Verrassend actueel

Ik las dat de Gogols Dode zielen, onlangs opnieuw vertaald, nog verrassend actueel is. En iemand vroeg zich af: ‘Hoe actueel is Edith Wharton?’ en gaf meteen het antwoord: ‘Zeer.’ Op de radio werd gezegd dat Shakespeare nog altijd verrassend actueel is.

Ik vertrouw de opmerking hoe actueel een oud boek is niet. Het klinkt alsof niets het actuele kan overtreffen. Zo wordt het idee gevoed dat het heden veel interessanter is dan het verleden, dat onze tijd voorrang heeft op andere tijden en wat zich nu, op dit moment in ons leven afspeelt van het allergrootste belang is. Mijn probleem met het verrassende actuele is dat ik de actualiteit vaak helemaal niet zo boeiend vind. Ik vind het dan ook lastig en vaak onmogelijk om in ‘verrassend actueel’ een aanbeveling te zien.

Ik lees momenteel een boek dat op de schaal van Verrassend Actueel erg laag staat aangeschreven: The world of Odysseus, geschreven door Moses Finley. Ik kocht het (Pelican Pocket) voor iets meer dan een euro. Zo goedkoop kan een boek zijn dat niet actueel is.

Finley’s boek is een klassieker in de literatuur over Homerus. Het verscheen in 1954 en maakte onder classici het een en ander los. Bij Finley vind je geen taalkundig geneuzel (hij had een hekel aan filologie), geen dieptepsychologie, geen spectaculaire theorieën of aannames maar in plaats daarvan een frisse kijk op een oude tekst. Finley beschrijft glashelder en erg toegankelijk hoe de wereld van Odysseus er ongeveer moet hebben uitgezien. Hij doet dat nuchter en voor zover ik kan beoordelen behoorlijk overtuigend. (Zie hier een mooie recensie van Pieter Steinz.)

Het resultaat is dat je Homerus anders gaat lezen. In plaats dat je het leest als een tijdloos verhaal met universele waarden, krijg je oog voor de vreemde en vergankelijke kanten van het verhaal. Dan merk je dat ook in moreel opzicht die oude wereld behoorlijk ver van onze wereld afstaat en hoe hard het leven geweest moet zijn. Mary Beard wees er bijvoorbeeld onlangs nog op hoe fundamenteel vrouwonvriendelijk de wereld van Odysseus was.

Mij viel nog iets anders op. Ik luisterde naar de Podcast Caliphate van de New York Times over de verschrikkingen van IS. Tijdens het luisteren moest ik een aantal keer aan de Ilias en Odyssee denken. Ik zag beelden van een paar jaar geleden weer voor me uit Irak waar lijken achter rijdende wagens hingen. Zoals Hectors lijk achter het paard van Achilles werd voortgetrokken, bedacht ik. Caliphate besteed ook aandacht aan de verschrikkingen van de door IS tot slaaf gemaakte Yezidi-vrouwen. In de Ilias wordt uitgebreid ruzie gemaakt om een tot slaaf gemaakte vrouw. (Finley beschrijft ook hoe normaal het was bij een verovering de mannen te doden en de vrouwen tot slaaf te nemen.) En dan de manier waarop Odysseus bij zijn thuiskomst wraak neemt…

Voor mij maakte Homerus niets duidelijk over het actuele nieuws rond IS. Het was andersom: IS maakte iets duidelijk over Homerus. Het hardste en onverteerbaarste uit de Ilias en Odyssee komt op zo’n moment naar boven drijven. Een mogelijke reactie is het boek op morele gronden af te wijzen en het weg te leggen. Dat is niet mijn reactie. Lezen bestaat voor mij nu juist uit het reiken naar iets wat buiten jezelf ligt. En moreel ongemak hoort daar soms bij. Dat de wereld van Odysseus voor mij actueel werd door IS, was geen aanbeveling voor Homerus. Of vreemd genoeg misschien toch ook weer wel.

