken, iets waar meer schrijvers last van hebben. Dit keer viel dat mee, en dat komt achteraf gezien door de inschatting die ik wellicht onbewust maakte, dat mijn roman niet unaniem positief ontvangen zou worden.

Na de lofuitingen over Morgen zijn we in Pamplona zouden er nu kritische recensies komen, en recensies die ronduit vernietigend zouden zijn, en ik begreep dat dit alles bij mijn boek zou passen. Na Pamplona wilde ik een boek over moederschap schrijven dat in alles gericht was op de dramatiek van moederschap, aan de hand van drie vrouwen. Mijn grootste streven was dat die hele problematiek invoelbaar zou zijn.

Vrouwelijke recensenten begrepen – voelden – de roman. Sommige mannen vonden het ook een goed boek. Drie mannelijke recensenten konden er niet veel mee. Een van hen was Arie Storm. Hij vond de roman sneu en treurig en humorloos, en in wezen begreep ik zijn recensie, omdat ik weet hoe hij mijn boek gelezen moet hebben en omdat ik ongeveer weet wat hij van een roman verwacht. En dan bedoel ik: Wat een roman met hem doet, en doen moet.

Een paar weken na het verschijnen van zijn recensie in Het Parool kwam ik Arie tegen bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam. Het was tijdens de boekpresentatie van de nieuwste roman van Thomas Verbogt, waar hij een 4-sterren recensie over had geschreven. Arie ging net bier halen en een collega van hem waarmee ik in gesprek was, vroeg of ik ook bier wilde. Dat wilde ik wel. Even later kreeg ik een lauw pilsje in mijn hand gedrukt. Ik zei: Eerst die recensie, en nu deze smerige bocht. Wat is er aan de hand?

Vervolgens hadden we een prima avond, zoals ook de bruiloft van een collega-schrijver een paar weken later gezellig was, en daar was Arie Storm ook. Niet als recensent, benadrukte hij, maar als echtgenoot van de redactrice van de schrijver.

Het maakt allemaal niks uit. Schrijvers, recensenten. Een ieder doet zijn ding. In dezelfde periode schreef Storm een recensie over Caesarion, van Tommy Wieringa, en dat was een stuk dat ervoor zorgt dat ik hem in deze zin geen Arie noem, maar Storm. Het was een vreemd artikel dat veel reacties opriep. Het was bot. Moeilijk te vatten. Toch kon ik me ook voorstellen hoe dit stuk ontstaan was, bij Arie Storm. Niet omdat ik het met hem eens was, maar omdat hij het was die de recensie geschreven had.

En ik werd er niet kwaad van, ook voor het eerst.

Waar het op neerkomt is dat ik bij mijn laatste boek in zekere zin verwacht had dat niet alle mensen voor het boek zouden vallen. Met mijn vorige romans was het een soort persoonlijk streven: ik moest en zou iedereen overtuigen. Dat gebeurde ook, op een paar flauwe stukken na.

Met Zo begint het hoefde ik niets te bewijzen, en daardoor voelden sommige recensies als een bevrijding.

Jan van Mersbergen


Spreekstalmeester

Ik heb inmiddels 11 duizend woorden geschreven aan een nieuwe roman en dat is gezien het decor van de roman (Carnaval) een mijlpaal. Zoals ik hier eerder al meldde zal ik nog zeker twee jaar een de roman moeten werken en deze tekst rammelt aan alle kanten, toch is dit een redelijk aantal woorden, als je je bedenkt dat ik pas sinds mijn terugkeer van mijn vakantie, eind juli, aan het schrijven ben en ik afgelopen week niks gedaan heb. Voor en tijdens mijn vakantie heb ik veel nagedacht over het verhaal, over hoe dit verhaal bij de karakters moet passen, wie die karakters zijn en wat de setting moet worden.

Binnenvaartschipper als beroep voor de hoofdpersoon en Carnaval als locatie, meldde ik hier vorige week. Die twee wil ik verenigen. Wat ik – ook in verband met het verhaal – nodig heb is een verteller die afstand heeft en toch verbonden is met de hoofdpersoon, die niet alwetend is maar terplekke van alles te horen krijgt, die graag praat, die voor een microfoon komt waar een van de andere personages een aanzet kan geven tot de ontknoping… want die ontknoping had ik in elkaar gezet.

prinsEen spreekstalmeester is ideaal. Hij hoeft alleen op zondagavond en op maandagmiddag de muziek op het podium aan elkaar te kletsen en hij moet de hoofdpersoon zo ver krijgen dat hij… Daar kan ik helaas niks over zeggen, om dezelfde redenen die ik eerder genoemd heb.

