Vanavond: TIRADE LIVE

11703130_10153860995981068_1067599446147799591_n

LOCATIE: het theater van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. (7e verdieping)

TOEGANG: gratis

BORREL: achteraf.

Op 7 april is ook het nieuwe nummer van Tirade te bewonderen (en te koop! Neem contant geld mee). De illustraties van Lisa Dröes worden op groot scherm getoond.

Proza, poëzie, een zondagblogger op donderdagavond en muziek die je maar beter nu vast kunt leren kennen: het literaire tijdschrift Tirade gaat het podium op! Met in levenden lijve een groep jonge, inspirerende auteurs die iets hebben bijgedragen aan recente nummers van Tirade.
Vers werk van Wytske Versteeg, Maurits de Bruijn, Mathijs Gomperts en Wieke van der Linden. Onvergetelijke muziek van de band Roosmarijn. Presentator: Roos van Rijswijk.

In de Oorshop

Wim is weg

Zo nu en dan kwam Wim Brands op de uitgeverij vertellen hoe het allemaal moet. Anders dan op tv hanteert hij dan het instrument waarmee men de onnozelen slaat: de Retorisch Vraag. Wij weten hoe het werkt. We vragen netjes ‘Nee, hoe dan?’ of iets dergelijks en dan vertelt Wim hoe het moet.

Hoewel er na een paar keer enige vermoeidheid optreedt bij zoveel kennis, merken we aan Wim dat wanneer je hem niet al te serieus neemt, hij het leuker gaat vinden, er ontstaat dan een ingehouden, naar beneden gerichte glimlach tijdens het vertellen. Je moet Wim een beetje tegenspreken, met de juiste intervallen. Wim heeft alles gelezen, en weet beter dan ook de schrijvers zelf waarover zij schrijven. Met andere woorden, ze weten het zelf nog niet, maar hij zal dat besef met een tangverlossing losbreken. En dan weten ze het. Wim weet het antwoord en doet zijn gasten het beseffen, dan hoeven ze het alleen nog maar hardop uit te spreken.

Wim interviewde graag mensen die je kon zien denken, zei hij vaak. Na een interview was hij opvallend benieuwd naar wat je ervan gevonden had, met andere woorden, had je kunnen zien denken?

Ik werd dinsdagochtend wakker met radio 4 en daar vertelde Margriet Vromans dat Brands zo van de Catelaanse componist Frederic Mompou i Dencausse hield. Het was een mooi stuk, dus gisteravond bracht ik Mompouluisterend door. Deze zin over Mompou zou ook best over Brands poëzie kunnen gaan: ‘Mompou is vooral bekend als miniaturist. Hij schreef korte, op improvisaties lijkende muziekstukken die als “delicaat” of “intiem” beschreven kunnen worden.’

Zoals bijna altijd zegt muziek het allemaal beter.

Wim blogde een poos voor Tirade. Dat ging zo. ‘Menno, weet je wat je moet doen?’ ‘Nee, vertel eens Wim? ‘ Je moet mij eens laten bloggen, ik kan dat veel beter dan een heleboel anderen.’

Jarenlang hebben we ook hier ter uitgeverij deze bon mot nagezegd: Wim: ‘Intelligent zijn kan iedereen, maar bruggetjes maken, daar gaat het om.’

Lees vooral de blogs eens na. Dit schreef hij bijvoorbeeld:

‘In een stukje voor Tirade.nu schreef ik over een tekst van Anne Carson. Het gaat over achteruitlopen, dat mag ze niet van haar moeder, ‘omdat de doden dat doen’. Het staat in haar debuut ‘Short Talks’. Een bevriende boekhandelaar heeft gezorgd dat ik het boekje kon kopen. Ik heb een vrije vertaling gemaakt.

Mijn moeder verbood ons achteruit te lopen. Zo lopen de doden,
zei ze. Hoe kwam ze erop? Misschien door een slechte vertaling.
De doden lopen immers niet achteruit, ze lopen achter ons.
Omdat ze geen longen hebben kunnen ze niet roepen,
ze zouden er een moord voor doen als we ons omdraaiden.
Velen zijn slachtoffer van de liefde.’

of deze:
Vader

Ik weet niet waarom, misschien omdat ik ouder word – ik zie steeds slechter, dat zal het zijn. Hoe dan ook: het overkomt me steeds vaker dat ik in de grote stad waar ik woon – ook in buitenwijken – opeens een man zie lopen die op mijn vader lijkt. Vroeger was dat niet zo:

De jas

Maar eerst is er een oude jas. Nu hangt hij
aan de kapstok, binnenkort wordt hij
verbannen naar het hok.