 

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

 

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

In de Oorshop

Utopie, uitgestrektheid, leegte

‘Pavel begint het bed voor mij op te maken. Russen rijden veel met nachttreinen, zegt hij. Daardoor zijn ze goed in bedden opmaken.’

Niet alleen schreef Joris van Casteren met de non-fictieroman Het been in de IJssel mijn favoriete Duitslandboek – er komt geen LIDL in voor, maar je voelt dat iedereen daar z’n eten heeft gehaald – , hij heeft ook een fijn oog voor Rusland. In Mensen op Mars gaat Van Casteren langs bij een aantal vrijwilligers die graag naar Mars willen, waaronder in Rusland.

De bedobservatie die hij daar maakt voelde pijnlijk herkenbaar. De eerste keer dat ik in een Russische nachttrein reisde, in september 2014, van Sint-Petersburg naar Moskou, probeerde ik klungelig mijn laken over het bijgeleverde matrasje te spannen. Dat ging zo slecht dat de – ik gok tachtigjarige – vrouw tegenover mij zich genoodzaakt zag in te grijpen: dit kon zo niet. Met een vriendelijke lach nam ze mijn bovenbed onder handen en werkte alles in een paar seconden af.

Later zouden andere Russen me ook nog vaak helpen met het opmaken van deze bedjes, altijd uit eigen beweging. Vandaag vertrek ik op de Transsiberië Express; wellicht dat ik het daar eindelijk een keer zelf goed leer.

Valt er nog iets nieuws te zeggen over zo’n reis? Iets dramatisch-romantisch schrijven over de grote afstand, het leven aan boord, de grootsheid van de spoorlijn en de eindeloosheid van de Siberische taigawouden is een optie, maar volgens mij heeft iedereen daar wel een redelijk beeld bij.

Voor in de coupé heb ik Van Casterens Lelystad – een boek over de jeugd van de auteur dat er misschien wel het beste in slaagt om de Grote Flevolandse Roman* te zijn, ook al is óók dit boek non-fictie. Ik fantaseer graag dat Van Casteren van Rusland houdt (wat hij doet) omdat utopie, uitgestrektheid, leegte en steden genoemd naar mannen (Lelygrad, iemand?) er al sinds zijn kindertijd bijhoren in zijn leven, maar dat voert waarschijnlijk te ver.

Desalniettemin lijkt het boek een opvallend goede compagnon voor een reis naar Siberië. Ook die regio kwam na een soort kolonisatie de afgelopen eeuw pas goed en wel op gang, met steden die soms strak gepland werden en vervolgens bevolkt met pioniers – het ‘Amerikaanse’ stratenpatroon van Novosibirsk kun je niet vergelijken met het van oorsprong middeleeuwse gekronkel van Moskou.

Ook niet echt met de geforceerde bloemkoolwijken van Lelystad, trouwens. Maar wel met de mondriaanisch rechte wegen in de rest van de polder. Op een brandende zomerdag in 2012 kwam ik op mijn stadsfiets min of meer per ongeluk terecht op de dertig kilometer lange Vogelweg, zonder eten en drinken bij me te hebben. Het gevoel toen ik het tankstation aan het einde bereikte zal niet veel anders zijn dan het over twee weken per trein binnenkachelen van Vladivostok, gok ik. Waarna ik snel nog even het ongetwijfeld door mijzelf onberispelijk opgemaakte treinbedje afhaal.

*De sterke geografische ‘Gründung’ van Van Casterens boeken houdt me sowieso bezig. Het vorig jaar verschenen, dunne Een botsing op het spoor is naar mijn mening niet per se een heel bijzonder verhaal, maar het werkt wél goed als kroniek van de mysterieuze, sterk on-Nederlandse heuvelregio ten zuidoosten van Nijmegen en haar licht van het land afgezonderde bewoners.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Klein landschap (5)

Dan is er nog een landschap dat onvermijdelijk is, altijd aanwezig maar niet zichtbaar. Kun je dan wel van een landschap spreken? Het is een landschap in een landschap. Er is ook wel eens een andere naam voor bedacht: soundscape. Dat is de wereld van het geluid. Ik hou ervan als stilte, als bladergeruis, als muziek, als stem, maar zij kan me ook vreselijk op de zenuwen werken.

