Bombardement van Belgrado in 1941.

Blaffen met de honden (Over Curzio Malaparte)

Het kabinet mag dan een vuurwerkverbod hebben uitgevaardigd, hier in de Haagse Molenwijk knalt november als vanouds. De oorlog van december wordt met explosies aangekondigd.

Een nachtelijke wandeling noopt me mee te huilen met de honden. Het gevaar loert overal. De ontplofte afvalbakken, de rondgestrooide kapsalonresten, yoghurtpakken en salamiplakken: het vuurwerk trekt een slijmspoor.

Daar ratelt een rode mat. Ik zie hoe kruitdampen omhoog kruipen, en sla – met de staart tussen de benen – een zijweg in. De hond trekt aan de riem in angst, en ik grom.

Het mooiste verhaal over de hond en het vuurwerk staat in Kaputt, de iconische oorlogsroman van Curzio Malaparte. De geniale Italiaanse reporter en fantast vertelt over het Duitse bombardement van 1941 op de Joegoslavische hoofdstad Belgrado en kiest voor een hondenperspectief. Zo maakt de lezer kennis met Grif, een volgens Malaparte edelmoedige jachthond van het ‘zuiverste ras.’

Als jachthond is Grif gewend aan het knallen van het geweer, maar het donderend geraas van de bombardementen associeert hij niet met de nobele jacht, maar met een ‘afschuwelijk monster, een woeste, vreemde god’. Grif begrijpt de oorlog, als een jacht. Maar het bombardement? Dat is geen jacht meer. Dat is destructie.

Terwijl Grif samen met de Italiaanse gezant in de schuilkelder verblijft, leggen Duitse vliegtuigen de stad in de as. Malaparte observeert de ravage: ‘Het Terazije was uitgestorven. Voor “Hotel Balkan” , op de rand van een bomkrater, stond een bus vol doden. Op het Spomenikplein stond de Koninklijke Schouwburg nog in brand. Het was een avond van mat glas, een melkachtig licht omhulde de vervallen huizen, de lege straten, de verlaten auto’s, de stilstaande trams op de rails. Hier en daar gierden scherpe, kwaadaardige geweerschoten door de doodse stad.’

Na het bombardement komt Grif de schuilkelder niet meer uit; hij heeft het monster gehoord, het monster van de destructie. Malaparte en de Italiaanse gezant proberen het beest nog op te beuren, maar niets lijkt te helpen. Het verhaal eindigt niettemin met een genezing, wanneer Grif het knallen van het jachtgeweer hoort. Die knal brengt het geweld terug tot die van jager en prooi, zoals in de natuur.

Hier in Molenwijk is de natuur schaars, en de destructie nabij. Mijn eigen Grif spendeert uren onder de bank, terwijl buiten rotjes poppen, pijlen flitsen en dit en dat ontploft. Vanavond zie ik nochtans maar één geëxplodeerde gesmolten plastic afvalbak. Een bruine, ondefinieerbare brij ligt ervoor.

Malaparte leefde na de Tweede Wereldoorlog als een soort balling in Frankrijk. Het was zijn genoegen om ’s nachts op zijn balkon mee te blaffen met de honden. In het Dagboek van een vreemdeling in Parijs vertelt hij over hoe de politie in Zwitserland hem verbiedt te blaffen: ‘In Zwitserland doet men deze dingen niet, mijnheer, dat is tegen de regels.’

Met weemoed denkt Malaparte aan Italië, waar hij mocht blaffen. In Capri blafte hij nachtenlang en zelfs de admiraal van de daar gelegen Engelse zeevloot liet hem begaan: ‘U hebt het recht om te blaffen, als u dat prettig vindt, want Italië is nu vrij. Er is geen Mussolini meer. U mag blaffen.’

Thuis open ik het raam en kijk uit over Den Haag. Ergens schiet een gillende keukenmeid omhoog en ik beantwoord met drie blaffen.

ARF, ARF, ARF.