Voor een schrijver is angst zowel een drijfveer als een reden je te verstoppen. Op dit weblog schrijven over een roman, die volgend jaar zeker nog niet zal verschijnen en het jaar daarop misschien ook wel niet – het wordt waarschijnlijk wel 2012 – dat is moeilijk. Tegen de tijd dat de roman verschijnt zal er vrijwel niemand te vinden zijn dit zich dit stuk kan herinneren. Ik zelf zal het waarschijnlijk niet eens meer weten.

Dus die hoofdpersoon kan heel goed alsnog een vrachtwagenchauffeur worden, of een schrijver (zeer zware twijfels) of een houtbewerker. De kans daarop wordt wel steeds kleiner. De kans dat de hoofdpersoon hoogleraar klassieke talen wordt was al heel klein.

Het perspectief van deze spreekstalmeester spreekt me in ieder geval erg aan, en de afgelopen drie weken is gebleken dat ik er aardig mee uit de voeten kan. En dat zeg ik voordat iemand ook nog maar een letter in deze roman gelezen heeft. Eerst leg ik deze 11 duizend woorden weg en wacht ik een tijdje voor ik het zelf weer lees. Misschien is het werkelijk iets. Misschien schrik ik me een ongeluk en gooi ik alles weg.

Jan van Mersbergen


Waterman op Lowlands

In juni mocht ik Helmert Woudenberg interviewen voor de Lowlands Programmakrant. We hadden een goed gesprek.

Ik ken Helmert – en vandaar dat ik hem bij zijn voornaam noem – uit de tijd dat hij met zijn amateurtheatergroep ieder jaar in het theater kwam spelen waar ik werkte. Dat is zo’n tien jaar geleden. In 2003, toen mijn tweede roman verscheen en ik nog erg schuchter was als het om voorlezen ging, vroeg ik Helmert of hij tijdens de boekpresentatie een stuk uit mijn roman wilde voorlezen, wat hij wilde en deed, en erg mooi deed.

helmertDeze zondag speelt hij op het Lowlands festival zijn voorstelling Waterman, over Hatty Waterman wiens complete familie in de Tweede Wereldoorlog weggevoerd werd naar Auschwitz en zelf achterbleef in Amsterdam, omdat hij niet op de lijst stond. Zo gruwelijk simpel kon dat zijn.

Hatty Waterman leeft nog. Toen Helmert de voorstelling wilde gaan maken zocht hij Waterman op en sprak met hem. Het toeval wilde dat Waterman de overgrootvader van Helmert gekend heeft, die in de oorlogsjaren boer was in de Amsterdamse jodenbuurt en melk verkocht aan de joden. Zijn koeien stonden in de stad op stal en met een schip bracht hij ze naar de Watergraafsmeer om te grazen.

Waterman is een solovoorstelling. Meer dan een stoel, zijn stem en een glas water heeft Helmert Woudenberg niet nodig. Ik heb het programma van Lowlands nog niet zo gedetailleerd bekeken om te weten wat er op zondagmiddag, als Helmert zijn voorstelling speelt in de Juliet, in de omliggende tenten op het programma staat. Ik heb altijd angst dat een mooie, tere en aangrijpende voorstelling weggeblazen wordt door een metalband, een stamp-dj of ander geweld.

Deze voorstelling kan geen geweld gebruiken. Alleen een verteller en een stoel en een glas water. De lading schuilt in het verhaal, in de woorden, en die lading is overrompelend.

Jan van Mersbergen


Outer Dark

Ik heb een artikel geschreven over Cormac McCarthy en dat artikel verscheen in Tirade 429 en in dat artikel heb ik het over het vertalen van zijn tweede roman: Outer Dark. Ik ben geen vertaler en het is niet mijn bedoeling deze vertaling ooit uit te willen brengen – dat zal niet verstandig zijn – maar ik heb een begin gemaakt. Dit boek gaat me aan het hart en meer mensen zouden het moeten kunnen lezen, in vertaling, dus.

Het verhaal over de broer en zus die in een afgelegen bos wonen en samen een kind krijgen, deed me denken aan de buitenstaanders die je in Brabant ook tegenkwam, een tijd geleden, en de taal van McCarthy doet me denken aan de taal die je in Brabant nu ook nog wel op kunt pikken: kort en bot en dan opeens, onverwacht bloemrijk.

