Therapie (I) – shut the fuck up, you middle aged something or others

In het eerste seizoen van de legendarische MTV realityserie The Osbournes gooit Sharon Osbourne een hele ham en een aantal bagels, zo hop, over het hek, de tuin van de buren in. Sharon vindt dat hun muziek te hard staat. Na een kort gesprek aan de deur – “shut the fuck up, you middle-aged something or others” – lijkt het gooien van voedsel voor de vrouw van heavy-metal legende Ozzy Osbourne de enige oplossing. Sharon neemt een aanloopje en werpt. Ze is klein, haar lichaam is knokig en beschikt over kippenkracht, maar na die aanloop liggen de ham en de bagels wel op het gazon van de mensen die naast hen wonen. De camera volgt de hele beweging, zoomt uit, zweeft het hek over, zoomt in op de bagels en de ham. Er wordt terug gesneden naar het gezicht van Sharon. Ze haalt haar schouders op en zit even aan haar kortgeknipte, rood geverfde haren.

*

We hebben bier en wijn op. De Brusselse kroeg is rumoerig. Mensen dansen op oude R&B hits. De barman knipt de lichten aan en uit op het ritme van de muziek. Donker, licht, donker, licht. De mensen juichen. Ik ben een weekend in Brussel met leeftijdsgenoten. Afgelopen zomer waren we twee weken op schrijfresidentie in Parijs. Mijn verkering is net uit en ik wil mijn ouders er de schuld van geven. Zoals ik ze al jaren de schuld geef van de rommel die ik maak.
‘Ben je in therapie,’ vraagt een collega-schrijver met wie ik aan tafel zit.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik geloof er niet in.’
Ik pluk aan mijn bierviltje.
‘Ik ga wel. En soms huil ik dan gewoon heel veel.’
‘Ik huil niet,’ zeg ik, ‘ja, soms. Onder de douche.’
‘Je schrijft niet veel over persoonlijke dingen.’
Ik schud mijn hoofd, zeg dat ze ongelijk heeft en sla gecontroleerd met mijn vuist op tafel. Ze kijkt me aan of ik een aangereden hert ben. Mijn keel is droog. We bestellen meer bier, we drinken om te kunnen praten.

*

Als ik denk aan mijn schrijven in combinatie met mijn ouders, denk ik aan Sharon Osbourne en het moment dat zij die ham over de schutting gooit – de bagels was ik alweer vergeten, die heb ik moeten Googelen. Ik gooi, zij zijn de ham. De buren het publiek. Het is onvermijdelijk dat er een keer een verhaal verschijnt waarin mijn vader en moeder een grote rol spelen. Voor mij als onderzoekend schrijver is er een onontgonnen goudmijn aan informatie en feitelijkheden. Ik voel het aan alles. Hun ontmoeting is prachtig: mijn vader opent stiekem de deur van de kroeg voor mijn moeder, die eigenlijk niet meer naar binnen mag; ze beginnen samen een antiquariaat dat de eerste economische crisis niet overleeft; mijn vader verliest zijn vader als hij vierentwintig is, een avond na de finale van de Champions League.

laundramat-neon

Je zou de ham van Sharon kunnen zien als metaforische vuile was. En die vuile was, is dan het schrijven over mijn ouders. Een gebied met een groot hek eromheen, een Area 51, geblurred op Google Maps. Maar, om maar antwoord te geven aan mijn collega-schrijver: als ik achter mijn bureau zit en schrijf, zie ik de verhalen waarin mijn ouders voorkomen gewoon als de kleren zelf. Ik ben bang, maar op hetzelfde moment onbevreesd om over hen te schrijven. Anekdotes en situaties worden stukken stof die ik aantrek om vervolgens mee naar buiten te lopen, de straat op. Ondergoed, een jeans, een blouse en een bomberjack; ik toets ze in de wereld waarin ik rondloop, waarin ik iets te vertellen wil hebben. Ik houd de gebeurtenissen tegen het licht. Het zijn kledingstukken waarin ik zweet, waar ik eten op mors, waarin ik me comfortabel of ongemakkelijk voel. Er komt een extra laagje op naarmate ik ze draag, ze zich perfect om mijn lichaam wikkelen. Wat niet lekker zit, laat ik in de kast liggen. Als ik de kleren uittrek, ontdoe ik me van de verbinding tussen mijn lichaam en de stof. Ik loop weg van mijn bureau. Ik print de tekst uit. Ik kijk naar de kleren als ik ze in de machine doe. Ik zie hoe het textiel ronddraait tussen het water en het wasmiddel. Ik zie hoe alles weer schoon wordt. Mijn schrijven is in iets wonen, iets dragen en er dan van een afstand weer iets afhalen. De redactie is de wasbeurt. Ham gooien, strak in de camera kijken en mijn schouders ophalen. Dat is therapie.

