Misselijk van een klapzoen

Er wordt me wel eens gevraagd wat ik bedoel met dat beeldend schrijven, waar ik het vaak over heb, en dan geef ik meestal het voorbeeld van de sigaret in de film.

In een slechte, niet-beeldende film rookt een acteur een sigaret en daarbij geeft hij uitleg over de toestand waar het personage dat hij speelt in verkeert. Als een man bijvoorbeeld door ene Sandra verlaten wordt, dan rookt hij in een volgende scène een sigaret en zegt hij: ‘Ik hoop dat Sandra weer bij me terugkomt.’ Meestal rookt een dergelijk acteur niet over zijn longen.

Een mooi voorbeeld, zonder sigaret, ziet u hier. Jongen en meisje hebben een gesprek. Jongen: ‘Ik ben je vriend niet, ik was je slaafje.’ Meisje: ‘Ik geef toe, onze relatie is niet altijd even gelijkwaardig maar je hebt er heus wel wat aan gehad.’ Dit soort dialogen zijn erg leerzaam, vooral voor schrijvers die niet van alles op willen lepelen, maar die beeldend willen schrijven.

Maar terug naar de sigaret en Sandra. In een goede, beeldende film zien we een personage zwijgend zijn sigaret roken en aan de manier waarop hij rookt, de sigaret aftikt of de sigaret in de asbak uitdrukt, kan de kijker aflezen dat deze man wil dat Sandra weer bij hem terugkomt. De kijker krijgt een beeld en voelt wat er speelt. Film is soms beeldende kunst.

Schrijven kan ook beeldende kunst zijn. Om dat voor elkaar te krijgen moet in eerste instantie uitleg vermeden worden. Uitleg maakt de lezer dom, en hoewel er enorme kuddes lezers zijn waar niet van gezegd kan worden dat ze slim zijn, moet een schrijver er voor zorgen dat hij deze lezers in ieder geval niet nog dommer maakt.

Een schrijver die mooie voorbeelden aan kan dragen is John Irving. Een gewaardeerd schrijver die zich vaak verliest in het herhalen en herhalen en herhalen van gezinssituaties en achtergronden die bij de lezer inmiddels al lang en breed bekend zijn, alsof hij bang is dat de lezer deze informatie steeds maar vergeet.

In Irvings Weduwe voor een jaar speelt een tweeling een belangrijke rol. Deze tweeling heet Tim en Tom. Hoofdpersoon Ruth is hun zus. De tweeling sterft jong en dat heeft flinke impact op Ruth, en iedere keer als Irving de namen van de jongetjes laat vallen voegt hij er aan toe: ‘die door een ongeluk om het leven waren gekomen’, of ‘die helaas te vroeg stierven’, of ‘die het leven lieten nog voor Ruth…’ Het gaat maar door.

Uitgeverij De Bezige Bij presenteert Weduwe voor een jaar als een ‘komisch, maar ook onthutsend boek, een rijk geschakeerde familiegeschiedenis met een verbluffende emotionele kracht. Een prachtige roman over het verstrijken van de tijd en de onverbiddelijkheid van verdriet.’

Het is inderdaad tamelijk onthutsend en tijdens het lezen heb je zeker het gevoel dat de tijd doortikt, zoals je dat hebt wanneer je naar een verhaal luistert waarin alles tien keer verteld wordt.

crBij het zoeken naar voorbeelden van te veel uitleg in een boek kan het geen kwaad er een willekeurige literaire thriller bij te pakken. Slechts bij hoge uitzondering brengt een thriller het tot mijn boekenkast, maar in de doos voor Koninginnedag zitten altijd wel een paar fraaie exemplaren en op internet zijn honderden fragmenten te vinden, zoals dit fragment uit Naaktportret, van Loes den Hollander:

Jeroen staat me onder aan de trap in de gang op te wachten. Zijn vollemaansgezicht is één grote grijns. Hij heeft een nieuwe jas aan, zie ik. Niet vergeten er iets van te zeggen, dergelijke aandacht luistert heel nauw bij Jeroen. ‘Dag jongen,’ begroet ik hem en op hetzelfde moment verdwijn ik in zijn enorme armen. Hij is ruim twee koppen groter dan ik. Aan de natte klapzoenen die hij altijd uitdeelt als hij me begroet ben ik gelukkig gewend geraakt. Toen ik hem pas kende dreigde mijn maag daar wel eens van achter mijn oren te belanden. Ik hou van deze knul. Hij brengt allerlei emoties in me teweeg waar ik, toen ik hem pas kende, voor op de vlucht sloeg. Maar sinds ik ben opgehouden met het bestrijden van die emoties kan ik echt van hem genieten. Jeroen bekijkt de wereld vanuit een heel persoonlijk perspectief. De manier waarop hij interpreteert, reageert of juist negeert heeft te maken met de stemmen in zijn hoofd op dat moment. Ondanks de medicijnen die de psychoses in bedwang moeten houden, ziet en hoort hij dingen die er niet zijn…’

