In rotsen grijs: Trotse ouders (I)

Kevin werd tijdens een charge van de oproerpolitie gearresteerd. Bij het wegrennen gleed hij uit. Drie agenten doken bovenop hem. Ze drukten zijn lichaam tegen de grond en ze sjorden zijn armen op zijn rug. Schaafwonden brandden op zijn handen.

‘Hoe heet je?’ riepen enkele mededemonstranten van een veilige afstand. ‘Hoe heet je?’

‘Kevin Ho!’ schreeuwde hij. ‘Kevin Ho!’

‘Stil! Je staat onder arrest!’ beval een van de politieagenten en hij drukte Kevins hoofd tegen het koele asfalt. Zijn veiligheidsbril gleed van zijn gezicht. Zijn gele helm lag een eindje van hem vandaan, tijdens de val afgevlogen. Het ding wipte op de bolle kant lichtjes van links naar rechts.

Ze trokken hem overeind. Een van de agenten schopte de helm naar de andere demonstranten, zoals vroeger de afgehakte hoofden van gedode tegenstanders naar hun medestrijders werden teruggeworpen na een veldslag, om angst in te boezemen.

Terwijl hij werd meegetrokken naar het politiebusje riep hij over zijn schouder nogmaals zijn naam naar zijn kameraden.

‘Kevin Ho! Ik ben Kevin Ho!’

De agenten duwden hem vooruit. Hij hoopte dat men hem had verstaan. Het was belangrijk dat ze hem verwijderden uit de digitale groepen waarin de protesten werden georganiseerd, zodat de politie minder bewijs tegen hem zou hebben. Ze konden hem dan alleen aanklagen voor deelname aan een demonstratie. Bovendien kon de politie dan ook niet via zijn telefoon in de groepen kijken. Ja, hij hoopte dat ze zijn naam hadden gehoord.

Het busje reed stevig door. Hij zat tussen twee agenten in. In de bochten probeerde hij niet te veel tegen hen aan te leunen. Hij spande zijn spieren aan.

Bij het politiebureau in Tsim Sha Tsui remde het busje hard. Hij kende het gebouw maar hij was er nog nooit in geweest. Ze duwden hem naar binnen. Hij probeerde om zich heen te kijken, maar kon niet veel in zich opnemen. Hij dacht nog enkele andere demonstranten te zien: jonge mensen in zwarte kleren. Geen tijd om gezichten te herkennen.

De agenten sloegen linksaf. Hij dus ook. Bij een ijzeren deur bleven ze staan. Ze fouilleerden hem snel en ze namen zijn telefoon en portemonnee in. De agent rechts van hem opende de deur, waarna hij naar binnen werd geduwd. In de cel deden ze hem zijn boeien af. Daarna liepen ze weg. De deur viel in het slot. Ze hadden geen woord gezegd.

Het was een soort verhoorkamer. Er stond alleen een houten stoel. Aan het plafond hing een lamp die helwit tl-licht verspreidde. Het was er nog lichter dan buiten. De ruimte was nagenoeg vierkant. Geen ramen en de vloer was van beton. Aan de binnenkant van de deur zat geen deurklink. Kevin ging op de stoel zitten. Was er een camera? Hij zocht met zijn ogen de kamer af. Misschien zat er wel eentje in de lamp. Hij keek omhoog. Het licht deed pijn aan zijn ogen. Niks te zien. Hij richtte zijn blik op de deur.

De adrenaline trok uit zijn lichaam weg en de gedachten keerden terug. Zijn handpalmen begonnen te kloppen. Hij voelde weer hoe hij bij het rennen plotseling weggleed, hoe zijn rechtervoet iets raakte of verkeerd neerkwam en onder zijn lichaam wegvloeide. Hoe hij voorover klapte terwijl de rest van zijn groepje doorrende. Hoe hij had geprobeerd om snel overeind te krabbelen, half struikelend. Handen die hem vastgrepen. Asfalt.