—-

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

In de Oorshop

Notities (5)

* Het is de Week van de Pijn, waarin aandacht wordt gevraagd voor herkenning en erkenning van chronische pijn. Naar verluidt lijden er in Nederland circa twee miljoen mensen aan structurele pijnklachten. De kans dat je iemand kent die met dergelijke problemen te maken heeft is dus aanzienlijk. Ik heb onder mijn vrienden een die constant kampt met hoofdpijn, waarvan de intensiteit nogal varieert, en een die doorlopend last heeft van buikpijn. Chronisch pijn kent vele gedaanten, denk maar aan de tinnitusaanvallen van Branda uit Adri van der Heijdens feuilleton President Tsaar op Obama Beach. Zij wordt gepijnigd door de snerpende geluiden die zij inwendig hoort maar die niet om haar heen te horen zijn. Aan het eind van het verhaal is Branda vanzelf van haar kwaal genezen, maar dat gebeurt alleen in verhalen. In het echt blijven chronischepijnlijders met de gebakken peren zitten, vaak zonder enige mogelijkheid tot verlichting, en als je daar je mond over opentrekt loop je ook nog de kans dat er lacherig over wordt gedaan.

* Twee jaar geleden schreef ik een stukje over Montgomery Clift, toen ik een ansicht met zijn kop erop had opgeduikeld. Toen ik onlangs met vrienden een stel kasten aan het verhuizen was moest ik weer aan hem denken. En niet alleen aan hem. Omdat ik alleen bij het uitladen was had ik me niet afgevraagd waar de boekenkasten vandaan kwamen. Het model, een soort zigzag, kwam me wel vagelijk bekend voor. Ze bleken deel uitgemaakt te hebben van de inboedel van Cine Qua Non, winkel vol filmparafernalia in de Staalstraat, die er midden oktober mee ophoudt. De eigenaar, Eric Ipenburg, stopt omdat hij ernstig ziek is – darmkanker. Hoewel hij een filmzaak runde hadden we het over muziek, vooral de opera’s die hij er draaide. Als we dan eenmaal over Händel te spreken kwamen kreeg het gesprek iets eindeloos. Hij had graag de aria ‘Lascia ch’io pianga’ op de uitvaart van zijn vrouw gedraaid, maar dat zal hij wel niet meer meemaken. Nu is het aan hem om zijn eigen muziek te kiezen. Mijn suggestie is de pendant ‘Piangerò la sorte mia’ uit Giulio Cesare in Egitto.

* Die aria komt niet zomaar uit de lucht gevallen, het was de toegift van sopraan Anna Prohaska, deze week in het Concertgebouw. Ik kende haar eigenlijk alleen van Rufus Wainwrights cd met Shakespearesonnetten, Take All My Loves, waarop zij diens klassieke composities ten gehore brengt. Des te indrukwekkender trad ze voor het voetlicht in een progamma met barokaria’s  en -liederen, begeleid door Il Giardino Armonico. Wat een stem, geschikt voor showballet én aubade.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Joseph Mitchell 3/4, briefje aan Roos van Rijswijk

Dag Roos,

Omdat je zo vriendelijk was je enthousiasme over het  Mitchellomslag te delen, en omdat  je behoort tot de Club Van Mensen Met een Vogel op Haar Boek zal ik je iets vertellen over dit exemplaar. Hij kwam tot mij in een stapel vogelafbeeldingen, aangeleverd door de vormgevers van Pink Pony Express.  Na lang zoeken heb ik de fotograaf te spreken gekregen. Nu blijken er een paar dingen heel erg toevallig te zijn: Andrew Garn, de fotograaf woont op de hoek van McSorley’s Saloon in New York, dat dus nog steeds bestaat. Desgevraagd stuurt hij een paar foto’s. (zie eentje onder) Maar opvallender is het volgende: deze duif leeft nog, heet Fido, en woont bij een gezin dat zorgt voor 35 verweesde duiven. Het opvallende aan Fido is dat hij liever loopt dan vliegt. Hij kan vliegen, maar heeft besloten dat het gewoon niet helemaal zijn manier van transport is.