Ik woon in zo’n typisch Amsterdams woonblok, akoestisch gezien meer een echobak. Geluidsgolven gaan heen en weer. Je hoort de geluidsversterking niet want die is er meteen. Ben ik opeens zoveel beter gaan horen? Alsof in de wereld van zichtbare dingen alles twee keer zo groot is geworden. Ik ben de geluidsdwerg die daarvan getuige moet zijn.

En dan is er iets met het oor dat het wezenlijk anders maakt dan het oog. Je hebt niet zoiets als oogleden. Eigenlijk kun je je oren niet sluiten. Ik kan de gehoorgangen dichtstoppen met vochtig gemaakte propjes, altijd mijn eerste noodoplossing, maar dat is zelden afdoende.

Het is zomer en mijn mobiliteit is beperkt, dus ik blijf ook liever thuis. Visueel is hier alles onder controle maar wat geluiden betreft ben ik zo kwetsbaar als wat. Er is een bouwplaatsje in een beganegrond-étage. Lawaai komt in vele vormen, een ervan is bouwlawaai. Ik beschouw dit maar als een soort natuurgeluid, onafwendbaar en bij de orde van de dingen horend. Boren, hameren, frezen, heien, en het daarbij horende geroep en geschreeuw. Wordt er dan nog een transistorradio aangezet dan wordt een grens overschreden. Het oerwoud van de bouwplaats verandert in een ordinaire kermis. Wat te doen? Een trein van emoties rijdt door me heen. Ergernis, woede, verontwaardiging… Hoe daar verder uiting aan te geven? Moet ik er überhaupt uiting aan geven? Ik wil alleen maar dat het lawaai ophoudt. Ik loop naar de bouwplaats aan de Pieter de Hooghstraat. De voordeur staat open. Gelukkig zie ik meteen een van de bouwlieden. Vreemd genoeg heeft hij oordempers op zijn  hoofd. Ik vraag hem of ‘het ietsjes zachter mag’. Voor alle duidelijkheid, dat is een understatement.

In het binnenhof bevinden zich de tuinen. We hebben er ook een. In de loop der tijd is daar niet zoveel aan veranderd. Af en toe wordt er wat gesnoeid, iets gebouwd of afgebroken, maar bij de buren is dat een heel ander verhaal. Om de twee jaar wordt de tuin daar wel verbouwd. Laatste trend is de ‘extended living room’. De sfeer is kitscherig in de zin dat de tuin zo uit een catalogus gelicht lijkt te zijn. Nu is er een keukenblok met barbecue geplaatst. Nouveaux riches? Je moet je geld ergens aan besteden. Tuingezelschappen zijn altijd een aangename aanblik. Een menselijke samenscholing op z’n liefelijkst. Opmerkelijk is de ontwikkeling van het volumeniveau. De hoeveelheid alcohol die wordt verorberd is terug te horen. Aangeschoten spreek je luider, je lacht ongeremder, – en dat klinkt door. En dan is er het hoekpand met zijn rookterrasje. In de grote villa mag blijkbaar zelf niet gerookt worden. Dus de rokers verzamelen zich in de achtertuin. Ik probeer me gerust te stellen met een opmerking van de wijkagent. De Algemene plaatselijke verordening in Amsterdam schrijft voor dat het om tien uur ’s avonds stil moet zijn. In andere gemeenten is dat anders, daar moet het om tien uur rustig zijn en om elf uur stil. Ik word hier in de rol van ordehandhaver geduwd.

