Zwemles II

Gisteren was Nadims laatste zwemles voor de vakantie. Omdat zijn moeder een stempelkaart voor hem gemaakt heeft met een beloning bij vijf hele lessen meedoen, waren we vol goede moed.

Op de fiets vroeg ik hem nog of hij het zag zitten, en ik geloof dat hij knikte. Het was erg druk op straat. We werden ingehaald door fietsers en auto’s en er ontstond een kleine file bij het opgebroken deel van de Marnixstraat.

Omdat we te vroeg waren kwamen we aan in een lege kleedkamer. Nadim keek om zich heen.

‘We zijn te laat,’ zei hij, en ging zitten onder de haakjes met broeken en jassen.

‘Kom,’ zei ik, en trok zijn spullen uit de tas van de Gorgels. ‘Je zult zien dat we prima op tijd zijn.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘We zijn te laat en nu kan ik niet meer meedoen.’

Ik had me voorgenomen niet boos te worden omdat ik weet dat het niet helpt, zette mijn tanden op elkaar en kleedde mijn jongen uit en weer aan: de korte broek die niet te zwaar wordt in het water, een T-shirt en precies de goede gympen.

B heeft die gympen gekocht voor de zwemles. Ze drijven minder sterk.

Op weg naar de douches werd Nadim steeds bleker. Een badjuf stuurde ons weg bij de logische ingang van het grote bad. Omwille van de veiligheid moesten we via de onlogische kant, waar ouders en kinderen dicht opeengepakt wachtten in een hete en glibberige gang.

Het stille meisje dat in Nadims klasje zit en tijdens de eerste lessen in het diepe ook niet durfde, sprong erin en zwom een baantje. Mijn jongen stond kleumend op de kant.

De extralieve juf werd erbijgeroepen, en na een paar minuten één op één ging ook Nadim het water in. Tijdens zijn sprong draaide hij zich vast om zodat hij meteen bij de rand zou kunnen. Hij bezeerde zijn teen en zei dat hij met geen mogelijkheid de rest van de les aankon.

‘Volgens mij ben je een beetje bang,’ zei de juf met een hele lieve lach.

‘En ik voel me ook al niet lekker,’ zei Nadim. In een vol zwembad – ik was op een afstandje gaan zitten – vonden zijn ogen feilloos de mijne.

Ik besefte dat hij bang was om het water in te gaan en ook bang was voor mijn boosheid als hij het niet deed; dat mijn aanwezigheid hem klemzette en dat ik geen idee had hoe ik hem kon helpen.

___________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Graan, papier en protectionisme

Een half jaar geleden schreef ik hier in een eerste stukje over de kliffen van de Veluwe bij Hattem. Hoe mooi het is dat je dat natuurgebied zo op ziet duiken in het landschap, van Rheden tot Renkum, net zoals de Alpen loodrecht opstijgen achter München.

Nu heb ik geleerd dat je de randen van de Veluwe aan nog iets kan herkennen: de papierfabrieken. Wie de puzzelstukjes van plaatsen als Apeldoorn, Heelsum en Eerbeek aan elkaar legt, ziet een netwerk van fabrieken op de overgang tussen bos en rivier (Nederrijn) of kanaal (Apeldoorns Kanaal). Die industrie ontstond in de 19e eeuw, omdat de locatie ideaal was: bomen lagen letterlijk voor het oprapen, water dreef de hele business aan en zorgde voor transport.

Dat was toen. Inmiddels is het lot van veel van deze industrie een stuk onzekerder, als de tent al niet gesloten is. In zijn boek De Uitverkoop van Nederland schetst econoom Menno Tamminga hoe veel van de Veluwse papierindustrie over de jaren in buitenlandse handen kwam – en daar niet altijd even veilig was.

Fameus is het lot van de Berghuizer papierfabriek in Wapenveld. Het Finse concern Stora Enso besloot in 2007 de locatie, met 300 werknemers, te sluiten omdat de papierprijs te laag was. Dat kwam hard aan in het dorp – zo’n fabriek betekent economisch al snel meer dan de 300 mensen die er werken. De lokale bakker, bijvoorbeeld, levert ook wel eens broodjes voor vergaderingen.

In een wat onverwachts, protectionistisch pleidooi schrijft Tamminga dat Nederland de afgelopen twintig jaar veel te gemakkelijk haar bedrijven in buitenlandse handen heeft laten vallen. We denken al gauw dat daar niks mis mee is, maar in feite zal, zo is zijn stelling, een op afstand opererend Fins concern hier veel sneller een fabriek sluiten dan in Finland. Om nog maar te zwijgen van een handvol andere redenen: veel Nederlandse bedrijfsdirecteuren zijn bijvoorbeeld ook betrokken bij het lokale culturele leven, iets wat je van in het buitenland wonende managers minder snel kan zeggen.