Dit is dus een zeer wonderbaarlijke vogel.

De reden dat Garn duiven fotografeert in de stad is dat hij meent dat ‘It’s easy to photograph something that is already considered beautiful, like a flower in a meadow, but harder to focus on something that is seen everyday.’

2
McSorley’s een paar dagen terug…

Daarmee heeft hij wonderlijk genoeg misschien wel de kortste samenvatting van de overtuiging van Mitchell gegeven – de eeuwige wandelaar door de stad. Ook Mitchell kijkt goed naar dingen die niet op het eerste gezicht prachtig zijn, maar weet er de kleur in te ontdekken. Een ander opvallend aspect aan Fido, onze Mitchellduif schijnt zijn gevoel voor komedie te zijn, iets wat je wel ziet als je naar zijn portret kijkt, vind ik.

Een zeer considerabel toeval is dus dat Fido, de duif die toch wat random op het omslag belandde, zelf een New Yorker is, uit de buurt van McSorleys komt, en waarschijnlijk de enige wandelende duif op aarde is…

‘De kruimels zijn voor duiven bestemd; net zoals veel andere excentriekelingen is Gould een duivenvoerder. Hij is verknocht aan een zwerm die zijn hoofdkwartier heeft ingericht op en rondom het standbeeld van Garibaldi op Washington Square. Die duiven kennen hem. Als hij aan komt lopen en op de sokkel van het standbeeld gaat zitten, fladderen ze naar beneden en gaan op zijn hoofd en schouders zitten, en wachten ze tot hij zijn zak met kruimels tevoorschijn haalt. Sommige heeft hij namen gegeven. ‘Kom maar, Boss Tweed,’ zegt hij. ‘Een dame in Stewart’s Cafetaria heeft haar volkorentoast vanochtend niet helemaal opgegeten, en toen ze naar buiten liep, heb ik die, bingo, speciaal voor jou van haar bord gegrist. Hallo, Grote Boesem. Hallo, Dikbuik. Hallo, Lady Astor*. Hallo, Johannes de Doper. Hallo, Polly Adler. Hallo, Fiorello, ouwe bok, hoe gaat ’t met jou, vandaag?’

(uit: McSorley’s wonderbaarlijke saloon, vertaling Dirk-Jan Arensman, te verschijnen eind  oktober)

Nou ja, dat moest ik je dus even schrijven.

hartelijke groet,

Menno

 

(de stukjes 1 en 2 over Mitchell lees je hier en hier)

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een vriend

In het Vondelpark sloot mijn zoontje een onmiddellijke vriendschap met Miles, een net zo blonde jongen van dezelfde leeftijd. Na een paar tellen begonnen de twee een hut te bouwen in de bosjes, en waren Miles’ vader en ik aan elkaar overgeleverd.

We knikten naar elkaar. Ik gaapte. Met een licht Engels accent – ik wist niet dat dat kon – vroeg hij hoe ik sliep.

‘Kort,’ zei ik. Hij lachte en stak zijn hand uit, die ik schudde.

‘Paul,’ zei Miles’ vader.

Ik keek naar B, die met Otis de Hond op een kleedje in de schaduw van een eik lag en een comfortabele houding probeerde te vinden. Sinds ik Nadim en Miles gevolgd was had ze zich al vier keer omgedraaid. Begin november krijgen we een dochter, B en ik. Krijgt Nadim een zus.

‘Papa!’ jubelde hij vanuit de struiken. ‘Ik heb een vriend gemaakt!

Het raakt me altijd zo: dat gebrek aan reserve. Een vrijheid die als vliegen moet voelen.

De herfstzon reikte door de bladeren van de eik, strooide lichtvlekken op mijn overhemd. Paul en ik keken naar onze zoons en ik voelde wat vaders voelen als ze kijken naar hun samenspelende zoons: het was alsof Paul en ik ook speelden. Onder het gesprekje dat zich ontvouwde lag een gemak dat normaal alleen bestaat tussen mannen die elkaar al heel lang kennen, die samen kind zijn geweest.