Ik heb het over een klein landschap terwijl ik de hele binnenhof beschrijf. Dat is waar geluid goed in is, van ver komen en zich ophopen rond mijn oor. Rond mijn oren verzamelt zich het grootste landschap. En ik kan mij er niet voor afsluiten. En het ergste is dat geluid, vooral in de vorm van taal, heel dicht bij het denken staat. De stemmen verhinderen dat er afzonderlijke woorden in mij opkomen. Ze lopen door mijn denken heen.

—-

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Klokken – het raadsel van de tijd mechanisch opgelost

In de jaren ’80 waren er op scholen vaak acties voor Afrika, of andere gebieden waarvan sommige mensen toen nog dachten dat ze op wat paternalistische bilaterale hulp zaten te wachten. Ik heb nota bene Negerzoenen verkocht voor Malawi, in een actie waarin iedereen een tientje kreeg om daar meer geld van te maken. Goede manier om ondernemerschap aan te wakkeren overigens, ik had op zeker moment een halve garage vol dozen Buys negerzoenen. Ik herinner me rond een dergelijke actie iets wat een ‘Amerikaanse veiling’ heette: Je riep het bedrag dat je er méer voor over had dan de laatste bieding, en dat bedrag werd ook onmiddellijk geïnd. Zo was de opbrengst heel redelijk, en had iedereen meebetaald aan het uiteindelijke bedrag en had je de kans op een fiets voor twee gulden.

Op een veiling kocht ik eens een lot met koffers die niet opgehaald werden op Schiphol. We verdeelden ze onder schrijvers die op basis van de inhoud van die koffers een leven moesten reconstrueren, het leverde wat mij betreft een van de aardigste Tirade themanummers op.

In Hermans De heilige van horlogerie windt de hoofdpersoon in 297 zalen 1473 klokken op, een filosofische bezigheid. In The Blind Watchmaker van Richard Dawkins is het uurwerk een zinnebeeld van de gecompliceerde wereld die te ingewikkeld is om door een albestierder te worden gemaakt, in Carson McCullers’ Clock wihout hands, is de niet zichtbaar veranderende tijd een aanklacht tegen de trage maatschappelijke vooruitgang en gebrek aan integratie in het Amerikaanse Zuiden.

Maar mijn fascinatie met klokken is eerder esthetisch dan mechanisch, al verlang ik ernaar in een goed geschreven handleiding te lezen hoe een horloge precies werkt. Ik ben sinds kort verslingerd (no pun intended) aan catawiki horlogeveilingen. De prachtigste vintage horloges aangeboden door bijvoorbeeld iemand uit Italië, waarop je kunt bieden. De psychologie van het wanneer bieden kan je goed bezighouden. De veiling heeft een aantal kavels waarop je bod kunt uitbrengen en heeft een beperkte tijdsduur. Met een onzichtbaar automatisch bod kun je tegenstanders de moed ontnemen door te bieden, maar uiteindelijk gaat het er toch om hoeveel je er precies voor over hebt. Als je niet oppast ga je op zeker moment – terwijl de klok van de veiling aftelt – wensen overboden te worden, omdat je teveel biedingen hebt uitstaan, en elk bod is bindend. Als je een kavel ‘wint’, daalt er confetti van je scherm neer. Ja er is over nagedacht. Want vreemd genoeg dat kinderachtige effect wil je steeds opnieuw ervaren. Bieden is verslavend als gokken. Ook het aspect van gevaar (teveel geld uitgeven) werkt mee in het verslavingsmechanisme.

Wanneer je een oud horloge koopt, heb je een werkende machine van bijvoorbeeld 80 jaar oud, zoals deze Octo, uit Zwitserland, vermoedelijk van voor de Tweede Wereldoorlog. Een horloge waarover ik vrijwel niets kan terugvinden, bijvoorbeeld niet waarom je hem helemaal los uit zijn vatting moet kunnen drukken met een eenvoudige handeling? Maar een object dat mij mateloos fascineert door zijn verleden, de kwestie wie er wanneer mee rondgelopen heeft en het gemak waarmee dit oud mechanische instrument nog moeiteloos werkt. Het obligate raadsel van de tijd op tweeërlei wijze verenigd en aanschouwelijk gemaakt in een klein object van 28 gram.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, reist nu tot 27 augustus door de VS, dus tot die tijd  even geen nieuwe blogs.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Overhuizen

999AC31A-8BEA-4785-B786-D474D9A439D6Afgelopen woensdag trof je hier geen blog van mij. We waren net verhuisd en dat leek een goed excuus om mezelf vrij te geven.