Gingen ze hem verhoren? Hij had een advocaat nodig. Zou hij die krijgen? Zou hij erom mogen vragen? Had dat wel zin? Stond zijn straf niet al vast omdat hij zich schuldig had gemaakt aan ‘staatsondermijnend en onpatriottisch gedrag’ of ‘terrorisme’? Hoeveel jaar zou hij moeten zitten? Zou hij, als hij ooit vrijkwam, de stad nog kunnen verlaten? Misschien had hij een paar weken geleden al moeten vertrekken, zoals sommigen van zijn vrienden. Een vrij Hongkong, een Hongkong zonder inmenging van China. De CCP had vast mensen van de geheime dienst of officieren uit het leger naar Hongkong overgevlogen. Dat waren geen lieverdjes. Hij stond op en leunde met zijn rug tegen de muur tegenover de deur. Zouden ze hem slaan? Kon hij die pijn verdragen? Nutteloze vragen. Iedereen brak uiteindelijk. En dan zou ook hij namen noemen en verklaringen ondertekenen. Als ze hem onder handen gingen nemen, zou hij dan proberen zo lang mogelijk te zwijgen of niet? Hij ging weer zitten, zijn rechterheup deed pijn. Hij bevoelde de korsten op zijn handpalmen.

De deur ging open. Kevin stond op. Er kwamen twee mannen binnen, een in pak en een in uniform. De laatste had een klapstoeltje bij zich dat hij uitklapte en neerzette. Hij bleef bij de deur staan. De man in pak nam het klapstoeltje en zette het tegenover de stoel van Kevin. In zijn hand had hij een clipboard met enkele papieren. Hij was een jaar of dertig. Hij ging zitten en gebaarde dat Kevin hetzelfde moest doen. Het klapstoeltje kraakte. De man sprak Kantonees. Goddank, het was niet iemand van het vasteland, of hij kwam uit Guangzhou, maar zo klonk hij niet. 

‘Kevin Ho,’ zei hij. ‘Geboren in 1996 in Hongkong.’

‘Brits-Hongkong,’ mompelde Kevin.

De man zuchtte en hij keek Kevin strak aan.

Kevin keek terug. Als hij niet van het vasteland kwam, dan was hij ook een Hongkonger. Meeloper van de CCP. Een lafbek die niet durfde te protesteren of een verrader.

‘Wisten je ouders wat je aan het doen was?’

Kevin schudde zijn hoofd.

‘Je bent geen goede zoon.’

Kevin trok zijn wenkbrauwen op maar gaf geen antwoord.
‘Je hebt je ouders in een zeer onpatriottisch daglicht geplaatst.’

‘Ze lopen aan de leiband van China. Ga maar bij ze langs.’

‘Geen schaamte? Geen spijt?’
‘Ik wil een advocaat.’
De man stond op en klapte het stoeltje weer in, waarna hij het aan de man in uniform gaf. ‘Ik zal iemand sturen voor je handen.’ De deur viel achter hen dicht.