Hoe mooi zou het zijn als de honden in de wijde omtrek mijn blaffen zouden beantwoorden, en we samen, heroïsch als in een Mel Gibson-veldslagscène, ten strijde zouden trekken tegen de miezerige vijand, de kwaadaardige gnoom-achtige, pokdalige en geestelijk beschimmelde liefhebbers van het vuurwerk.

De respons blijft echter uit. Ik sluit het raam, en denk aan de oorlog.

Foto van Guido van Hengel
Guido van Hengel

Guido van Hengel is historicus en schrijver van non-fictie. Hij schreef De zieners (2018) en De dagen van Gavrilo Princip (2014). In 2021 verscheen bij Van Oorschot Roedel. Een alternatieve geschiedenis van Joegoslavië.

In de Oorshop

Antiochië (II)

De huidige Uzunçarşı (letterlijk: de lange bazaar) biedt onderdak aan 2000 winkels, cafés en twee moskeeën. Het geheel omvat meerdere, smalle straten, afgesloten voor het verkeer met een totale lengte van 3,5 kilometer, waarvan sommige zijn betegeld met grijze straatstenen en andere een mozaïekvloer hebben. Voor de bevoorrading van de winkels maakt men onder andere gebruik van handkarren.

De Uzunçarşı  bevindt zich op de plek waar de goederen werden verhandeld toen de Specerijenroute en Zijderoute nog springlevend waren. Van oudsher betekent Çarşı stadscentrum waar het publieke leven zich afspeelt. Die functie is grotendeels behouden gebleven.

Elke straat is gespecialiseerd in een bepaald product, van etenswaar en kookgerei tot juwelen en kleding.

Geschiedenis kun je zien als een resultante van dramatische gebeurtenissen, zoals oorlogen, revoluties of epidemieën. Maar daaronder, onzichtbaar en zeer traag, beweegt de zogenaamde sociaal-economische tijd. De tijd die bepaald wordt door handel en interactie tussen mensen door de eeuwen heen. Antakya heeft verscheiden heersers gekend, vele rampen beleefd, maar handel kwam vroeg of laat weer op gang en gaf de stad nieuw elan, zolang de Zijderoute en Specerijenroute winstgevend bleven.

Deze handelsroutes, die een ongekende rijkdom in Anatolië brachten, begonnen hun glans te verliezen nadat de Portugezen een alternatieve handelsroute overzee naar Oost- en Zuidoost Azië hadden gevonden. Dit hadden ze te danken aan betere schepen en aan uitvindingen, zoals het kompas. In de 17de eeuw namen de Hollanders en vanaf de 18de eeuw de Engelsen het roer over. Veel karavanserais (herberg buiten stad) in Anatolië en de Balkan raakten in verval door het opdrogen van de inkomsten uit de handel, en steden begonnen hun kosmopolitische karakter als centra voor kunst en wetenschappen te verliezen, ook Antakya.

Kurşunlu Han, een herberg in Uzunçarşı voor handelaren en hun kamelen, dateert uit de 17e eeuw. Het gebouw heeft twee verdiepingen om een grote binnenplaats waar vroeger een fontein stond. De helft van de begane grond werd gebruikt als stal voor de kamelen en de andere helft was bestemd voor ambachtslieden als zadelmakers, smeden, mandenmakers. Speciaal voor handelslieden had men een gelagkamer waar je wat kon drinken, trik-trak spelen of kon rusten en – ongetwijfeld – ook transacties afhandelen. Op de bovenverdieping bevonden zich de kamers waar de handelaren konden overnachten.

Nu dient de Kurşunlu Han na restauratie als toeristisch complex. Beneden zijn winkeltjes voor souvenirs en ambachtelijke producten. Mijn oog viel op een grote sinaasappelboom omringd door tafels en stoelen op de binnenplaats. Ik stelde me voor dat er vroeger handelaren, lurkend aan hun waterpijp, naast lage bijzettafeltjes en op gevlochten krukken zaten om van de vermoeiende reis bij te komen. Wij dronken Turkse koffie op de bovenste verdieping op comfortabele stoelen.