Ook hier voornamelijk uitleg, aan de lezer meegedeeld door de hoofdpersoon. Er staat geen woord verkeerd in deze tekst, maar vertellen dat ‘je maag ergens van achter je oren dreigt te belanden’ heeft met beeldend schrijven niets te maken, al zal de schrijfster wel van mening zijn een beeld op te roepen. Dit beeld is een verzinsel dat het gevoel van de hoofdpersoon niet op de lezer overbrengt. Wel de wetenschap dat de hoofdpersoon soms misselijk van die zoenen werd.

Om dit de lezer te laten voelen zijn subtiele beelden nodig, en een verhaal dat aannemelijk is, want misselijk worden van een klapzoen is niet alleen erg truttig, als onderliggend gevoel in een boek is het totaal ongeschikt. Misselijk worden van bepaalde zoenen, dat is een tijdschriftengevoel. Iets voor een column in een vrouwenblad. In een roman zijn die hele zin en dat beeld totaal overbodig, zelfs in een ‘literaire’ thriller.

Over die term literair valt niet veel te zeggen. Niet in algemene zin. Dat is een keer geprobeerd in een discussie op televisie tussen Saskia Noort en Connie Palmen. Gesprekken en definities over literatuur en non-literatuur bieden natuurlijk geen oplossingen, vooral niet wanneer de betrokkene die voor ‘literatuur’ op moet komen niet aan de hand van een voorbeeld uit kan leggen wat voor hem of haar literatuur is. Literatuur is namelijk een nogal persoonlijk iets, en voor mij is beeldend schrijven literatuur, mits die beelden me aanspreken. Dat laatste beetje wordt bepaald door smaak.

Een boek als Naaktportret is geschreven voor de ontspanning en voor het gemak. De lezer kan het lezen voor de ontspanning en het gemak. Hij, of in de meeste gevallen zij, kan achterover leunen en het verhaal ontvouwt zich. Dat is prima en er zijn heel erg veel lezers die dit met mij prima vinden, al hoop ik dat deze lezers de term ‘literair’, dat toch echt prominent in kapitalen op het omslag staat, niet al te serieus nemen. Crimezone geeft dit boek flink wat sterren. Prima site voor thrillers, van literatuur begrijpen ze helemaal niks.

paaMijn vriendin had een exemplaar van De celestijnse belofte, van James Redfield, ergens op zolder, maar dat boek kon ik godzijdank niet vinden. Godzijdank, omdat ik met dat boek in handen waarschijnlijk nu nog niet uitgeschreven was over het gammele, oppervlakkige en platte proza van Redfield, dat destijds bijna tot een religie verheven werd. Toch, ziet u het ergens liggen, voor een euro in een tweedehandszaak, neem het dan mee. Het is erg leerzaam.

Een boek waar ik op zolder wel tegenaan liep was De paardenfluisteraar. Ook een goede optie. Het is geschreven door Nicholas Evans. Ik heb het ooit gekocht omdat ik zo nodig toe moest geven aan mijn zwak voor boeken met paarden op het omslag. Het was op de vrijmarkt. Het kostte me 50 cent, in guldens, en in het boek vond ik dit fragment:

Robert werd met een schok wakker. Even dacht hij dat hij op zijn kantoor was. Het computerscherm leek ernstig ontregeld te zijn; bevende groene lijnen joegen achter elkaar aan te midden van scherpe pieken. O nee, dacht hij, een virus. Een virus dat bezig was zijn bestanden over de zaak van Dunford Effectenbeheer te vernietigen. Toen zag hij het bed waarop de dekens een keurige tent vormden onder de restanten van het been van zijn dochter en wist hij weer waar hij was.