Wat zouden zijn ouders doen als ze hoorden dat hij vastzat? Zouden ze hem komen opzoeken? Zijn ouders. Hij had ze voor het eerst in zijn leven teleurgesteld. Hij had altijd hoge cijfers gehaald omdat zij dat verwachtten. Hij was naar die middelbare school gegaan omdat zij dat de beste vonden. Hij was rechten gaan studeren omdat zij vonden dat hij dat moest doen. Hij was altijd voorbeeldig geweest, maar toen kwamen de protesten. En die kon hij niet negeren. Hij kon niet niet meedoen. Een vrij Hongkong. En toen hij thuis aan de keukentafel zei dat hij had meegelopen met een demonstratie, had zijn vader gezegd dat politiek niet voor jonge mensen was en dat China, de CCP, het Vaderland, het beste met hen voorhad en dat Hongkong nu eenmaal onderdeel was van China en dat ze samen een grote toekomst tegemoet gingen. De mensen die nu de straat opgingen zaten gewoon te rellen om niks, rotzooi te trappen. Zijn moeder had helemaal niks gezegd. Zijn vader had hem gesommeerd op te houden met protesteren en gewoon door te gaan met zijn studie. ‘Vergooi je toekomst niet,’ zei hij. Hoe paradoxaal. Toekomst. Een vrij Hongkong. Die twee dingen waren zo nauw met elkaar verbonden: wat was zijn toekomst als Hongkong net als China werd? Hij was boos geworden. Hij was opgesprongen, vuisten gebald, en bijna had hij zijn vader geslagen. In plaats daarvan sloeg hij keihard op de tafel en daarna was hij de deur uitgelopen, trillend van woede en verdriet. En nu had hij zijn ouders al een paar weken niet meer gezien; hij mocht het huis niet meer in. Hij sliep bij vrienden. Bijna al zijn spullen lagen nog thuis. Hij stond op.

wordt vervolgd: deel twee van ‘Trotse ouders’ zal volgende week op het Tirade-blog worden gepubliceerd

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

In de Oorshop

Het einde

Deze zomer keerden we terug naar een plek waar we een jaar of vijf geleden waren. Val Veny ligt vlak onder de boomgrens in het Italiaanse Val d’Aosta, een groen plateau naast een steil massief waar twee gletsjers omheen slingerden.

Slingerden klopt, omdat de ene gletsjer plaats gemaakt had voor een brede zanderige geul, het ijs zo recent gesmolten dat er nog geen grasspriet groeide. De andere gletsjer leek dit jaar veel korter.

Op de dag van onze aankomst klonk een luid geruis, alsof een stapel sneeuw op het dak van ons hutje er in één keer afgeschoven werd. Een deel van de gletsjer bleek afgebroken, wat die middag nog een keer gebeurde, en meerdere keren in de dagen erna. Lokale mensen vertelden me dat ze zoiets hier nooit gezien hadden.

‘Nog twee van deze zomers,’ zei de uitbater van het Chalet del Miage, ‘en het ijs is weg.’

Ik keek naar zijn sterk ingekorte menukaart en vroeg naar zijn vrouw, die me ooit de fijnste ingemaakte boleetjes geserveerd had. Zijn gezicht betrok nog verder.

‘Haar hart,’ zei hij. ‘Ze mag niet meer werken.’ Zijn hand steeg naar zijn borst, maar kwam er niet te liggen. Alsof zelfs een klopje ter hoogte van zijn eigen hart teveel voor haar zou kunnen zijn.

Smeltend gletsjerijs vult de rivieren. Als die opdrogen, verdorren de bergwanden en valleien; gras en bomen zullen doodgaan, niets meer met hun wortels bijeenhouden. Wanneer het regent zullen zand en steengruis naar het dal worden gespoeld.

Een week later, in de Marche, zagen we bruine wijnranken. Het zeewater was er warm als bloed. Zelfs de bossen in het hogere Toscane leden onder de loeiende zon. Voor het eerst in mijn leven schakelde ik een airco in, en sliep toch slecht in het besef dat de unit op het dak nu warmte toevoegde aan de gloeiende nacht.

Er hing een schaarste over het land. Ingrediënten waren duur, de groenten die me altijd zo gelukkig maken oogden overspannen. Hoewel we het goed hadden met onze kinderen en vrienden, was het veranderde klimaat dagelijks aanwezig.

Zoals altijd wanneer ik me ergens druk over maak onderzocht ik of mijn blik gekleurd werd door interne aangelegenheden – of mijn selection bias de eindigheid uit alles pikte. Gezien ik volgend jaar vijftig word zou dat zo vreemd niet zijn.

Alleen bij het huisje in Zeeuws-Vlaanderen, waar we afgelopen weekend zaten, was alles als vanouds. Twee bijna nazomerse dagen met van dat lage, zoete licht. De zee was warm, maar ook verkoelend, de wind zout en schoon.