In de middag bezochten wij het archeologisch museum in zijn nieuwe onderkomen, buiten het centrum. Het is een groot en modern gebouw, ontworpen om de enorme muurmozaïeken tentoon te stellen. Men had de ruimte optimaal benut door de zalen in meerdere niveaus in te delen en ze vloeiend met elkaar te verbinden, zodat je alle mozaïeken van dichtbij kon bekijken. Daar zaten pronkstukken bij als Orpheus, Dronken Dionysos, Tethys, Eros en Psyche (zie foto) die ooit de muren en de vloeren van patriciërshuizen in de Romeinse tijd versierden.

Antakya draagt sporen van de drie godsdiensten die in het Midden-Oosten zijn ontstaan. De Joodse aanwezigheid gaat waarschijnlijk tot het eerste millennium voor Christus terug. Na de 7e eeuw kreeg ook de islam er voet aan de grond. De komst van het christendom dateert uit de tijd dat de evangelist Sint Petrus hier arriveerde (29 na Christus).

In de stadsgids las ik dat Antakya zich presenteert als een van de zeldzame steden ter wereld waar de drie godsdiensten vreedzaam naast elkaar hebben voortgeleefd. De mensen die we spraken gaven aan trots te zijn op de eeuwenlange tolerantie in hun stad.

Wij wilden de stad niet verlaten zonder de Grot van Sint-Petrus te bezoeken, gelegen tegen een heuvel met uitzicht over de stad. In de verte kon je de oude stad zien liggen, goed herkenbaar tussen de nieuwe stadsdelen met hoge flats.

De grot is een van vroegste christelijke kerken buiten Jeruzalem (gebouwd in de 1e eeuw na Christus). In de tijd dat christenen door de Romeinen werden vervolgd kwamen de gelovigen hier in het geheim bij elkaar om te bidden. Vanaf deze kerk verspreidde het christendom zich door Anatolië en later door het Romeinse Rijk. Elk jaar op 29 juni wordt hier een gezamenlijke mis gehouden met vertegenwoordigers van de drie godsdiensten.

Op de terugweg naar Mersin reden wij over de rivier Payas (Pinarus in de antieke tijd). Niet ver daarvandaan, in Issos, vond de beslissende veldslag plaats die een einde maakte aan de heerschappij van het Perzische Rijk in Anatolië (in 333 voor Christus). Hier heeft Alexander de Grote Darius III verslagen en zijn veroveringstocht voortgezet.

Dit herinnerde mij eraan dat met dank aan Alexander de Grote de Griekse cultuur, die oorspronkelijk alleen in West Turkije voet aan de grond had gekregen, tot diep in Anatolië is doorgedrongen. Behalve in Griekenland zijn de sporen van het Hellenistisch erfgoed nergens zo rijk en voelbaar als in Anatolië.

Aan het samenzijn met mijn zus kwam een eind. Hoe leuk het weerzien ook is, je weet dat er een moment van afscheid komt.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waarom is Erdogan kwaad op Macron en Wilders? Zijn de Turken dat ook? (II)

Biedt de NAVO en de Douane Unie voldoende perspectieven voor herstel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije?

In mijn vorige blog had ik de stelling opgeworpen dat de boosheid van Erdogan op Macron en Wilders niet alleen verklaard kan worden door zijn islamitische wortels en aspiraties, en had op een andere factor gewezen: zijn ressentiment tegen de Europese Unie. Volgens hem onthoudt de EU Turkije het lidmaatschap omdat het een islamitisch land is.

Erdogan is niet alleen boos op Macron en Wilders, onder zijn bewind voert Turkije sinds een paar jaar een zeer assertief buitenlandbeleid. Met zijn militaire aanwezigheid in Syrië, in het oosten van de Middellandse Zee en Libië is Turkije een actieve speler in zijn regio geworden. ‘Erdogan wil zich profileren als de leider van de moslimwereld! Hij wil het Neo-Ottomanisme laten herleven!’ hoor je in internationale media.