En eerst is er een avond waarop ik aarzel
naar buiten te gaan. Buiten is het koud.
In gedachten trek ik voor het eerst

die oude jas aan. Ik ben alleen op straat.
Wie had dat durven hopen. Ik kijk
in de ruiten en zie

voor het eerst mijn vader in deze stad lopen.
‘Waar ga je heen?’ ‘Nergens heen.’
‘Dan gaan we dezelfde kant op.’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De nieuwe fiets

Hortend kwam de lente op gang. Bij de werkplaats in de Goudsbloemstraat kocht ik een fietsje met rode spatborden voor Nadim. Hoewel mijn jongen onderweg bij hoog en laag had volgehouden genoeg aan zijn oude en veel te kleine loopfiets te hebben, viel hij meteen voor die spatborden. Kale Frans wilde 50 euro, maar zakte zonder veel aanmoediging met zijn prijs.

Binnen vijf minuten reed Nadim voor me uit de Lindengracht op, zijn topzware zelf voor vallen beschermd door zijwieltjes met scheefgesleten banden. Onderweg maakte ik me zorgen over zijn benen; het kostte hem te veel moeite om vooruit te komen. Ik moedigde aan, gaf zetjes en werd – toen hij begon te jammeren – ongeduldig. Pas bij thuiskomst ontdekte ik dat de voorrem vastzat, de zwartrubber blokjes strak tegen de velg geklemd.

Samen vonden we een plek voor de fiets in het trappenhuis. Daarna at mijn zoon een boterham terwijl ik Facebook checkte. Wim Brands bleek dood. Ik heb hem niet gekend, maar hij leek me altijd sympathiek. Volgens Arjan Peters was hij het soort buurtgenoot dat je bij de supermarkt besluipt en je plaagt met je aankopen. Plagen is liefde, waar ik vandaan kom.

‘Wie is die meneer?’ vroeg Nadim.

‘Dat is Wim Brands,’ zei ik. ‘Er staat hier dat hij dood is.’

‘Was hij heel erg oud?’

Ik knikte maar, omdat ik inmiddels weet waar zo’n vraaggesprek met een kleuter kan eindigen. Je wilt liever niet dagelijks hoeven uitleggen dat de wereld rottig in elkaar steekt.

Plotseling zag ik Nadim als vijftiger voor me: een man met dunnend haar wiens voorrem nog steeds aanliep, en die soms opeens zijn zijwieltjes miste. Een heel ander soort topzwaarte.

In mijn dagdroom waren zijn moeder en ik er niet meer om hem op te vangen, of boos te worden als hij het op dreigde te geven.

______________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Achterblijvers

Hoe snel de mensen
je ontglippen en verdwijnen
als je ook maar een moment
niet oplet maar vertrouwt
dat wat er is ook blijven zal
dat iedereen zichzelf redt
Pas als ze weg zijn als de
vogel jankend opvliegt koud de
vleugel klapt tegen je wang pas
dan kijk je op, te laat; de lucht is
leeg de nacht nauwelijks blauw

Wet pad

De leerlingen, allemaal rond de vijftien jaar, zaten luidruchtig in groepjes te werken. Ze moesten samen een verhaal verzinnen. Af en toe riep er iemand, meestal een jongen: ‘Juf, juf’ en daar bedoelde hij mij dan mee, dan moest ik naar het groepje toe komen en zeggen of ik het oké vond als de hoofdpersoon van het verhaal slécht zou zijn. Die hoofdpersoon hadden we net klassikaal verzonnen. Van mij mocht alles, behalve een saai verhaal schrijven. Er werd soms heel hard gelachen, dan werden er gore grappen in het verhaal gestopt.

In alle klassen die ik lesgaf zaten één of twee leerlingen die het idee van deze les vanaf het begin zo stom vonden dat ze bijna ondersteboven van hun stoel hingen, ostentatief verveeld en veel te cool voor deze mensen, de school en het leven in het algemeen. Dat werden de leerlingen die de beste ideeën hadden en het verhaal na afloop voor wilden lezen. Er was maar één meisje dat ik echt niet zover kreeg. Toen ik haar vroeg waarom dan niet, zei ze dat een goed verhaal vanuit de eerste persoon geschreven moet zijn. En ze kon ook niet samen met anderen aan een story werken. En fuck al deze shit sowieso.

De juf, de echte, zei tegen haar dat ze dan een 1 zou krijgen, en tegen mij dat ze altijd zo vervelend was.

Na afloop van de les dwaalde ik door het schoolgebouw, dat niet het gebouw van mijn oude school was maar me er wel heel erg aan deed denken, zo’n vage wc-geur vermengd met Red Bull, Axe deo en boterhammen en als je in de buurt van de lerarenkamer komt zure koffie. Het fuck-deze-shit-meisje liep langs.

‘Je schrijft,’ zei ik.

‘Ja,’ zei ze. Ze liet me op haar telefoon, in een app, een liefdesverhaal lezen.