Ik zag het allemaal voor me: de schok waarmee Robert wakker werd, de ernstige ontregeling, het virus dat duidelijk iets aan het vernietigen was, vanzelfsprekend de bestanden van de zaak die voor het verhaal belangrijk is, en ook de restanten van het been van zijn dochter zag ik liggen, ook al is onze Robert daar emotioneel minder mee bezig dan met dat gevaarlijke virus. Allemaal beelden, op een absurde manier aan elkaar geschakeld, en dus op gevoelsniveau totaal niet aannemelijk.

Nu moet ik natuurlijk ook een voorbeeld geven van een beeld in een roman dat bondig is, dat eenvoudig en sterk is, en dat het gevoel van een personage perfect overbrengen kan. Dat doe ik morgen.

Jan van Mersbergen


In de Oorshop

968 vrienden, een landweg en een boom

Ik moest eerst niet zo veel hebben van die sociale netwerken op het wereldwijde web. Vrij laat opende ik een paar accounts. Ik gebruikte hyves vooral om in contact te blijven met familieleden die een eind van Amsterdam wonen en facebook als internationale variant. Twitter is meer zenden dan ontvangen, dus dat gebruik ik vooral op die manier.

Nu is hyves aan zachte dood aan het sterven en dat komt denk ik met name door het belabberde niveau en door de lay-out van de site die inmiddels wel erg veel kenmerken van facebook heeft overgenomen, maar nog altijd een Peppi en Koki uitstraling heeft.

Mijn ‘vrienden’ op hyves bestonden uit mijn gewone vrienden, dat waren er een paar, een stuk of honderd mensen die ik ken of ooit ontmoet of gesproken heb, en een enorme verzameling mensen met allerlei achtergronden die me een vriendenverzoek stuurden terwijl ik geen idee had wie die mensen waren. Er zaten zangers van smartlappen bij. Er zaten boksers tussen die via via mijn naam ergens hadden opgepikt. Er zaten mensen bij die mijn boeken gelezen hadden of die zeiden dat ze mijn boek gelezen hadden. Er zaten mensen bij die graag zelf willen schrijven.

Ik heb het zelf ook gedaan: wildvreemde mensen vragen of ze je vriend willen zijn. Bijna iedereen accepteerde me als vriend. Het was bizar. Het was geweldig. Alsof ze wisten wie ze in huis haalden. Op een gegeven moment had ik 968 vrienden.

Ik schrijf dit in de verleden tijd, want ik heb bijna iedereen er weer uit gegooid. Ik werd ziek van de ‘krabbels’ op mijn hyves-pagina van mensen die me een ‘prettige dinsdag’ wensten. Ik kon niet meer tegen de overdaad aan emoticons. Iedereen die me iets wilde vertellen via hyves en die daarvoor zo’n emoticon gebruikte ging eruit. Ik was er klaar mee en hou nu alleen hyves nog aan om die paar familieleden die ver weg wonen en mensen van de voetbalclub die vooral hyves gebruiken om elkaar te kunnen mailen.

faceFacebook is anders. Facebook is serieus in de zin dat mensen, voor zo ver ik dat kan overzien, vooral ‘vrienden’ hebben die ze ook daadwerkelijk kennen. Het lijkt een soort code te zijn dat je niet iedereen zo maar een vriendenverzoek stuurt. Af en toe wil ik nog wel eens een collega die ik alleen van naam ken accepteren, maar verder zijn mijn vrienden allemaal mensen die ik ken, en in ieder geval een keer gesproken heb.

Verder is er op facebook een grote groep schrijvers en muzikanten en kunstenaars actief. Wanneer ik het in mijn status heb over een konijn, dan zijn er erg veel mensen die begrijpen over welk konijn dit gaat. Als ik het heb over de oudbolligheid van het woord ‘verlovingstijd’, dan zijn er erg veel mensen die weten over welk boek ik het heb. Zelfs het vertaalde citaat ‘Landweg met een boom’ leverde reacties op waaruit bleek dat iemand wist dat ik de eerste zin van Wachten op Godot citeerde, volgens hem een slechte vertaling. Op hyves was dit kansloos geweest.

Dat is prettig, dat er binnen dit hele virtuele gebeuren van vriendschap en contact, mensen zijn die weten waar je het over hebt.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Een schreeuwende fluisteraar

Ik wil best geloven dat er mensen zijn die contact hebben met overleden personen, maar er zijn types die dit op zo’n manier gebruiken dat het me woedend maakt, iedere keer als ik ze de wonderen zie verrichten, op een commerciële televisiezender.

