- Robert Anker
- [De Route van Henk Visch]
- Willem Jan Otten Twee verschrikkelijke machines
- Leo Vroman Alles overdoen
- Pieter A. Kuyk
- T. van Deel Weg
- Anton Gerits Apologie der beschadigden
- J. Bernlef Scènes uit het leven van mrs. W.
- J. Bernlef Marthe
- J. Bernlef Ik ken haar
- Wilco Berga
- Willem Weijters
- Katrien Hirs Danaë
- Charlotte Mutsaers Ik sprak met dennenaalden, pijnappels en vissen 4 Naar La Suchère, een reisverslag
- Herlezen Bankroet van een charmeur Over Herman Teirlinck, Zelfportret of Het galgemaal
[p. 386]
Stil eens zeg ik want ik hoor de regen ruisen
Niet alleen maar ook een merel fluiten buiten
Inktzwarte wolken jagen uit de horizon
Omhoog langs andere wolken kolkend boven het dorp
Gele vlekken zie ik ook zegt ze en ik zie
Hier binnen haast geen hand voor ogen meer en diep
In de natuur hoor je dat het grommen
Van de donder en de vogels vliegen op
Naar alle kanten bladstil maar soms een rilling
Door de zware bladeren der bomen een licht
Bericht het lijkt al wel te lichten maar het is
Nog droog dat ruisen is de televisie dus
Op een leeg kanaal moeder zet dat ding eens af
Wat zei je jongen is de lucht bij jullie strak
En helder als de vlag op koninginnedag
Vroeger toen de fanfare in twee schuiten
Om het dorp voer en een keer zonder besluit
Uit gekkigheid het land in voer en in het riet
Verdween met al die botsende muziek
Wat hew ik toch altoid veul skik en klucht had hier
Maar nou is het zo stil hé moeder roep ik schril
Zal ik eens hard en snel muziek opzetten
Dat zet ik even thee er is zwaar weer op til
Dat weet ik maar ik heb geen operette
Mag ik trouwens later zeg ik schots en scheef
Dat suikerpotje hebben dat nu al geheel
[p. 387]
Zelfstandig en vervangend in mij voortleeft
Als de letter van banket en in de serre
Het zonlicht op de planten heeft ze neergelegd
Ze dacht zo legt ze even later uit
Dat de telefoon ging maar het was het water
Voor de thee de stroom is ook al uitgevallen
Moet je horen moeder Mozart lekker licht
Kom ik terug is ze weer weg ik hoor het dichte
Geknetter van de donder jongen roept ze luid
Ineens ik ben doorweekt ik was nog geen tel buiten
Ik versta je niet zet die hemelse muziek
Dan uit zet jij die aardse donder maar zachter
Wat ik niet begrijp wat zeg je wat ik niet snap
Hoorde je die klap het raam vloog er bedat
Uit maar ik begrijp niet dat dit oordeel losbarst
Ik zei waarom dit nu gebeurt terwijl ik dacht
Dat het nog warm en zacht en volop zomer was
Mamma ben je bang moet ik bij je komen
Ga je bij het raam weg zul je niet naar buiten
Heb je je alarm om ach het is maar buiten
Moet je denken…is ze weg ik doe Mozart uit
De donder rommelt weg ik hoor de merel fluiten
En het eindeloze ruisen van de regen
[p. 388]
En als het laat wordt blijft ze slapen bij Babet
Bij wie die ken ik niet iemand van haar werk
Zomaar slapen bij iemand van je werk sterk
Is dat bedoel je dat ik lieg waarom zou
Zij liegen waarom zou ik haar van kwade trouw
Verdenken maar wat is dit voor gesprek ik laat
De open lijn maar even ruisen kijk het najaar
Bladert traag langs de ruit en door mijn leven
Dat natuurlijk dunner wordt misschien zo karig
En leeg dat ik mij straks nog een harig kleed
Om de leden werp een Hollands landschap de geest
Maar natuurlijk is een hart dat hunkert naar bloei
En ik laat mijn jonge schat maar zwijgen verdoe
Ons met gezeur lieverd maak je het niet te laat
Geen antwoord maar een keur van geluid geratel
Kopjesgerinkel bellen stemmen en gestommel
Mijn pen hunkert naar het papier en naar het domme