Ik heb altijd moeite gehad met de hypothesen die internationale processen met expansiedrift van individuen verklaren. De geschiedenis leert ons dat streven naar hegemonie altijd een krachtig motief gebleken is, dat Erdogan ook niet vreemd moet zijn. De geschiedenis leert ons ook dat expansiedrift ontstaat en geactiveerd wordt door het luchtledige in de internationale politiek. En zoals men weet: (internationale) politiek verdraagt geen vacuüm. Er ontstaan altijd tegenbewegingen die het vacuüm opvullen. De intentie om historische processen te verklaren met expansiedrift van personen verhult een wetmatigheid en staat een objectieve analyse in de weg. Dit is mijn eerste bezwaar.

Mijn tweede bezwaar is het volgende: nadruk leggen op expansiedrift demoniseert de ‘persoon in kwestie’ – in dit geval Erdogan – , onttrekt de werkelijkheid achter het conflict aan het zicht en blokkeert de inspanningen om een blijvende oplossing te vinden.

Het is mijns inziens vruchtbaarder om het buitenlandbeleid van Turkije vanuit de eigen dynamiek van internationale betrekkingen te analyseren en te beginnen met de vraag: ‘Waarom zet Turkije de laatste jaren in toenemende mate hard power in?’

Deze vraag is relevant, want gedurende eerste acht jaar van zijn bewind, tot 2010, bediende Erdogan zich ruimschoots van soft power. Als het enige moslimland dat democratie en de islam kon verenigen en hard op weg was om lid van de Europese Unie te worden was Turkije aantrekkelijk geworden voor de buitenlandse investeerders en had een voorbeeld functie voor de moslimlanden. Het land had goede betrekkingen met landen in zijn regio en de Europese Unie.

Een antwoord dat voor de hand ligt is dat Turkije militair machtiger is geworden dan tien jaar geleden. Maar dit antwoord is niet voldoende omdat er aan inzet van hard power meestal een motief of een doel ten grondslag ligt. Als dat doel begrepen kan worden vanuit de eigen dynamiek van internationale betrekkingen, dan valt erover te praten en kan men naar mogelijkheden zoeken om diplomatie (weer) de kans te geven. Ook leiders met expansiedrift zetten hard power als laatste middel in. Want het is riskant en bezorgt eerder rivalen dan vrienden.

Dus ‘Wat is het doel van Turkije?’

Mijn antwoord luidt: ‘Turkije wil zich in zijn regio en in relatie tot de Europese Unie herpositioneren voor betere relaties.’ Daarbij vormt de Douane Unie een belangrijk instrument. Turkije sloot in 1995 een verdrag tot een douane unie dat vrije handel in goederen tussen de partijen mogelijk maakte.

Dit antwoord doet meer recht aan de werkelijkheid en maakt Erdogan tot een gesprekspartner. Zo kan men kansen creëren voor onderhandelingen.

Wat bedoel ik met herpositioneren?

Het uiteenvallen van de Sovjet Unie eind jaren tachtig van de vorige eeuw heeft tot een aanzienlijke machtsverschuiving in internationale betrekkingen en tot nieuwe allianties geleid.

Het heeft in de eerste plaats een eind gemaakt aan het het bipolaire evenwicht in de wereld. De Sovjet Unie verloor zijn status als supermacht. De VS had geen rivaal van betekenis meer en bleef als enige supermacht over. Het Warschaupact werd ontbonden en vormde geen bedreiging meer voor het Westen. De meeste voormalige lidstaten werden in de NAVO opgenomen en sommige, zoals Polen, Hongarije en Bulgarije, werden toegelaten tot de Europese Unie.

Na de verdwijning van de dreiging verloor de VS gaandeweg hun belangstelling voor de NAVO en eisten onder het bewind van Trump van de NAVO lidstaten hun bijdrage te verhogen. Daarnaast wendden de VS hun  middelen in toenemende mate aan voor de krachtmeting met een opkomend China.