Een van die mensen is Derek Ogilvie. Deze Schot werd bekend als babyfluisteraar, omdat hij in contact kan komen met het onderbewustzijn van kleine kinderen. Inmiddels maakt hij theatershows, even commercieel als zijn televisieprogramma. Voor € 59,- kunt u er bij zijn.

Dat geld is geen probleem, en ook het in contact komen met mensen die er niet meer zijn, wilsonbekwamen of andere spoken is geen probleem. Afgelopen maand hoorde ik hem in een afsluitend filmpje na zijn televisieshow zeggen dat hij sceptische mensen zal overtuigen van wat hij allemaal kan. Natuurlijk ben ik sceptisch als het over contact met overleden mensen gaat, en met baby’s, maar deze man hoeft me niet te overtuigen bepaalde zaken te kunnen zien, die hij eigenlijk niet geacht wordt te kunnen zien. Dat is vaker gebeurd en het zal allemaal wel. Stuitend is vooral de pretentie van Ogilvie dat hij mensen helpen kan.

ogIn een van zijn shows op televisie bezocht hij een Nederlands gezin. De moeder van het gezin had problemen, en trok het gezin daar in mee. Ik zag ook wel dat deze vrouw gesloten was, vol zat met verdriet, zich niet kon uiten, angsten had, onzeker was en dat haar leven daardoor geen pretje was. Allemaal zaken die van haar gezicht af te lezen waren, daar heb je geen contact met overleden familieleden voor nodig.

Gelukkig voor Ogilvie had deze vrouw wel een aantal overleden familieleden, en ze kwamen juist op bezoek toen hij daar ook op de koffie ging. Al snel was hij met ze in gesprek en deze doden wisten te melden dat de vrouw heel vaak iets deed wat ze eigenlijk niet wilde. Mensen die depressief zijn hebben doorgaans moeite met het afstemmen van wat ze willen, op wat ze doen. Daar zit nogal wat ruimte tussen en dat schept problemen.

Aan de hand van een paar kenmerken van een overleden oom of tante – iets met een gouden ketting en school, heel vroeger, en waar dat prulletje nu ligt – wist Ogilvie het gezin ervan te overtuigen dat hij echt contact met hen had en dat de vrouw haar man en kinderen in een moeilijke situatie bracht, door haar gedrag. De vrouw moest bijna huilen.

Toen kwam het, de hulp. Ogilvie keek de vrouw indringend aan en met zijn vette Schotse accent zei hij tegen de arme vrouw: ‘I’m angry at ye. I wanne slap ye. I wanne slap ye in the face. Stop it. Just stop is, atherwise I will slap ye.’

Dat was de hulp waar de vrouw het mee moest doen. Hij was tegen haar aan het schreeuwen. Overdonderd door de krachtige taal, door het krachtige knikken van de andere familieleden en waarschijnlijk ook door de aanwezigheid van een cameraploeg in het huis, gaf de vrouw toe dat ze erg stom was geweest en dat ze voortaan alles anders zou doen. Ze bedankte de Schotse weldoener.

Dat deze Ogilvie weet wat de overleden moeder van deze vrouw voor hangertje ze aan haar gouden ketting had die ze droeg toen ze haar voor het eerst naar school bracht, en dat dit hangertje nog altijd op zolder in een kastje ligt, in dat en dat laatje, is werkelijk bijzonder. Daar moet zelfs een doorgewinterde televisiekijker bijna van huilen en die tranen trekken adverteerders aan, zoals een verse drol vliegen.

Maar dit soort hulp is geen hulp. Het doet deze arme vrouw geen goed, en ik durf te zeggen dat ze, wanneer ze simpelweg probeert te stoppen met haar onhandige, onverantwoorde en deprimerende gedrag, dat helaas wel haar eigen gedrag is, ze haar problemen alleen maar zal vergroten. Ik wens haar desondanks veel sterkte.

Jan van Mersbergen


Anoniem?

Ik heb jaren naast het kantoor van een nachtclub en escorteservice gewoond en buiten het af- en aanrijden van taxi’s met vrouwen op hoge hakken, korte rokken en bungelende handtasjes, gaf dat geen overlast, tot de zomer toen ze achter het huis een houten terras bouwden en de dames daar hele dagen rondhingen, als lome katten, pal naast het platte dak van een schuur waar wij ons terras op hadden.

