Over dit hoofdstuk/artikel

H. Drion

over Jan Hendriksz Glazemaker


1.
Glazemaker 1682-1982, Catalogus bij een tentoonstelling over de vertaler Jan Hendriksz Glazemaker in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. 1982.
2.
Het is dan ook merkwaardig dat het door Te Winkel niet genoemd wordt in zijn overzicht van vertaalde verhalenbundels uit die tijd (Ontwikkelingsgang 2e druk, iv (1924), hfdst. lvii, blz. 319 e.v.). De vertaling door Johan Grindal van John Reynolds’ Tonneel der wereldtse rampsaligheden (1667), die Te Winkel w?l noemt, schrijft hij, zoals lang gebruikelijk is geweest, ten onrechte aan Glazemaker toe (zie hierover C.W. Schoneveld, Intertraffic of the mind. Diss. Leiden, 1983, blz. 90 e.v.).
3.
Joyce, Letters i, blz. 175, geciteerd door R. Ellmann, James Joyce, new ed. 1982, blz. 519.
4.
Ik ontleen dit citaat aan Ph. Van Tieghem, Petite histoire des grandes doctrines litt?raires en France. Paris, 1946, blz. 25. Het voorwoord bij Ibrahim is ook – in een 17e eeuwse Engelse vertaling – te vinden in Prefaces to fiction, The Augustan Reprint Society, publ. nr. 32 (Los Angeles 1952), blz. i e.v. In de Nederlandse vertaling van de roman (1679) is het voorwoord weggelaten en vervangen door een voorwoord van de vertaler.
5.
Blz. 153 e.v. Ik ben het met H. van den Bergh (Tirade 1971, nr. 167/168, blz. 345 e.v.) eens, dat Van het Reve hiermee een voor hem re?el schrijversprobleem heeft willen aansnijden.
6.
Leiden, 1624 (36 blzz.). Het verhaal is onlangs als deel 3 van de serie Literatuur en maatschappij in de zeventiende eeuw op voortreffelijke wijze heruitgegeven door een werkgroep van Amsterdamse neerlandici onder leiding van E.K. Grootes (Muiderberg, D. Coutinho, 1984).
7.
Broodje aap. Amsterdam, 1978.
8.
Zoals altijd lopen de verschillende vertalingen niet onaanzienlijk uit elkaar, maar niet in wat voor mijn doel de kern van de zaak betreft. Vgl. de vertalingen van Arthur Waley I, blz. 501 (in de editie van Allen and Unwin van 1973), van Ivan Morris in The world of the shining Prince, App. 5 (Penguin Books 1969, blz. 316), van E.G. Seidensticker (1976), blz. 437, en van Oscar Benl (Duits) I, blz. 727 (Z?rich, Manesse Verlag, 1966).
9.
Wat Kamakazura betreft, blijkt trouwens wel uit een eerdere passage haar realizering van het mengsel van werkelijkheid en fictie in veel van de romantische verhalen die zij zo graag hoort of leest.
10.
Zie onder meer de voortreffelijke beschouwing van H. van den Bergh, Literatuur als gelogen werkelijkheid in Tirade no. 167/168 (1971), blz. 345 e.v.
11.
Journal des faux-monnayeurs (1926), blz. 72.
12.
Ibidem, blz. 90. In Les faux-monnayeurs (Ed. Pl?iade, blz. 1086) zegt Edouard dat hij wel ge?nteresseerd is in de werkelijkheid, maar dat deze hem hindert. Andr? Breton was een paar jaar eerder in zijn Manifeste du surr?alisme van 1924 nog veel feller tegen het realisme in de romans van leer getrokken.
13.
Ed. Pl?iade, blz. 1082.
14.
In zijn essaybundel Le roman exp?rimental (1880), blz. 206 (in het opstel over Le sens du r?el).
15.
P.G. Wodehouse, Performing flea (1953), herdrukt in Wodehouse on Wodehouse (Penguin Books 1980) ad blz. 342.
16.
G. Genette in zijn inleiding bij de – zeer verkorte – uitgave van L’Astr?e in de ?10/18?-editie van 1964.