Na onze terugkomst dronk ik met Gerbrand koffie aan de Noordermarkt. Omdat hij ouder is dan ik, vroeg ik of hij iets gemerkt had van het vijftigworden, en Gerbrand vertelde dat het gevoel van hoop waar hij altijd bij had gekund rond dat moment verdwenen was.

We waren stil terwijl ik zijn hoop legde naast mijn eigen versie: het tegen alle logica in vertrouwen op een stijgende lijn in de dingen, ook bij grote tegenslag. Ik ben altijd bang geweest die aanleg kwijt te raken.

‘En toch ben je er nog,’ zei ik na een tijdje, misschien omdat ik niet met hopeloosheid wilde eindigen.

‘Toch ben ik er nog,’ zei Gerbrand.

Bij hem klonk het meer als een ontdekking dan een bezwering. Ik hoorde zelfs wat verwondering.

Op weg naar huis dacht ik aan Gerbrands intonatie, of hoe ik die had opgevat. Was mijn selection bias toch niet uitgewerkt, of nam de verwondering het op een zekere leeftijd over van de hoop?

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Porno en peepshow – een geschiedenis

Uiteindelijk las ik op dat prachtige eiland nog een paar dingen. Onder meer een long read van Gay Talese over Frank Sinatra, een aan te bevelen kunststuk omdat het de omcirkelende capaciteit van Talese toont: echt in gesprek met Sinatra komt hij niet, maar door wie hij om hem heen spreekt, weet hij een geweldig precies en ergens ontluisterend beeld van de man te schetsen. My way or the highway. Dus bestelde ik een paar boeken die meteen thuis op me lagen te wachten. En lezend in Thy Neighbours Wife stort ik van de ene verbazing in de andere. Las ik ooit zoiets?

Het boek is een geschiedenis van de ontwikkeling van gecommercialiseerde seksualiteit in Amerika naast de ontwikkeling van de seksuele moraal in dat land. Maar hoe doet hij zoiets? Het boek begint met een jongen in de late jaren veertig, begin vijftig die met een seksblaadje naar huis loopt waarna we zijn hele woonsituatie en achtergrond opgedist krijgen voordat hij later op de avond uiteindelijk in de gelegenheid is alleen met zijn blaadje te zijn. Specifiek een plaatje heeft zijn opgewonden aandacht. In het volgende hoofdstuk gaat het over wie er op dat plaatje staat, Diane Webber, en wat haar achtergrond en verhaal is, tot aan het moment dat ze ene Hugh Hefner tegenkomt. Het hoofdstuk over deze Playboy-oprichter toont hem eveneens in extenso in zijn tijd en vanuit zijn ontwikkeling, je krijgt heel veel fascinerende geschiedenis mee! Zo belanden we bij Samuel Roth, een joodse immigrant vanuit een ruraal Oostenrijks dorpje die een groot clandestien drukker, antiquair en pornograaf zou worden en zijn leven lang in gevecht zou blijven met de Amerikaanse censuur, ook hij speelt daarmee een cruciale rol. John Williamson, een begaafd mechanicus die opgroeit in de moerassen van Alabama in het zuiden van de VS en jarenlang op Stille Zuidzee-eilanden verblijft wordt een ‘mechanicus van de sensualiteit’ in een langzaamaan uitgroeiende vrije seks-commune in California: Wife-swappers.

Screw, Playboy, massage parlours, Talese werkte acht jaar aan zijn brede geschiedenis, sprak honderden mensen, sommigen van hen meer dan 50 maal en bouwt een beeld op dat tevens een echte, intens geresearchte geschiedenis van Amerika is, ik heb uit geen eerder boek zoveel over dat land en zijn geschiedenis geleerd. Knap is dat hij alle personen bewogen heeft hun echte naam te mogen gebruiken. Het toont zijn wil verifieerbaar te zijn, maar ook zijn capaciteit de mensen in hun portretten volstrekt in hun waarde te laten. Wat een knap boek!