Van verhuizingen wordt gezegd dat ze tot de meest stresserende gebeurtenissen in een mensenleven horen. Geen idee wie daarop gekomen is en of het klopt, maar laten we aannemen van wel.

Mijn vraag is dan: zijn in dit onderzoek vluchtelingen meegenomen en mensen die om een andere reden gedwongen waren te vertrekken? Uithuiszettingen, echtscheidingen, werkloosheid?

Weinig keuzes die je zelf kunt maken schudden de kaarten zozeer. Een partner, kinderen, je werk en waar je woont: beslissingen waarna de wereld een tijdje nieuw lijkt; alles mogelijk.

Ik ben om die reden gék op verhuizen, maar had mijn wens al tien jaar geparkeerd omdat ik de diepte van B’s wortels ken.

Sinds onze dochter er is begreep B ook wel dat we ons zouden moeten verplaatsen, en om het haar makkelijker te maken vond ik het onmogelijke: een huis dat honderd meter van B’s geboorteplek staat, aan een nog fijnere straat ligt dan waar we woonden en een nog fijner uitzicht heeft. Als kers op de taart zitten we ook nu dicht genoeg bij Nadims school om hem in zijn klasje te laten blijven.

Toch: in de afgelopen 13 jaar samen stonden B en ik nog nooit zo ánders in een situatie. Alleen Paramaribo kwam in de buurt, toen we moesten kiezen of we in Noord of in Flora gingen wonen. Ik koos voor Flora en drukte die beslissing door terwijl dat niet is hoe onze relatie werkt, maar we werden heel gelukkig in de Marijkestraat.

Door te verhuizen sla je een pad in dat tot een nieuwe situatie leidt en die situatie kan uiteindelijk minder fijn blijken dan de oude. Er is roekeloosheid nodig om een bedrijf te beginnen, kinderen te maken, te trouwen, te verhuizen. Een zeker ogen dicht en gaan. 

Op die momenten, al zeg ik het zelf, blink ik uit. Het is het domme in me, dat zich soms jaren niet kan laten zien.

Nu we op ons nieuwe adres zitten is het wachten tot B’s hart ook meeverhuist. Het klopt wat stilletjes in een van de verhuisdozen op onze nieuwe slaapkamer, en zal een dezer dagen hopelijk een kijkje komen nemen – eerst door de handgreep van de doos en daarna door de kartonnen flappen echt naar buiten – beginnen te wennen aan de ruimte, aan hoe haar slagen klinken op een nieuwe plek.

Omdat ik manisch ben weet ik zeker dat het goed komt. Het is het domme in me dat ik bijna was vergeten, maar waarvan ik zoveel houd.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Oradea – een vrij kitscherig bloemenboeket?

In een poging wat nuance aan te brengen bij een naar zijn mening eenzijdig artikel over Oost-Europa in de Groene Amsterdammer twitterde een vriend van mij dat de Roemeense stad Oradea misschien wel “Europa’s art-nouveau-hoofdstad” is. Hij had in de reportage vooral clichébeelden gezien van grijze flats en kapotte wegen, en wilde even duidelijk maken dat er ook genoeg moois te zien was achter het voormalige IJzeren Gordijn.