Het maakt niet veel uit wie er opeens naast je komt te zitten, het is altijd ongewenst, en ik moet toegeven dat wij bijzonder gesteld zijn op onze privacy. Dus dit was niet prettig, hoeren of niet.

an

We dachten aan een schutting, we dachten aan klimop over die schutting, we dachten aan allerlei oplossingen, maar omdat zij een meter hoger zaten en op ons neerkeken, letterlijk, leek geen enkel plan afdoende de hoeren aan het zicht te onttrekken, laat staan aan het gehoor, want als er iets is dat hoeren naast hun werk graag doen dan is het eindeloos kletsen, leerde ik die zomer. Ik zal in ieder geval niet vreemd opkijken wanneer in Tien voor Taal verteld wordt dat het werkwoord ‘ouwehoeren’ hiervan afgeleid is.

Onze buurhoeren zetten ons in de sigarettenrook, enorme dikke rookwolken, de hele dag, en ze lieten spullen slingeren op hun terrastafel, die dan tussen onze plantjes waaiden. Ik vond een lijst waarop alle medewerksters van het bureau stonden, keurig onder elkaar geschreven in een meisjeshandschrift met rondjes op de ‘i’ en achter iedere naam wat voor type meisje het was, en vervolgens wat ze wel en niet deden, in de vorm van kruisjes in kolommen. Zo had je Aziatische meisjes, Russisch, negerinnen, Hollands, en een soort open categorie. Exotisch stond er ook tussen.

Dan de kruisjes. Angelique, de bovenste, had een kruisje achter ‘anaal’, ‘dubble date’, ‘all night’ en ‘DP’. Dat laatste betekent double penetration. Achter ‘kissing’ stonden bijzonder weinig kruisjes. Er waren meisjes bij met Russische namen die wel aan kissing deden, maar verder waagde zich daar bijna niemand aan.

Die nationaliteiten en omschrijvingen koppelen aan waar wel of geen kruisjes achter stond, en daar dan patronen in proberen te ontdekken, was een aardige bezigheid. Toch was die lijst ranzig en was het aanhoren van de gesprekken hierover ronduit afleidend, en de blikken van de dames vond ik ook tamelijk verveeld en ondoorgrondelijk, en verder waren de dames van kantoor en vooral de chef, of pooier, een vreselijk stel botterikken.

Liever had ik natuurlijk een buurvrouw gehad die gewoon haar krantje zou lezen, en af en toe iets over mijn boeken zou vragen. Meer heeft een schrijver niet nodig.

Nooit zo weinig buiten gezeten als die zomer, en dat lag niet aan het weer. Hoeren kleurden gratis bij en wij zaten in het park. Een oplossing kwam uit onverwachte hoek. Nog voor de herfst zich aandiende ontstond er brand in de keuken van het restaurant onder het terras van de escorteservice. Het hele terras brandde af en wij hadden ons plekje weer terug.

Die lijst moet ik nog ergens hebben.

Jan van Mersbergen


Het vertalen van boektitels

Ik heb het hier eerder gehad over het vertalen van boektitels en kom regelmatig bijzonder storende boektitels tegen. Aan The pearl kan weinig verprutst worden, en aan The hours ook niet, al klinkt De uren natuurlijk nergens naar. Als er uitdrukkingen in titels verwerkt zijn wordt het moeilijker, of woorden met meerdere betekenissen, zoals het op dit blog eerdergenoemde The crossing, dat vertaald werd als De kruising. Dat is op zich correct, maar helaas gaat de roman van Cormac McCarthy niet over een kruising. Het is deel twee van The border trilogy, over een grens dus. De grens bekt wel aardig, maar eigenlijk zou de roman De grensovergang moeten heten. Klinkt ook niet best.

haKent Haruf’s roman Plainsong verscheen hier als Het lied van de vlakte. Nu is een plain een vlakte en een song is een lied, dus de combinatie was waarschijnlijk snel gemaakt. Niet alleen zijn boektitels met het woord ‘van’ erin erg lelijk en gemakzuchtig, in dit boek van Haruf komt geen enkel lied voor en de vlakte speelt ook geen rol. De roman gaat over gemeenschapszin, over een dorpje, over hoe de mensen met elkaar om gaan. Plainsong is een Amerikaans woord voor samenzang in de kerk. Haruf heeft die term gebruikt om die saamhorigheid te duiden. Stel de titel daar op af, zou ik zeggen. Maar het moest het zoete Het lied van de vlakte worden, en op het omslag moesten twee stijgerende paarden.

Bijzonder sterke roman trouwens. Barack Obama las het boek toen hij met vakantie was. De Nederlandse vertaling lag vorig jaar voor een paar euro bij De Slegte.