Nu heb ik nog drie boeken van hem liggen. Hopen dat ze niet alle drie net zo goed zijn, want ik voel een obsessie ontstaan.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Siesta’s in de schaduw…

Uiteindelijk maakten deze boeken zich uit de stapels los omdat ze mee willen. Het is een lastige kwestie, je moet je voorstellen waar je behoefte aan hebt nadat je van 6 tot 11 in de Kretenzische bergen gelopen hebt en je een paar ongetwijfeld giftig hete uren met een boek zult stukslaan. Dan moet je zo’n keuze hebben als je voor je boekenkast ook hebt. En waarom juist deze? The Cretan Runner is dan nog wel logisch; George Psychoundakis legt een deel van de recente geschiedenis bloot, daarbij zal de vertaling van Patrick Leigh Fermor helpen, want wat een schitterend Engels heeft deze man! Philip Larkin is de poëtische bijdrage, al denk ik dat ik een dunnetje nog wel bijkoop: ben wild nieuwsgierig naar de nieuwe Mustafa Stitou, en naast boeken hoeft er toch slechts een zwembroek mee. Larkin is tweetalig uitgegeven door IJzer, vertaald door Jan Pieter van der Sterre, Het leven met een gat erin. Wat is mooier dan tweetalige edities van goede dichters en een commentaar erbij? Je kunt meedenken met de vertaler, het met hem oneens zijn, maar je moet minstens toegeven dat hij de moed had de brontaal erbij te tonen, een schitterend bewijs van transparantie. Over een poosje geeft Van Oorschot op die manier W.H. Auden uit, een veel grotere selectie nog en vertaald door Han van der Vegt, ik zie daar zeer naar uit.

A.S. Byatt The Biographers Tale gaat mee vanuit de herinnering aan haar Possession, je zoekt in boeken een ervaring die je al had, soms, en deze was overweldigend. Goed benaderd door onze Nico Dros met zijn Willem die Madoc maakte blijft Possession toch op eenzame hoogte in de capaciteit een in de geschiedenis verborgen whodunnit te creëren waarin poëzie een hoofdrol speelt. Zou dit boek Saul Bellow’s Ravelstein-kant op gaan? Of meer Vladimir Nabokov’s Pale Fire? Of richting Bernard Malamud onvolprezen Dubin’s Lives?

Bij Frans de Waal weet je wel wat je krijgt: sexverslaafde bonobo’s en machtsbeluste chimpansees. Ik luisterde in de auto naar de Rudy en Freddie Show die met Frans spraken en ik verbaasde me wederom over hoe je als je maar genoeg echt weet over 1 onderwerp je vanuit dat onderwerp over vrijwel alles kan praten. Mooie man, deze De Waal een echt helder denker.

Conspiracy: A History of Boll*cks Theories, and How Not to Fall for Them is een soort boek dat we zelf wel wilden maken, maar we vonden er niet de juiste mensen bij. Nog… Er zijn trouwens geloof ik evenveel boeken over samenzweringstheorieën als dat er theorieën zijn. Maar dit is interesse in hoe je doe dit doet, hoe pak je dit aan, en ik kan me goed voorstellen dat ik al snel denk: zo niet.

‘It had never been done before. Not in 4000 years of Japanese recorded history had anyone followed the Cherry Blossom Front from one end of the country to the other. Nor had anyone hitchhiked the length of Japan.’ Ben ik dan toch aan het werk als ik lees? We willen al een poos een boek over liften maken, hoe moet dat? Doet Will Ferguson dat goed? Elke aanleiding om over Japan te lezen is trouwens een goede, dus ik hoop dat dit me voldoende over beide zaken leert.

Nu lees ik nog Elizabeth Strout Oh William, ik geloof dat het minder goed is dan de laatste boeken die ik – met stijgende bewondering – van haar las, maar als het niet uit is, dan gaat het toch mee. En er ligt een Ali Smith, Winter te lonken.