Ik onderdrukte een glimlach (zeldzaam tijdens een bezoek aan Twitter). Geen stad in Europa heeft mij ooit zo verrast als Oradea, in een uithoek van noordwest-Roemenië aan de Hongaarse grens. In de zomer van 2016 maakte ik speciaal een omweg met trage Roemeense treinen om de art-nouveau-architectuur te zien, een planningsbeslissing die een goede gok bleek. De door precies genoeg mensen bevolkte Piata Unirii in de avondzon won het met gemak van Europese klassiekers als de Brusselse Grand Place of de Praagse Staromestske Namesti.

Later zou ik nog vaak vrienden naar allerhande art-nouveau-steden slepen. Op de een of andere manier liggen die meestal niet echt op je route; het zijn vaak secundaire provinciestadjes die er in uitblinken en waar je dus ook enige moeite voor moet doen: Subotica in Noord-Servië, Alesund in Noordwest-Noorwegen, Nancy in Frankrijk en dus Oradea. Steden waarvan het soms lijkt alsof ze rond 1900 bijna volledig geclaimd zijn door de architecten van deze stroming, vaak zonder dat er al al te veel indrukwekkends gebouwd was in andere stijlen. (Of de stad werd gewoon herbouwd na een forse brand, zoals in Alesund).

In april, toen ik met een vriendin waarvan ik wist dat ze vooral van modernisme houdt voor het huis van Victor Horta in Brussel stond, brak ik me het hoofd over wáárom art nouveau mij zo trekt. Ik vroeg me af hoe mijn reisgenoot het gebouw zou ervaren. Waarschijnlijk als een vrij kitscherig bloemenboeket, dacht ik.

Ik snap dat wel. De stijl vereist niet veel doordenken van de kijker; het is op een bepaalde manier niet móeilijk om mooi te vinden en daarmee wellicht minder interessant. Het zijn stillevens op gevels, vol drama en versieringen.

Maar toch: voor het Bauhaus-gebouw in Dessau, zo ongeveer de antithese van art nouveau, zei een vriend van mij ooit dat hij de hype niet begreep: het waren gewoon heel veel ramen. Waren we daar nou voor omgefietst?

Hoewel ik ook wel van wat modernisme houd, snap ik de kern van zijn punt óók maar al te goed. Op een art-nouveau-gevel gebéuren dingen; het is vaak het spannendste gebouw in de straat. Je weet wat je kan verwachten, toch blijf je kijken naar de schreeuwende hoofden en de openkrullende bloemknoppen, elke keer weer een nieuwe variatie op hetzelfde thema, maar in ieder geval altijd met die fijn geromantiseerde, rokerige, fin-de-siècle-sfeer. Je weet wel dat het soms wat overdreven is, dat er daarna nog veel meer verfijnds is gebeurd in de architectuur en dat je er vandaag de dag moeilijk mee weg zou komen, maar je laat het je lekker overkomen, want eigenlijk is het gewoon genieten, en hier mag het, alsof het een beginzin is van een Couperus-roman.

In een donker, koud klaslokaaltje aan de rand van het centrum van Sint-Petersburg draaide mijn Russische architectuurprofessor geregeld drie uur lang dia’s af met foto’s van de zwierigste gebouwen uit de stad, onverstaanbaar mompelend van onder zijn Dostojevski-baard. Het waren de enige colleges waarvan ik nooit wilde dat ze afgelopen waren.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

 

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Vaart

    Vaart

    Precies een jaar na haar dood reden we met mijn moeders as naar Hilversum. Ada (8) zat naast me op de bijrijdersstoel, onder haar voeten lag de asdoos, met naam en datum op een sticker op de voorkant. Mijn moeders as heeft na de crematie een week op de kast in onze woonkamer gestaan, daarna...
    Lees verder
  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    Speelfilms over de levens van wetenschappers zijn zeldzaam. Zulke mensen zijn alleen verhaalwaardig als hun werk omstreden is, als ze struikelen of zich catastrofaal vergissen. Successen, Nobelprijzen en eeuwige roem leveren geen spannende scenes op. Grote namen op wetenschappelijk gebied zijn alleen geschikt voor een biopic als er gedoe ontstaat over de waarde of de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.