Ik liep naar B om twee flesjes frisdrank uit de tas te halen toen Nadim schreeuwde en begon te huilen. Omdat het geluid vanuit dichte bosjes kwam zette ik het op een rennen, zoekend naar een ingang. Voordat ik die gevonden had kwam Paul te voorschijn met takjes in zijn haar en mijn jongen in zijn armen. Ik bedankte hem en inspecteerde Nadim. Het bleek mee te vallen. Onze zoons aten Gummiberen. Paul kwam even kletsen met B en mij, en ik durfde niet te vragen of hij nog eens met me wilde spelen. Of hij mijn vriend wilde zijn.

___________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Joseph Mitchell cursus in 4 stukjes: week 2: kroegenloper

Maandagavond was er in de Rode Hoed onder curatorschap van Trouw-columnist Bert Keizer een avond gewijd aan Simon Carmiggelt. Bert Keizer sprak met Clairy Polak en Henk Van Gelder (biograaf) en mede-columnisten Frits Abrahams en Renske de Greef over de columns van de grootmeester, de ‘kronkels’. Wat maakt ze nou zou goed, deze stadsanekdotes van de bijna-alcoholist Carmiggelt? (of zoals Keizer meldde: ‘haal dat “bijna” maar weg’.

Carmiggelt wist waar de lach zat, hij had een geweldig pen voor ongebruikelijke beelden, niet overdadig maar goed gemikt een paar per column. En een groot empathisch vermogen voor wat naar Carmiggelts smaak geen ‘ kleine mensen’ mochten heten. Mensen namelijk die even groot zijn als jij en ik.

 

Neem nou ajb even de tijd om deze kronkel te luisteren en te bekijken:

Ik vond het alsnog een revelatie: zijn dictie, de bedachtzame acteertrucs, de liefde voor zijn tekst. Wonderschoon! Goede beelden: jongens die aan de tapkast staan ‘uit te wasemen’, ‘always willing to bend an ellbow’ en ‘ dat woord moedertje liet hij op als een witte duif in de sigaren mist en keek het na’. Halverwege schoot mij een velletje van de Arbeiderspers scheurkalender van eerder dit jaar in. Het was een stukje uit Hans van Straten De omgevallen boekenkast. Privé-domein 133. En ik zag helder waar Carmiggelt en Mitchell elkaar raakten.

’17 februari 1962
De kennis van het antiquarische apparaat heeft het voordeel dat je het ook kunt bespelen. Op 17 februari 1962, een zaterdag, stond er in Het Parool een stukje van Carmiggelt over een pocket, die voor 49 cent te koop lag bij De Boekenwurm in de Kalverstraat, een gerenommeerde ramsjzaak. Die pocket heette McSorleys Wonderful Saloon en was geschreven door Joseph Mitchell. Een bundel zeer knappe reportages over kroegen en persoonlijkheden aan de zelfkant van het Newyorkse leven.
Toen ik ‘s maandags in het middaguur met Heinz ging kijken, viste ik natuurlijk mijlenver achter het net. De krant was nog niet koud uit geweest of er had zich een stormloop op De Boekenwurm ontwikkeld. Binnen het uur was de voorraad van vijftig exemplaren uitverkocht – op één na, die tegen de stelling was geplakt met het bijschrift: ‘Dit is de laatste, die hou ik zelf. De Boekenwurm’.
Maar ik was niet voor één gat gevangen. Als De Boekenwurm niets meer had, kon ik het altijd nog elders proberen. De volgende middag ging ik op pad en ik stroopte systematisch alle in aanmerking komende antiquariaten in de binnenstad af. Het liep al tegen zessen toen ik de tiende en laatste binnenstapte, het dubbele pand van mevrouw Jansen aan de Spuistraat, maar daar vond ik tussen de rommel dan ook twee exemplaren, zij het van een andere (Canadese) uitgave. Eén heb ik weggegeven, het andere prijkt nog in mijn boekenkast. Het stukje van Carmiggelt heb ik erin geplakt.’

Mitchell is een herontdekte klassieker, blijkt nu, Carmiggelt was een groot fan. Hoe kan dat ook anders?

Mitchells McSorley’s wonderbaarlijke saloon verschijnt over twee weken, in een vertaling van Dirk-Jan Arensman, 1 deel bij van Oorschot, 1 deel bij Lebowski.

 

*Lees ook het eerste stukje in deze reeks van vier.