‘Ik heb al bijna honderd volgers,’ vertelde ze en ook hoe de app heet: Wattpad.

Omdat ik oud ben en onder een steen woon had ik daar nog nooit van gehoord. Wet pad, dacht ik dat ze zei, moest onherroepelijk aan maandverband denken. Het meisje schreef al haar verhalen op haar telefoon. Ze las ook veel, allemaal via de app, van andere mensen die realistisch over de liefde schrijven.

‘Tof hee,’ zei ik en wilde een beetje dood omdat tof ook toen ik zélf vijftien was al niet meer kon, maar op één of andere manier heeft het zich juist rond die leeftijd in mijn vocabulaire genesteld, ik meen het ook gewoon.

‘Thanks,’ zei het meisje.

Ik wilde zeggen ‘fuck die 1,’ maar deed dat niet omdat ik heus wel weet dat mijn lessen niet alleen over de lol van schrijven en lezen gingen en ook omdat ‘fuck’ uit mijn mond hetzelfde zou klinken als ‘vet cool’ klonk van de leraren die dat in mijn tijd zeiden om populair te doen.

‘Tof,’ zei ik dus nog eens, omdat ik niet op het woord ‘doei’ kwam en het bovendien meende.

Ze was al verder aan het lopen. Typend.

——

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Scar en Plato

Ik weet nog dat ik naast mijn vader in een rode, pluchen stoel zat. We keken The Lion King in de City, wat toen nog na Tuschinski de grootste bioscoop van Amsterdam was. Als ik nu terugdenk aan alle keren dat hij mij en mijn broers meenam naar de film, kan ik me niet anders herinneren dan dat hij op een gegeven moment in slaap viel. Zijn hoofd knikte en zijn kin zakte tegen zijn borst. Op zijn schoot lag zijn hoed met daarop zijn hand. Hij snurkte, maar dat hoorde je alleen als het bij een rustig stuk in de film was.

In de City werd ik ingeleid in de gevaren van het kwaad, zoals die met de hulp van Disney belichaamd werden door Scar, de kwade broer van Mufasa,de oom van de kleine Simba. Scar, vertoornd en vol van nijd als hij was omdat het koningschap zijn oudere broer te beurt viel, smeedde een plan om de troon te stelen. Het plan is me inmiddels ontglipt, maar het was erg gemeen dat weet ik nog.

Jaren later zou ik op school leren over een ander broederpaar, Kain en Abel. Bij die twee broers, wier gram ging om het aanzien in de ogen hunner vader, kwam het uiteindelijk tot een moord. Zo ver is het bij ons thuis nooit gekomen. Wij trokken elkaar weliswaar de haren uit, wij krabden elkaar (getuige het litteken dat ik onder mijn snor verberg) en we deelden, zoals broers dat doen, klappen uit, maar moord dat ging te ver. Moord was voor boeven, het was iets uit films en verhalen dat voorbij de grens lag van wat in onze wereld paste. Moord hoorde thuis in de wereld van ‘het kwaad’.

Dit kwaad nu, herkende ik in Scar, hij slijmde, smeerde stroop om de mond, hij was een huichelachtige gluiperd belust op macht. Om die in handen te krijgen was hij tot alles in staat, zelfs het vermoorden van de onschuldig Simba. De verleiding die hij voor zijn neefje vormde, was dezelfde verleiding die het Christendom aan de duivel had uitbesteed. De rol van de duivel was het net zoals het die voor Scar was om de slechterik te spelen.

Tijdens mijn studie filosofie, jaren later, leerde ik hoe Plato het Ware, het Goede en het Schone tot eenheid smeedde. Die drieledige eenheid houdt Plato ons nog steeds voor als enige koning waar wij macht aan verschuldigd zijn. In de Disney-film zijn Plato’s drie speerpunten verenigd in Mufasa en Simba. Zij eren de waarheid, ze zien er goed uit (gezonde vacht, mooie manen), en ze hebben vooral het goede voor met hun koninkrijk zoals het een wijze koning betaamt. Scar is de tegenpool. Hij is het verwerpelijkste wat Plato zich voor kan stellen, kruiperig en laag-bij-de-gronds weet hij de antitheses van Plato’s filosofie in zich te verenigen: hij liegt, is lelijk en gemeen.

_Mathijs AF-9299 Mathijs Gomperts (1988) is zondagblogger voor Tirade en zal zich buigen over de esthetica. Gomperts debuteerde in januari met zijn dichtbundel Zes. Onlangs werd bekend gemaakt dat de bundel  genomineerd is voor de C. Buddingh’-prijs. Naast dichter is is Gomperts filosoof en worstelaar. Op 7 april is hij (in de hoedanigheid van dichter) ook te bewonderen  tijdens de feestelijke Tirade-avond in de OBA!

[foto: Rosa van Ederen]

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.