Hieronder de scène in het begin van de roman waarin de bevalling begint. Ik weet dat het idioot is om als niet-vertaler met een beperkte kennis van het Engels op deze site, waar vertalers een tijd lang de dienst uitmaakten met doordachte stukken over vertalen, met een fragment te komen van een eigen, brakke vertaling, maar ik doe het toch. Commentaren over het missen van een woord of zegswijze of over foutjes of komma’s zal ik lezen en allemaal overnemen. Welkom zijn ze echter niet.

*

Drie dagen nadat de ketellapper langs was geweest kreeg ze een kramp in haar buik. Ze zei: Het doet pijn.

Begint het? zei hij, en vlug stond hij op van het bed waar hij had zitten staren door het ene kleine raampje naar het ondoordringbare dennenbos.

outIk weet het niet, zei ze. Ik denk het.

Hij deed een wens, zachtjes in zichzelf.

Ga jij haar halen?

Hij keek haar aan, keek toen weer weg. Nee, zei hij.

Ze zat voorover in de stoel de kamer in te kijken, met enorme ogen in haar smalle gezicht. Je zei dat je haar zou halen als het zover was.

Heb ik nooit gezegd, zei hij. Ik zei misschien.

Ga haar halen, zei ze. Je moet haar gaan halen.

Kan niet. Ze zal gaan kletsen.

Wie moet ze het zeggen?

Iedereen.

Je kunt haar een dollar geven. Kun je haar geen dollar geven om het niet te zeggen, zodat ze niks zegt.

Nee. Trouwens, ze is niks anders dan een ouwe behekste paardenegerin.

Ze is heel vaak vroedvrouw geweest. Je zei zelf dat ze een vroedvrouw was die baby’s kan halen.

Dat zei zij. Ik niet.

Hij hoorde haar huilen. Een laag borrelend geluid, ze schommelde van voor naar achter. Na een tijdje zei ze: Ik ken nog een ander. Ga je haar halen?

Nee.

*

Waarschijnlijk kan alleen het toekennen van de Nobelprijs voor de Literatuur aan McCarthy er voor zorgen dat de Arbeiderspers het in vertaling uit zal geven. Ook daarover heb ik het in Tirade 429. Ik hoop het, en ik hoop dat de Arbeiderspers een drukkerij vindt waar ze betere lijm gebruiken dan de boekenmakers die ze bij vorige uitgaven van McCarthy ingehuurd hebben. Ook daarop blijf ik terug komen.

Outer Dark is een prachtig boek. Mochten er vertalers zijn met suggesties voor een Nederlandse titel, die hoor ik wel graag. Dan kan ik kijken of die titel bij het verhaal past, zodat een ernstige vertaalfout zoals bij Cormac McCarthy’s The crossing voorkomen kan worden, en dan heb ik het niet over kleine slordigheden of tikfouten. Dat boek speelt op de grens van Texas en Mexico en is vertaald als De kruising. In de nieuwe uitgave van de complete trilogie is dit veranderd in De grens.

Jan van Mersbergen

 

Meer blogs

  • Afbeelding bij Een vroege sigaret

    Een vroege sigaret

    Dat mijn oudoom Sybe Sybesma (1924-1986) in zijn tijd een bekende Friese dichter was, wist ik. Op de middelbare school heb ik zelfs een keer een presentatie over hem gehouden. Maar dat hij nog steeds een zekere bekendheid genoot, had ik niet verwacht. De afgelopen maanden ben ik voor archiefonderzoek vrij vaak in Friesland geweest,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 9 Mama Wilders

    DE MENS ALS BIOPIC 9 Mama Wilders

    Op 6 september is Geert Wilders jarig. Dat is altijd een sacraal gebeuren, want op die dag komt hij langs bij zijn moeder Maria Ording Wilders in Grubbenvorst. Maar vandaag niet. Vandaag moet hij in verband met een kabinetsformatie – alweer – op bezoek bij koningin Beatrix. Dat vindt zijn moeder onbegrijpelijk, verdrietig en schandalig....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Hoe ik een paardenmeisje werd

    Hoe ik een paardenmeisje werd

    Larousse 21 Er verbergen zich veel verschillende mensen in onze inborst. Je zult er op zeker moment achter komen dat je iemand geworden bent die je niet wist dat je in je had. Ik ben de afgelopen jaren veel mensen geweest, en de afgelopen maanden weer heel veel anderen. Maar nu ben ik een paardenmeisje...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.