Het detail om greep te krijgen op het geheel

Sinds ik bij de Breitner tentoonstelling in het Rijksmuseum – met 14 schilderijen van een meisje in kimono – 20 minuten naar de Brug van Utagawa Toyokumi (hiernaast een variant) stond te staren, ben ik steeds opzoek naar het detail.

Een betekenisvol detail; de zwarte linkerhandschoentjes van de aanslagplegers in Brussel. Had niemand dat kunnen interpreteren? Het verheffend detail: een opeens ontdekte antipathie tussen twee personages op zo’n print als hiernaast. Het schijnbaar zinloze detail zoals Reve bedoelde. En het detail dat in zichzelf weinigzeggend is, maar een kunstwerk helpt maken.

04624f64c62e3e97d5d43447254effb0Zoals de wat onbeholpen lijnen die de de kracht van Saruhashi-brug van Hiroshige uitmaken. De krassen in het water die de sterke stroom suggereren die de hoogte accentueren, die de dramatiek maakt. Een kras.

Het is detailkunst zoals sommige literatuur dat kan zijn: romans van Edward StAubyn, als A clue to the exit, die vooral uit heel goede zinnen is opgebouwd. Krassen.

Het detail maakt gelukkig, je kunt je erin verliezen, en diep ongelukkig: je bent verloren als je het gemist hebt, als de taxichauffeur die het detail waarneemt dat hij de koffers niet mag aanraken, daar de politie voor waarschuwt, maar  het drama niet kon voorkomen.

 

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Haas

IMG_1433Sinds kort werk ik anderhalve dag per week bij een wijnhandel. Ik miste de horeca, wilde niet meer altijd in mijn eentje werken, maar heb B beloofd niet meer te zullen koken voor mijn geld. De uren, weet je. We kennen dat te goed.

Dat ik thuiskom en haar zie slapen, dat zij opstaat en mij ziet slapen. Dat we op zondag asynchroon doodmoe zijn.

Mijn eerste beurs was vorige week. Prowein, in Dusseldorf, is stuitendgroot en verstikkend druk. Gelukkig had vriend en nieuwe baas Olle een helder plan en een lijst met namen en stands. Het was leuk om hem aan het werk te zien; een goede manier om alle producenten en hun nieuwe jaargangen te leren kennen.

De werkdag was een paar uur te lang. Olle zit zo in elkaar dat hij kan besluiten ergens weg te gaan en dan nog twee uur blijft rondhangen. Ik zit zo in elkaar dat ik besluit te gaan en eigenlijk al weg had willen zijn. We gaan hier samen wel uitkomen. Daar heb ik vertrouwen in. Hoe dan ook: we hadden honger, moesten naar Keulen omdat er in Dusseldorf geen hotelkamers meer waren en werden weggestuurd bij een maanden tevoren gereserveerd restaurant omdat we te laat kwamen.

Nou heb ik in mijn verleden als gastheer bij een drukke zaak meermaals tafels weggegeven omdat mensen een kwartier te laat kwamen. Wat je dan doet is dat je de situatie uitlegt, ze een drankje aanbiedt en aan de bar laat wachten tot er weer iets vrijkomt. Je haalt een voordeel uit een nadeel: dubbele bezetting van een tafel zonder dat de rechtmatige reserveerder daarover mag klagen.

Zo niet in Keulen. De Duitser (ook al was deze van Italiaanse herkomst) wil niet dat je met zijn regime fuckt. Olle baalde. Hij zit zo in elkaar dat hij zonder eten heel sjagrijnig wordt. Ik word vooral laconiek. We gaan hier samen wel uitkomen. Daar heb ik vertrouwen in.

Bij het hotel bleek een van onze kamers vergeven. Ze hadden maar één bed ter beschikking. Toen Olle tegen de baliemedewerker zei dat we een probleem hadden, stond de medewerker op. Hij kwam achter zijn balie vandaan en ging dreigend voor ons staan. Wat hij miste in lengte, maakte hij meer dan goed in overtuiging. Kennelijk had hij verstaan dat we hem een teringlijder vonden. Dat was niet wat we gezegd hadden. Wij benadrukten dat. In het Engels. Daarna in het Duits.

Het wilde er niet meer in. We kregen hem niet terug op zijn stoel. De Duitser (ook al was deze van Filippijnse herkomst) wil niet dat je met zijn regime fuckt.

We liepen naar buiten, tuurden over het plein waar drie maanden geleden massa-aanrandingen plaatsvonden. Nu stond er achterlijk veel oproerpolitie. Ik schatte vier zwaarbewapende agenten voor elke burger.

‘Misschien zijn ze nog wat gespannen,’ zei Olle. ‘Door recente gebeurtenissen.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Ze lijken niet te willen dat er met ze wordt gefuckt.’

Het leek best een goede grap, tot ik vandaag de krant van de mat haalde.

 

______________________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

7 april: Tirade in levenden lijve

Proza, poëzie, een zondagblogger op donderdagavond en muziek die je maar beter nu vast kunt leren kennen: we gaan het podium op! Met in levenden lijve een groep jonge, inspirerende auteurs die iets hebben bijgedragen aan recente nummers van Tirade.