Lieve schrijven dat een slimme vrede brengt
Als zij er is en anders mij voldoende sterkt
Om niet uit elkaar te vallen in de tijd
Liefde van mijn leven roep ik luid waar blijf je
Zegt een giechelende stem dat zij het is
Een ander dus maar dan is zij misschien Babet
Babet die kent ze niet er werkt hier geen Babet
Mijn lief verklaart ze desgevraagd is in gesprek
Wil ik wachten of dat ik soms gebeld
[p. 389]
Wil worden of ze dan misschien mijn nummer
Nee ik wacht goed dan zet ik u intussen
Even op de wacht zegt zij klik de tijd
Begint te tikken en ik kan er niet meer bij
Wordt er op de deur geklopt maar dat is vast
De bijzonder leuke buurvrouw maar ik vast
Hier aan de open lijn kijk de glazenwasser
Doet alsof hij mij niet ziet howel ik knik
Auto-alarm op straat het zoveelste stik
De moord in een tuin ontploft weer eens een bom
De ruiten trillen niemand die er op of om
Van kijkt maar ik blijf zitten op mijn post kranig
Door de navelstreng die mij verbindt met haar
Die mij met het leven zelf doorverbond
Toen zij mij vond hoor ik ver weg plotseling
Twee oude vrouwen zingend praten in mijn oude
Dialect en treft mij nu zo’n diep berouw
Om mijn verloren leven dat ik wenen zou
Als niet tot mij doordrong wat ik steeds al hoorde
Dat het mijn moeder is die mijn gemoed verstoort
In gesprek met tante Sien ik ben lesten weer boi
Dokter weist ik was ammaar nag zô loof ô ja moid
En wat zoi die – mamma moeder roep ik luid
De vrouwen zwijgen stil en maken geen geluid
Voor even om dan zonder mij en zo eendrachtig
Te verdwijnen in hun tijd – bedankt voor het wachten
Zegt de stem van mijn vriendin en dan dat lachje
Waarmee ze altijd weet ik afstand van me neemt
Je tante Sien is dood zegt ze na mijn geteem
Nu wat die Babet betreft wat zeur je nou
[p. 390]
Die werkt niet hier maar in het andere gebouw
En sta nu niet de hele avond voor het raam
Tot ik terug ben om dan hup aan het werk te gaan
Maar wat ik nu vraag vindt ze echt te klein
Of ik als ze werkt aan de lijn mag blijven
En dat ze om de zoveel tijd wat aardigs zegt
Lieverd zegt ze ga toch lekker aan je werk
Ik hang nu op en alsjeblieft niet bellen hè
Ik leg de hoorn op tafel niet in zijn mal
Zo kan ik ook niet hopen dat ze bellen zal
Het is drie uur en buiten al weer bijna donker
Laat mij voor wie mij ziet prettig versomberen in
De zeurende breedte van de absolute tijd
Dit leurende spreken bij de brute open lijn.
Lees de Tirade Blog
De droom
Ik werd wakker in een kamer die niet van mij kon zijn, naast een vrouw die ik niet kende. Ze sliep op haar zij, droeg haar lange, blonde haren als een masker voor haar gezicht. Op het nachtkastje ontdekte ik een foto waarop we samen stonden: lijven tegen elkaar, in een ver land, op een...
Lees verderDe zijweg, een kleine lofrede
In zijn vermakelijke essay ‘Een buitenkansje’* schept Roald Dahl een treffend beeld: een schrijver die haastig met zijn vinger in de stoflaag op de achterkant van zijn auto een idee opschrijft. Goede ideeën vervliegen namelijk sneller dan goedkoop geurwater. Hij ging later de deur niet uit zonder zijn opschrijfboekje. De romantiek van de schrijverij....
Lees verderKruidig
(De wereld in stukken 35) Ik stel me een wereldkaart voor waar je de gerechten per land op de kaart afgebeeld ziet. Het moet een mooi palet opleveren. Sjasliek en koolsla en borsjt op Rusland, een groot oppervlak voor misschien niet de rijkste keuken ter wereld. Patatten en mosselen op België, heel veel kip en...
Lees verder
Blog archief