Het was even wennen voor Europa dat gewoon was onder de bescherming van de VS te opereren. In een wereldorde die in toenemende mate gedomineerd wordt door de VS en China en de rivaliteit tussen de twee machten, maakt de noodzaak voor de Europese Unie om een derde machtsblok te vormen opeens urgent. Een gezamenlijk defensiebeleid is een vereiste. Het lijkt echter geen gemakkelijke opgave voor een EU die politieke integratie nog niet heeft voltooid. Om deze reden werd ze bijvoorbeeld verrast door vluchtelingenstroom die ze niet kon beheersen. In de landen waar de bron van de problematiek lag, Syrië en Libië, kon de EU geen rol van betekenis spelen.

Rusland en Turkije vulden het vacuüm op.

Rusland en Turkije bleken, ondanks verschillen in hun doelen en belangen, goed samen te werken in Syrië. Ooit, gedurende de Koude Oorlog, waren deze landen rivalen van elkaar. Als lidstaat en de verdediger van de zuidflank van de NAVO had Turkije duidelijk voor het Westen gekozen. Het land onderhield economische betrekkingen met de toenmalige Sovjet Unie maar die gingen niet verder dan het bouwen van dammen en olieraffinaderijen in Turkije.

Het uiteenvallen van de Sovjet Unie, het verdwijnen van de dreiging door het Warschauwpact tevens de verzwakking van de rol van de NAVO maakten de manoeuvreerruimte van Turkije groter. Het land kon wisselende bondgenootschappen met Rusland aangaan en wist de samenwerking op een strategisch niveau te tillen, ook in militair opzicht met de aanschaf van de Russische S-400 middellangeafstandsraketten.

Het Westen wil kennelijk een Turkije zien zoals het land in tijden van de Koude Oorlog was, maar gaat er aan voorbij dat de omstandigheden in de laatste decennia drastisch veranderd zijn. De strategische ligging van het land tussen politiek instabiele regio’s, te weten: het Midden-Oosten, de Balkan, de Kaukasus en het oosten van de Middellandse Zee zou Turkije ook zonder een leider als Erdogan tot een actieve rol aansporen. Maar de stijl zou wellicht anders zijn.

Turkije wil zich niet alleen in de regio waar het ligt, maar ook in relatie tot de Europese Unie herpositioneren. Turkije vindt de EU als investeerder en economische partner (de helft van de export is voor rekening van Europa) nog steeds belangrijk en heeft haar nodig. Echter: het perspectief op volledige EU-lidmaatschap is praktisch verdwenen en de Douane Unie biedt geen bevredigend kader voor Turkije. Het huidige verdrag maakt vrije handel in goederen mogelijk maar sluit landbouw en diensten uit. Daarnaast profiteert Turkije niet van de vrijhandelsakkoorden die de EU met de derde landen sluit.

Het land wil op zijn minst de Douane Unie verbreden maar de EU blijkt niet bij machte om op de een of andere manier Turkije tegemoet te komen. Daarvoor ontbreekt het de EU aan een lange termijn visie en een strategische blik op Turkije en zijn regio om naar gezamenlijke belangen te zoeken die breder zijn dan het vluchtelingenverdrag.

Het argument van de EU dat Turkije zijn huiswerk niet goed heeft gedaan klinkt, hoewel het terecht is,  in de oren van Turkije al lang niet geloofwaardig meer en de EU mist elke grondslag om invloed op Turkije uit te oefenen. Blijven hameren op dit argument ontlokt als tegen argument van Turkije dat de EU een dubbele moraal hanteert (zie het vorige blog), en zet de betrekkingen op slot.

Als de EU ooit haar begerenswaardige positie in de ogen van de Turken gedurende de eerste acht jaar van Erdogans bewind wil herwinnen moet zij een nieuw perspectief bieden waarin Turkije zich kan vinden. De actualisering van de Douane Unie kan wellicht een goed begin zijn.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Het netwerk

Een generieke metafoor. Verzameling van onderling verbonden zaken. Of werk dat gevlochten is en gelijkenis vertoont met een net. Het internet moet indien zichtbaar gemaakt als draden tussen knooppunten gelijkenissen vertonen met een schimmelnetwerk. Of een netwerk van neuronen en zenuwbanen in een hersenscan. Als je door een bos loopt wandel je over een netwerk van Mycorrhiza schimmels die bomen aan elkaar verbinden en die in een symbiose met die bomen leven. Een intelligent soort symbiose waarin niet zonder meer elementen geruild worden tegen suikers en vetten, maar waarin het netwerk ‘nadenkt’ over op welke plek de beste wisselkoers is: een netwerk kan fosfor van a naar b verplaatsen als het ‘weet’ dat daar meer suikers in ruil te verkrijgen zijn.