Nee, neem dan onze buurlanden, die letten wat hem betreft beter op hun saec. In Frankrijk, het VK en zelfs in de als kapitalistisch bekend staande VS zijn overnameblokkades aan de orde van de dag. Maar in Nederland is het al gauw: handel is handel, óók de handel in bedrijven zelf.

In Frank Westermans De Graanrepubliek klagen een aantal Groningse boeren uit het Oldambt aan het einde van de 19e eeuw dat ze kapotgeconcurreerd worden door goedkoop Amerikaans graan. Alle omringende Europese landen hebben allang tariefmuren ingesteld, maar Den Haag doet, tot hun grote irritatie, niks. “We worden geregeerd door kooplieden”, bromt een norse noordelijke agrariër.

Dat cliché hoor je vaker in ons land, maar Tamminga bepleit 250 pagina’s lang dat het ook echt klopt – en dat het taboe op meer overheidsingrijpen behoorlijk groot is. Nederland, zo is immers ons zelfbeeld, is als klein land groot geworden door handel. In Frankrijk kan je gewoon het woord protectionisme zeggen zonder opgetrokken wenkbrauwen te veroorzaken. Maar terwijl ‘wij’ rijk werden van de VOC, begonnen ze daar al aan het bouwen van hun eerste tariefmuren.

Er is voor zover ik weet één uitzondering in de Nederlandse geschiedenis – en daar zoomt Westerman dan juist weer op in: Landbouwminister Sicco Mansholt, die na WOII een uitgebreid protectionistisch agrarisch beleid ontwierp (en dat later als eurocommissaris op grotere schaal nog eens dunnetjes overdeed). Maar, zo tekent de auteur met duidelijk plezier op, Mansholt was dan ook zélf een Groningse graanboer geweest. Eindelijk, heel eventjes, waren de kooplieden weg uit de regering.

 

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Verzonken wereld

1. Geen herlezer van nature zijnde maak ik op deze regel heel soms een uitzondering en nu ben ik opnieuw verzonken in W.G. Sebalds geweldige Austerlitz. De hoofdpersoon vertelt zijn verhaal af en aan in toevallige ontmoetingen aan de ik-figuur. Bij herlezen kun je meer aandacht besteden aan de manier van vertellen: het elkaar soms jaren niet zien en bij een toevallige ontmoeting beginnen waar het gesprek de vorige keer ophield zonder aandacht te besteden aan de toevalligheid van de ontmoeting, versterkt de urgentie van het vertelde hoewel dat – zijnde Europese geschiedenis in breedste zin – niet zonder meer urgent is, een verteltruc dus. Austerlitz vertelt over het dorp Llanwddyn in Wales, waar zijn stiefvader vandaan kwam, een dorp dat door een stuwmeer overspoeld is, letterlijk verzonken geschiedenis. De foto’s die Sebald gebruikt om zijn verhaal kracht bij te zetten werken altijd sterk, maar hier sterker dan waar dan ook. Dit dorpsbeeld, waar wij nu donkerte, algen en modder en 6 meter water weten, treft de vergankelijkheid zo intens dat het een hypnotiserend beeld wordt, en een beeld van wat Sebald doet: verleden redden. ‘Besonders bekannt, so, sagte Austerlitz, habe ihm Elias erzählt, sei Llanwddyn in den Jahren vor seinem Untergang vor allem dadurch gewesen, daß auf dem Anger des Dorfes, wenn im Sommer der Vollmond schien, oft die ganze Nacht hindurch Fußball gespielt wurde, und zwar von mehr als zehn Dutzend teilweise aus den Nachbarorten herübergekommenen Burschen und Männern beinahe jeden Alters zugleich.’

Er werd zomernachtenlang gevoetbald waar nu de kou en de druk van meters water een stolp op dit verleden plaatsen.

2. Willem van Toorn gebruikt hetzelfde prachtige beeld in zijn mooie lange gedicht Het stuwmeer:

‘Daar,’ wijzend
naar het midden van het meer.

‘Het is er nu vijf jaar,’
zegt hij.’ Ons huis stond daar
beneden aan de rivier.
Toen is de dam gesloten
en steeg het water tot hier.

[…] Nu zwemmen er alleen
vissen dwars doorheen.