————–

schermafbeelding-2016-09-22-om-09-18-52Menno Hartman was redacteur van Tirade,  is uitgever bij Van Oorschot. Hij blogt elke donderdag voor Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Gesloten

img_2383Elke maandagavond eten mijn zoon en ik saoto bij Warung Marlon in de Pijp. Nadim is een man van gewoonte gebleken, en pogingen om hem een keertje mee te krijgen naar Kam Kee voor cheung fan of zelfs maar wan tan soep, stuiten altijd op afwijzing. Hij lijkt op die momenten niet alleen mijn voorstel, maar ook de persoon erachter af te wijzen.

Hoe kun je, lijkt hij te willen zeggen, en schudt hij zijn grote blonde hoofd. Die mensen rekenen op ons.

Toen ik op mijn negentiende in de Pijp kwam wonen had de buurt geen goede naam, maar ik was meteen verliefd op de Cuyp, op Humphrey Tjins toko, toko Ramee, Lelydorp, Albina, Cambodja City, Warung Marlon, Warung Mini, Kam Kee, Slagerij Zagora en de tientallen kleine Turkse en Marokkaanse winkeltjes die je er kon vinden. Ik noem hier een paar van de bekendste, maar om die tientallen naamloze winkeltjes gaat het me nu. In de laatste jaren sloten ze een voor een.

Deze maandag bleek de ruit van de buurtwinkel op de Van der Helst ook witgekalkt. Hun stoep stond altijd vol pruimen, granaatappels, bloedsinaasappels, aardbeien, alles liefdevol uitgestald. Een groentenman, was het, maar ook een Halalslager en een melkboer. Hun assortiment was atypisch, mediterraan. De sumac stond er naast de sesampasta die weer naast de bloemkool stond, en je kon er durumgries kopen voor een euro per kilo. Voor iemand wiens dagelijks geluk voor een groot deel afhangt van wat hij die avond mag koken zijn dit soort sluitingen een groot verlies.

Geen idee wat de familie die altijd zo’n werk van de etalage maakte nu gaat doen. De zoon des huizes was duidelijk nog niet klaar met het werkende deel van zijn leven. Meest waarschijnlijk is dat hun huurcontract was afgelopen, en nieuwe contracten hebben nieuwe prijzen. Misschien was de fundering niet goed meer. Een casco winkelruimte met nieuwe fundering in de Van der Helst moet toch minstens 4000 euro per maand opbrengen. Dat krijg je niet bij elkaar met reine claudes, Doyenneperen en ongeroosterde cashews.

Maar dit soort zaakjes is erfgoed, mensen. Dit was de kruidenier. Ons werd door immigranten een tweede kans gegund met een fijne eigengereide buurtwinkel, nadat we ons geld zo lang naar de Appie hadden gedragen dat alle Hollandse buurtwinkels waren uitgestorven.

Ik kan wel janken.

___________________________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De dood vertelde de mooiste dromen te dromen

    De dood vertelde de mooiste dromen te dromen

    (beeld: Don Duyns) Een zandkasteel met hoge bogen, moddervloeren, een troon van schelpen en kerkertralies van vissengraatjes. Tussen duin en zee zat een eenzaam klein blond jongetje, maar in zijn hoofd had hij een hele familie: een man, twee kinderen, een dozijn paarden, wat parkieten, een roedel honden en een os. Voor de mensen bouwde...
    Lees verder
  • Afbeelding bij BELLY

    BELLY

    (beeld: Don Duyns) Jonah staat tot zijn knieën in het water. Hij zet een stap naar links. Nog een stap naar links. Het water is ondoorzichtig grijs. Diepteloos. Hij heeft zijn tenen al tijden niet gezien, maar ze zitten er nog wel. Daar wordt hij steeds aan herinnerd. Op de bodem ligt het zware afval...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Het toppunt van contemplatie – over hoogten

    Het toppunt van contemplatie – over hoogten

    Larousse 19 Vorige week schreef ik een foldertekstje over Thomas Mann en liet me verleiden over zijn romans te spreken als het ‘hooggebergte van zijn oeuvre.’ Een dubbel bedenkelijk beeld, omdat zijn Toverberg natuurlijk letterlijk in een hooggebergte speelt: het sanatorium waar Hans Castorp jarenlang een ‘horizontaal leven’ leidt bevindt zich in de Alpen. De...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.

  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.