Je loopt wel even anders door een bos als je Merline Sheldrake’s Verweven leven hebt gelezen. Meer dan je ooit over schimmels dacht te gaan weten: Over paddenstoelen die licht geven, over de wereld rond Italiaanse truffels, over kunststoffen van paddenstoel, over korstmossen: ecosystemen in zichzelf, samengestelde levensvormen van blauwwier, schimmel en bacterie. Over planten die geen bladgroen meer hebben maar inbreken op het wood wide web van schimmels, over paddo’s en de wereld rond hallucinante  paddenstoelen. Maar ook over schimmels die mieren kunnen bedienen als trekpoppen: ze dwingen hen naar een hoge plaats op een boom te lopen, zich vast te bijten in een nerf van een blad en daar te sterven ten gunste van de voortzetting van de schimmel. Een schimmel die handelingen van dieren forceert.

Je hebt er snel een complete dimensie aan leven bij na dit boek, vlot geschreven en meeslepend. En toch als je op zoek gaat en dit gedicht van Sylvia Plath vindt, zie je de meesteres in beperking, Plath says it all in een schimmellang en schitterend gedicht.

Mushrooms

Overnight, very
Whitely, discreetly,
Very quietly

Our toes, our noses
Take hold on the loam,
Acquire the air.

Nobody sees us,
Stops us, betrays us;
The small grains make room.

Soft fists insist on
Heaving the needles,
The leafy bedding,

Even the paving.
Our hammers, our rams,
Earless and eyeless,

Perfectly voiceless,
Widen the crannies,
Shoulder through holes. We

Diet on water,
On crumbs of shadow,
Bland-mannered, asking

Little or nothing.
So many of us!
So many of us!

We are shelves, we are
Tables, we are meek,
We are edible,

Nudgers and shovers
In spite of ourselves.
Our kind multiplies:

We shall by morning
Inherit the earth.
Our foot’s in the door.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

4

Mijn kinderen zijn jarig in de herfst, en dit droevig-warme licht lijst die dagen zo mooi in. Gisteren werd Ada vier; omdat dit betekent dat je naar de basisschool gaat was het een éxtra grote dag.

Voorafgaand aan het wennen op haar nieuwe school sliep Aad heel slecht. Nachtmerries en andere onrust riepen ons uit bed, en zo waren B en ik al ruim voor haar verjaardag doodop.

Bij Ada’s crèche hebben ze een ritueel van weken waarin naar een vertrek wordt toegewerkt, maar de ouder moet het allemaal in een enkele ochtend behappen. Op de grote dag wordt de jarige uitgeleid door de kinderen en leidsters, die allemaal een instrumentje hebben en het afscheidslied zingen. Traditioneel huilt de volwassene hierbij.

Wat mij gisteren de das omdeed was het moment waarop de andere kinderen de vertrekkende kleuter omhelzen.

Ik wist dat Ada geliefd was en zag het nu met eigen ogen. De meesten wierpen zich vol op haar, maar er was ook een jongetje dat strak naar zijn ingedraaide tenen staarde en op een afstandje bleef staan. Na een paar aanmoedigingen van de leidster, vlak voor de wandeling naar buiten zou beginnen, lukte het de kleine man om zijn verlamming van zich af te schudden en Aad wat schokkerig beet te pakken.

Hoewel zoiets hoort bij een veel ouder kind, vertelde zijn lichaamstaal dat hij zich hiertoe gedwongen had om later geen spijt te krijgen.