 

3. Elke herfst breng ik een week door in Bad Arolsen. Een dorp nabij een stuwmeer. In de Twistesee verzonk ook een gehucht. Het ‘Gut Lefringhausen’, er is een ‘Denkmal‘ opgericht waar ik altijd springbalsem plukkend langs slenter,  waarbij de laconiek genoemde ’35 wechselnde Besitzer’ -tussen 1685 en 1910 tot mijn verbeelding spreken, allen geleefd, geleden, gelachen waar nu karpers door het dakgebint ijlen.

4. In de New York Review of Books een ontstellende bespreking van Global warming of 1,5º: An IPCC Special Report. Wij leven nu onder het dakgebint waar over enige tijd kwallen pulseren en inktvissen rondwaren, een hogere vorm van intelligentie. ‘Over and over we’ve gotten scientific wake-up calls, and over and over we’ve hit the snooze-button. If we keep doing that, climate change will no longer be a problem, because calling something a problem, implies there’s still a solution.’

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vandaag werd ik oom

“It is the custom of every good mother after her children are asleep to rummage in their minds and put things straight for next morning, repacking into their proper places the many articles that have wandered during the day. If you could keep awake (but of course you can’t) you would see your own mother doing this, andyou would find it very interesting to watch her.

It is quite like tidying up drawers.

You would see her on her knees, I expect, lingering humorously over some of your contents, wondering where on earth you had picked this thing up, making discoveries sweet and not so sweet, pressing this to her cheek as if it were as nice as a kitten, and hurriedly stowing that out of sight.

When you wake in the morning, the naughtinesses and evil passions with which you went to bed have been folded up small and placed at the bottom of your mind; and on the top, beautifully aired, are spread out prettier thoughts, ready for you to put on.”

J.M. Barrie

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Voor Eva

Eva en Maarten door Lia Laimböck

 

 

‘Daag…’

‘dahaag…’

‘daahaaag…’

 

Eva Biesheuvel had moeite met afscheid nemen aan de telefoon. Het zijn de vriendelijkste mensen die afscheid nemen moeilijk vinden. Eva wilde niet als eerste de telefoon neerleggen. Er klonk altijd nog een dahaag in de lucht als je de hoorn al van je af bewoog. Die dahaag hoor ik nog.

‘Met Maarten gaat het gelukkig beter hoor,’ zei ze altijd als je wat praktische zaken besproken had, of ‘ Maarten is nu even niet zo goed.’  ‘Snel al hè, jammer hoor.’

Bestaat er een schrijversstel dat intensiever samenleefde? De lezer van Biesheuvel kende Eva al, ook al had je haar nog nooit ontmoet. In hun huis in Leiden waar de grote boekenkast een groot goedgekozen citaat uit het verleden is, staan hun of veelal Maartens literaire helden, die de lezer ook al kent uit Biesheuvels boeken. Op een speciaal plankje de Grote Helden, Nabokov, Toergenjev, Conrad. In elk boek van Nabokov staat de opdracht ‘Voor Vera’. Maar de opdrachten ‘Voor Eva’ zijn nog veel talrijker. Ook legio gedichten droeg hij aan haar op. Toergenjev’ s Lentebeken is een van zijn lievelingsnovellen, een prachtig, prachtig verhaal over een man die de verkeerde keuze maakt, achter de verkeerde vrouw aan gaat.Is het Maartens lievelingsverhaal omdat het zover van hem af moet staan? Maarten maakte de juiste keuze en week nooit van haar zij. Of is het juist zijn meest beminde Russische novelle omdat hij zich beter dan wie ook kan voorstellen welk gevoel van wanhoop de man moet overvallen als hij zich realiseert een grote, grote fout te hebben gemaakt?

Eva is veel meer dan ‘de vrouw van’ geweest. Ze was zeer intelligent, vriendelijk en zorgzaam en humoristisch. Ze heeft met heel veel mensen een goede band opgebouwd omdat ze er vaak alleen voor stond. Het ‘Maarten komt zo hoor, hij was nog even aan het rusten’ moet ze duizenden keren hebben uitgesproken, vervolgens het gesprek weer aangaand met wie er maar was.

Maarten raadde mij van Conrad Mirror of the sea aan, een minder bekend Joseph Conrad boek. Ik las het en was betoverd, begreep waarom het voor hem ook zo’n bijzonder boek was. Over zijn lievelingsschip Tremolino schrijft Conrad: ‘Zelfs vandaag de dag nog gaat mijn hart sneller slaan bij het uitspreken of zelfs maar neerschrijven van deze naam en stokt mijn adem, met die mengeling van vrees en verrukking die een eerste hartstochtelijke liefde tekent.’