Ook heb ik het op dit weblog eerder over Charles Bukowski gehad. Zijn Ham on rye is in Nederland bekend als Kind onder kannibalen. Ook dat heb ik nooit begrepen, al kan ik me voorstellen dat de Nederlandse uitgeverij moeite had met de varianten die een letterlijke vertaling opleverden. Ham on rye is een gevoel. Kind onder kannibalen ook. In die zin klopt deze vertaling wel, al begrijp ik hem niet.

Ik heb een ander boek met ‘rye’ in de titel, The catcher in the rye, wat vertaald is als De vanger in het koren, altijd een vreemde titel gevonden. Ik weet van de droom in het boek, in hoofdstuk 22, waarin kinderen die in een roggeveld spelen in een naastgelegen ravijn dreigen te vallen en dat de hoofdpersool Holden Caulfield de kinderen daarvoor wil behoeden. Hij is dan inderdaad een vanger in het graan, gebaseerd op dit gedicht van Robert Burns, maar ik vind dat beeld erg ver van het boek af staan.

Mij doet The catcher in the rye altijd meer aan honkbal denken. Sommige passages gaan over honkbal. Holden koestert de handschoen van zijn overleden broertje. Die handschoen geeft de liefde voor zijn broer aan, en zijn isolement. Holden voelt zich als een verrevelder , die alleen in een enorm veld moeten wachten op de bal, en die moeten vangen als die komt. Dat beeld komt dichterbij het gevoel dat ik bij het boek heb dan dat waanzinnige verzinsel van die droom, die Salinger beter had kunnen schrappen. Een vertaler met een beetje lef had dit boek niet De vanger in het graan genoemd, maar De verrevelder.

Er zijn veel voorbeelden te noemen, maar dat zijn over het algemeen titels die verzonnen zijn om een boek geschikt te maken voor de Nederlandse markt . Brokeback Mountain is de naam van een berg, en dat als titel. In het Nederlands verscheen het boekje als Twee cowboys. Bij uitgeverij Cossee verscheen afgelopen jaar een boek dat in het Duits Kaltenburg heet en nu: De nacht dat het dode kraaien regende. Ik denk dat de titel Les vaisseaux du cœur in Nederland niemand iets zegt. Het is de oorspronkelijke titel van Zout op mijn huid. Vaisseau is een schip. Toch valt met deze titels te leven, zelfs met het bondige Twee cowboys, dat voorbij gaat aan de berg die voor deze twee cowboys symbool stond voor hun liefde.

Aanvullingen?

Jan van Mersbergen


Een grappenmaker in een plankenfabriek

Ik werkte in een plankenfabriek. Er stonden enorme zaagmachines die volledig beveiligd waren, maar erg veel lawaai maakten zodat iedereen in de loods oorbeschermers moest dragen, je niet met elkaar kon praten en je nooit naar de radio kon luisteren tijdens het werk.

Dat werk bestond uit het verslepen van hout naar de zaagmachines en het er dan in stoppen. Er stond een oude Turk die al ruim dertig jaar op dezelfde plek achter een zaagmachine stond en het enige dat die man deed was planken van een halve meter in een opening schuiven, waarna ze gezaagd werden.

Ook was er een man die in de pauzes doorlopend flauwe grappen maakte. Dan zei hij tegen iemand: Er zit een spin op je kop. Of hij gebaarde dat er telefoon voor je was in het kantoor en dat was dan niet zo. Hij goot water in je schoenen, in de kleedkamer. Hij stopte houtkrullen in overalls die klaar hingen.

Op een dag hoorden we hem roepen. Hij riep: Help help, ik zit vast.

Het was net pauze, de machines waren uit gezet. We lieten hem roepen. We liepen naar de kleedkamer en toen we die door waren liepen we naar de kantine waar koffie wachtte. We rookten sigaretten en dronken koffie en een man deed hem nog na: Help help, ik zit vast.

Toen we terugkwamen in de loods vond een jongen de grappenmaker. Hij zat met zijn been in een zaagmachine. Hoe hij het voor elkaar gekregen had weet ik niet, maar ik denk dat hij een plank die vast zat een zetje had willen geven met zijn schoen en dat hij de beveiliging daarom uitgeschakeld had en dat hij toen gegrepen is. Zijn been zat er tot voorbij zijn knie in en toen pas sloeg de machine af en zat hij zelf vast.

Jan van Mersbergen


Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.