En toen moest ik het bij dat hele ding met die instrumentjes en dat zingen ook nog droog zien te houden.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Het toeval opzoeken

In de kelder van de bibliotheek waar ik als kind kwam, was een zogenaamde speel-o-theek gevestigd. Je moest een donkere trap afdalen om er te komen, en aan de balie zaten altijd twee spelothecaressen die de stukjes van de ingeleverde puzzels aan het natellen waren. Ik kan me herinneren dat ik daar ooit een speciale editie van het mens-erger-je-nietspel heb geleend. De versie die we thuis hadden bestond uit een gehavend kartonnen bord en een jampot die gevuld was met allerhande pionnen, fiches en dobbelstenen, en was daarmee natuurlijk perfect functioneel – maar de versie van de speel-o-theek was anders. In het midden van het speelbord zat namelijk een plastic stolp bevestigd met daarin een dobbelsteen, die je kon ‘rollen’ door op de stolp te drukken.

Misschien had de speel-o-theek deze editie aangeschaft omdat het betekende dat er zo tenminste één onderdeel minder in de doos zat dat kwijt kon raken en nageteld moest worden. Maar voor mij veranderde die stolp de hele aard van het spel. De strategische elementen van mens-erger-je-niet zijn zo goed als verwaarloosbaar, en misschien zorgt dat er wel voor dat het gooien van de dobbelsteen in dit spel zo’n emotioneel geladen handeling is – je wilt extra lang schudden, hard in je vuist blazen, vurig bidden dat je eindelijk een zes krijgt. Maar met zo’n drukstolp kon je de dobbelsteen niet aanraken, waardoor de uitkomst een onpersoonlijk en mechanisch karakter kreeg. Het werd inderdaad makkelijker om je niet te ergeren.

Mensen hebben dingen graag in de hand: in de meeste sferen van ons handelen worden zo veel mogelijk dingen gemeten, berekend en voorspeld. Maar er is een aantal situaties waarin we het toeval – begrepen als een gebrek aan voorspelbaarheid – juist actief opzoeken. Kansspelen zijn daar een goed voorbeeld van: het is leuk om jezelf onder gecontroleerde omstandigheden aan het lot te onderwerpen. Paradoxaal gezien komt daar vaak een hoop technisch gesleutel bij kijken: het kan behoorlijk veel moeite kosten om een object te creëren dat zoiets als ‘echte willekeur’ kan genereren. De wetenschapsfilosoof Ian Hacking schrijft in zijn boek The Emergence of Probability het volgende over een stel Egyptische dobbelstenen in het museum van oudheden te Cairo: ‘the guards kindly allowed me to roll [them] for a long afternoon, [and they] appear to be exquisitely well balanced. Indeed, a couple of rather irregular looking ones were so well balanced as to suggest that they had been filed off at this or that corner just to make them equiprobable.’

Spelletjes zijn niet de enige contexten waarin actief naar onvoorspelbaarheid op zoek wordt gegaan. Soms is er een situatie waarin een arbitraire beslissing genomen moet worden, en dan kan het omwille van onpartijdigheid beter zijn om lootjes te trekken. En soms wordt het toeval opgezocht om esthetische redenen – omdat een weloverwogen en strak geplande aanpak niet hetzelfde resultaat op zou kunnen leveren als een toevallig proces.

Zo zijn er genoeg kunstenaars die in hun werk systematisch gebruik maken van toevalligheid. Neem bijvoorbeeld de Canadese schrijfster Anne Carson, die in haar werk veel verschillende schrijfvormen en genres combineert. In een interview laat Carson blijken dat ze het organiseren van dit pluriforme werk tot publiceerbare bundels een uiterst vervelende taak vindt – en daarom laat ze het vaak liever aan het toeval over. ‘It saves you a lot of worry,’ zegt ze. ‘You know, all that thinking.’

In haar in 2016 gepubliceerde bundel Float omzeilt Carson het probleem van volgorde op een ingenieuze manier: de collectie is niet uitgegeven als een gebonden boek, maar als een plastic cassette waarin 22 losse chapbooks zitten. Je slaat de bundel niet open, maar je schudt de inhoud, die geen vaste volgorde kent, er letterlijk uit. De volgorde waarin de boekjes vallen, en waarin ze gelezen worden, wordt door het toeval bepaald.