En waar heb je een zwembroek voor nodig? Zoek een rustig stukje kust…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vakantiemelding

Gilles neemt even een paar weekjes vrij in het kader van de zomer!

Beeld: Eva Plevier

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

ETEN

De mini-appgroep ETEN ontstond tijdens de tweede lockdown: vier liefhebbers die het niet meer uithielden en desnoods in het geheim bij elkaar zouden komen om te koken en te eten.

Omdat ons viertal uit twee restaurateurs en twee restaurantrecensenten bestond, is er van een illegale samenscholing uiteindelijk niets gekomen. We vonden toch dat we het niet konden maken, en waren daarmee waarschijnlijk de braafste jongetjes en meisje van de klas.

Maar onze appgroep bleef in leven, en afgelopen maandagmiddag zagen we elkaar dan eindelijk rond lunchtijd bij mij thuis. We kletsten wat en aten een plakje van Milans uitstekende varkensworst terwijl het oventje warm werd. We dronken water, espresso, daarna een eerste glaasje wijn. Toen moest er maar eens gewerkt worden.

Iedereen mikte zijn meegenomen ingrediënten op het aanrecht en al snel kwamen we tot een menu. Dit is wat ik het meest mis aan in een keuken werken: het moment waarop de spullen verdeeld worden en je met collega’s bedenkt wat je daarmee allemaal kunt maken. Als jij die artisjokken doet, dan ontpit ik voor jou de kersen, en kan hij mooi de beurse exemplaren gebruiken voor zijn dressing.

Samenwerken is een groot geluk dat schrijvers nauwelijks overkomt. Hoeveel boekpresentaties je ook bezoekt en intervisies je ook start: uiteindelijk zit je altijd in je eentje voor dat witte scherm.

Hoewel de koks in ons gezelschap er al een volle werkweek op hadden zitten, was het enthousiasme er niet minder om, en ook Hiske glimlachte van oor tot oor. Zelf was ik een beetje afgeleid door de sores die me die ochtend op het dak gevallen was, maar met elk glas wijn krompen mijn zorgen. Heel gek, hoe dat werkt.

Na een eerste geïmproviseerd gerecht van rauwe bittermeloen met onrijpe kruisbes en niervet dacht ik alleen nog aan wat er in mijn handen, in mijn pan of op mijn bord lag.

We maakten groentedingetjes en een dingetje met vis, daarna bakte Milan een enorme pita die we belegden met haas en koji-varkensnek. Het zou kunnen dat we erg snel dronken, maar we pauzeerden ook regelmatig op het dak zodat de juiste mensen daar een sigaretje konden roken.

Rond negenen zat onze lunch erop. Milan stelde nog voor om ergens een fles champagne te gaan halen, en was daardoor de winnaar van de dag alsook de last man standing. Ik hoop dat hij nog zonder ons die fles champagne heeft gezocht.

B kwam thuis en trof me voor dood aan op de bank. Natuurlijk snapte ik dat mijn lunch beter zou zakken als ik enigszins verticaal bleef, maar ik had er de kracht niet meer voor. We keken het late journaal en ik merkte dat ik stiekem hoopte op een opleving van het virus, zodat de volgende lichte lunch met dit gezelschap nog even op zich zou laten wachten.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.

  • Foto van Bibi Roos
    Bibi Roos

    Bibi Roos studeert in 2025 af van de opleiding Writing for Performance aan de HKU en is de eerste in de reeks Tiradeblogs van afstudeerders. Ze schreef een scriptie over schaamte en humor en maakt daarnaast als Funny Bergman de explosieve solo ‘Ik ben Funny’, waarmee ze deze zomer op de Parade staat. Ze maakt het liefst werk over Bijzonder Vreemde Personen en Dingen en is entertainer, winnaar en performer in vele opzichten.
    (portret: Lin Woldendorp)