We lieten het vertalen door Lisette Graswinckel en ik vroeg Maarten om een voorwoord. ‘Daar moet je geen voorwoord voor zetten, dat is veel te goed voor een voorwoord,’ sprak Maarten met de zekerheid die hem in deze onderwerpen eigen is.

Eva was veel te goed voor een nawoord.

 

dag…

 

dahaag…

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Schreef hier al over Conrad.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Ochtend op de rand*

De mist van vandaag is er zo een die in je badjas kruipt. Over de ijzige tegels van het pad – voordat het winter wordt moet ik echt slippers kopen – vind ik mijn weg naar het sanitair. De scheepslamp boven de deur doemt pas op als ik er bijna voor sta.

Zonder aan mijn brandwond te denken grijp ik de deurknop vast; ik gil het uit, maar zelfs nu komt er geen echo van de rotsen. Binnen is het ook al mistig, een nevel die lijkt te komen uit een van de achterste douchehokjes in de lage barak. Daar kucht, rochelt en spuugt iemand zo’n zware fluim dat ik hem door het ruisen van de waterstraal heen op de tegels hoor landen.

‘Lloyd?’ zeg ik.

Een lach als een V12 die na een winter buiten voor het eerst gestart wordt, hakkelt en afslaat. Weer spuugt hij op de grond. ‘Chef. Hoezo ben jij al op?’

Voor een van de beslagen spiegels doe ik mijn badjas uit. Een bleek torso verschijnt achter de condens. Ik kijk om naar Lloyds hokje; naar de open strook onder de deur, waar zijn dikke, schijnbaar gewrichtloze enkels in te kleine voeten eindigen. ‘Hoe laat is het dan?’

Lloyds hand komt over het deurtje heen, tast rond en vindt de haak waaraan zijn kleren hangen. Uit de zak van zijn spijkerbroek vist hij zijn horloge. ‘Kwart over acht.’

‘Die mist…’ zeg ik.

‘Gebeurt alleen maar in de herfst.’ LLoyd hangt het horloge aan het haakje bij zijn kleren. ‘Je was er van de zomer toch al?’

‘Augustus,’ zeg ik, en denk aan het huis waar ik niet meer woon. Aan juliochtenden waarop Cassie in haar joggingpak over het gras liep om de krant uit de brievenbus te halen. Sprietjes bleven aan haar blote voeten plakken, en zo volgden gras en dauw haar terug de keuken in. De vroege morgen was in haar krullen gekropen, had haar wangen roodgekust. Ze veegde haar voeten af aan Amos, die op de mat van de keukendeur sliep, en zo stuwden de geuren van gras, hond, toast en koffie tranen naar mijn ogen. In mijn borst leek extra ruimte te ontstaan, alsof die specifieke combinatie zorgde voor meer zuurstof in de lucht.

Ik hang mijn badjas op en stap in het hokje naast dat van Lloyd. Omdat het slot stuk is, valt de deur open en krijg ik het ijzige witte plaatmateriaal steeds tegen mijn rug terwijl ik op warm water wacht. Ik draai me om, zet mijn knie tegen de deur en duw tot het ding in zijn sponning klemt. Langzaam begint de temperatuur van de straal te stijgen.

‘Maak je niet druk om die deur,’ zegt Lloyd. Zijn schaduw kruipt onder het schot door tot hij mijn voeten raakt. Als vanzelf stap ik terug. ‘Er is niemand anders wakker. Zeep?’

Boven de wand van mijn hokje verschijnt een blauwe fles doucheschuim. Refreshing Ocean Wave Sports Body Conditioning, lees ik als ik hem aangenomen heb. De rest van de tekens op de flacon zijn Chinees. Terwijl ik mijn best doe om mijn rechterhand buiten de straal te houden spoel ik er een paar van Lloyds zilveren haren af en denk aan wat ik vandaag allemaal moet doen.

* Deze tekst komt uit mijn nooit uitgegeven novelle Frank.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Anna op de Weegh
    Anna op de Weegh

    Anna op de Weegh schrijft experimenteel theater over honger, onhoudbare transformatie en de (her)ontdekking van een lichaam. Haar teksten zijn vlezig, tactiel en poëtisch. In de afgelopen vier jaar werkte ze o.a. als dramaturg, liep ze stage bij Theater Utrecht als regieassistent voor de voorstelling Panic Room en zette ze samen met Maggie Thedinga het tweekoppige collectief Disgusted & Horny op.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.