Carson zet toeval niet alleen in bij de vormgeving van haar werk, maar ook bij het schrijven zelf. Zo is er het gedicht By Chance the Cycladic People, opgenomen in Float en hier gratis te lezen op de website van de LRB. Het gedicht bestaat uit een reeks aforistische stellingen over de bronstijdbeschaving op de Griekse Cycladeneilanden. Deze stellingen zijn genummerd en in willekeurige volgorde gezet. De lezer kan de nummers volgen en het gedicht lezen als een soort samenhangend essay, of de toevallige volgorde aanhouden, waarbij nieuwe en verrassende juxtaposities ontstaan. Aan het einde van het gedicht staat vermeld: ‘This poem was composed using the random integer generator.’

Deze random integer generator kan gevonden worden op de website RANDOM.ORG. Zoals de homepage van deze website adverteert, levert RANDOM.ORG ‘true random numbers to anyone on the Internet. The randomness comes from atmospheric noise, which for many purposes is better than the pseudo-random number algorithms typically used in computer programs’.

Filosofisch gezien is dit een interessante uitspraak. Wat wordt er precies bedoeld met ‘true randomness’? Atmosferische ruis is radioruis die wordt veroorzaakt door elektrische ontladingen in de atmosfeer. Wil RANDOM.ORG zeggen dat bliksemflitsen ongedetermineerde verschijnselen zijn? Het lijkt mij niet dat hier een dergelijke claim wordt gemaakt. Het punt lijkt eerder te zijn dat de causale processen achter de 40 bliksemflitsen die er per seconde gemiddeld op aarde plaatsvinden dusdanig complex zijn, dat atmosferische ruis praktisch gezien volledig onvoorspelbaar, en dus – in de epistemologische zin van het woord – helemaal willekeurig is.

Maar als het slechts een kwestie is van ons gebrek aan kennis, heeft het dan wel zin om een onderscheid te maken tussen true randomness en pseudo-randomness? Zouden de uitkomsten van een minder complex causaal proces, zoals dat van een algoritme, epistemologisch gezien niet even toevallig zijn, zolang we maar geen kennis van dit proces hebben?

Uiteindelijk lijkt het mij dat hier sprake is van een emotionele dimensie. Praktisch gezien maakt het niets uit of je worp bij mens-erger-je-niet tot stand is gekomen doordat je drie keer in je hand blies, of doordat je op een plastic stolp drukte. (Ik kwam er trouwens achter dat zo’n stolp een ‘dobbelautomaat’ heet – wat grappig is, omdat het Griekse woord αὐτόματος niet alleen ‘spontaan’ maar ook ‘toevallig’ kan betekenen.) Praktisch gezien maakt het niets uit of de willekeurige nummers die je gebruikt om een tekst te structureren door een algoritme zijn gegenereerd, of door middel van atmosferische ruis. Maar dat wil niet zeggen dat het niets toevoegt. We schrijven onweer niet meer toe aan de grillen van een oppergod, maar het heeft nog altijd iets poëtisch om een gedicht door het onvoorspelbare ritme van de bliksem tot stand te laten komen.

Een versie van deze tekst droeg ik voor op een avond over het concept ‘toeval’ in de wetenschap en de filosofie, georganiseerd door Filosofisch Café Nijmegen. De livestream van deze avond is hier terug te kijken.

Foto van Kyrke Otto
Kyrke Otto

Kyrke Otto (1995) studeerde filosofie en klassieke talen en is momenteel werkzaam als docente en promovenda aan de Radboud Universiteit, waar ze onderzoek doet naar de rol van aforistische schrijfvormen in de Lebensphilosophie-beweging. In bredere zin interesseert ze zich voor kwesties van genre, stijl en methode en de relatie tussen filosofie en literatuur. Essays en gedichten van haar hand verschenen o.a. in De Gids, De Nederlandse Boekengids en Tirade.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.