Op donderdag 7 april kunt u ons vinden in het mooie theater van de Centrale Bibliotheek van Amsterdam. De avond begint om 20:00 uur, uiterlijk 21:30 laten we u weer gaan, maar u bent ook welkom om met ons ‘t glas te heffen.
De toegang is gratis (hoera!). Er is ook een Facebook-event met allemaal extra weetjes, zoals: waar moet je op letten bij een voordracht van Mathijs Gomperts?

Voordrachten van Wytske Versteeg, Maurits de Bruijn, Mathijs Gomperts en Wieke van der Linden. Onvergetelijke muziek van de band Roosmarijn. Presentator: Roos van Rijswijk.

Grenzen aan waarschijnlijkheid

Wat te doen als je iemand beter wilt leren kennen?

Je zou voorzichtig kunnen beginnen. Beginnen met een oefening. Je hoeft je jas maar aan te trekken en je kan graven in de tuin van je geheugen. Je loopt langs de verhalen waarin hij figureert, bekijkt ze van dichtbij. Steek ze als planten uit de aarde, plaats ze op een rij in het gras. Waar stond hij in de kamer? Wie waren er toen bij? Hoe voelde de stof van de bank waar je op zat? Je zou het almaar zekerder willen weten, je zou grenzen willen aan waarschijnlijkheid. Dat je uiteindelijk de planten net iets dichterbij plaatst, dichter bij hoe het ooit echt is gegaan.

De tuin zou er wel wat verlegen bij staan. Er zijn wortels doorgestoken. Nee dan de tweede oefening, al is-ie wat gevaarlijker, al kun je daarna niet echt meer terug. Je verzint zijn verhalen. Je herinnert je dingen die nooit zijn gebeurd*. Diep ze uit tot ze bijna echt zijn. Steek alles wat je van hem weet als een schep in de aarde, plaats je voeten aan weerszijde van de steel, voel de druk van het ijzer door je zolen en spring. Het blad verdwijnt volledig in de grond. Trek nu aan de bovenkant, de schep en daarmee de grond op spanning. Laat los. Verhalen trillen als vanzelf, als wormen uit de grond. Wie vertelt jou dat ze nooit zijn gebeurd? En wat dan nog? Het resoneert. Het raakt aan alles wat je van hem weet.

*Niet zo vrij naar Harry Mulisch in De Ontdekking van de Hemel

(Typografie door Sander Kuypers)

___________________________________


afbeelding6
Branko Van (1985) is dichter en aankomend kinder- en jeugdpsychiater. Hij werkt momenteel aan het afronden van zijn proefschrift over inter-individuele verschillen in de neurobiologie van ADHD. Gedichten verschenen eerder in o.a. Krakatau, Meander, Tirade en Hollands Maandblad. Lees meer van Branko op: https://vanbranko.wordpress.com

 

 

Het privédomein

Een goede vriend zei naar aanleiding van mijn stukjes over de verhuizing dat hij het soms wat te veel inkijk in mijn privédomein vond geven. Hij haalde een gedicht van Piet Gerbandy aan: ‘Wij weten waar u vlees koopt en hoe vaak.’ Moeten wij dat weten? Tja nou, de schrijvers die aan het woord kwamen in Kijken in de ziel bijvoorbeeld waren over die kwestie nogal verdeeld.

Ik heb een natuurlijke voorkeur voor het egodocument. De laatste tijd (her)lees ik onder meer de brieven van August Willemsen en de herinneringen van Paustovski. Het autobiografische werk van deze twee werd gepubliceerd in de onvolprezen reeks Privé-Domein van De Arbeiderspers. De delen die onder die vlag verschenen bevatten brieven, dagboeken, memoires en biografische teksten: je kunt er een schrijver écht mee in de ziel kijken en zo leren kennen.

Maar werkelijk inzicht in een schrijver is tegelijk een utopie. Het laatste deel van Privé-Domein, Brieven uit Genua van Ilja Pfeijffer maakt dat fraai duidelijk (los van de zeer wisselvallige ontvangst). Daan Doesborgh vraagt zich in VN af hoe het nu zit met dit boek: is het een brievenbundeling – echt of bedacht – of een versneden roman? Het antwoord is wat mij betreft dat het alles tegelijk is. Brieven in Genua is echt, nep, waarachtig, ongeloofwaardig, autobio, banter, essayistiek en doorgecomponeerd verhaal.

Pfeijffer pleurt de hele flikkerse bende op één hoop en giet daar brieven van. Hij creëert een ‘schijnduidelijkheid’, zoals Doesborgh het treffend noemt. Pfeijffer belicht hetzelfde probleem van verschillende kanten, in verschillende brieven. Zijn financiën beschrijft hij in een brief aan zijn accountant, vervolgens keren deze op een andere manier terug in een brief aan het Nederlands Letterenfonds. En die passages weer zijn heel anders dan wat hij over geld schrijft in Hoe word ik een beroemd schrijver? Wat waar is zullen we kortom niet weten.

Wat Brieven in Genua ook laat zien is hoezeer de klad in Privé-Domein is gekomen. Pfeijffer neemt de uitgever die begonnen is met de egodocumenten-inflatie, Ronald Dietz, in zijn brieven genadeloos op de hak. Vanaf de late jaren negentig zorgde Dietz ervoor dat jongere Nederlandse auteurs op bestelling een Privé-Domeindeel gingen schrijven (Giphart, Wieg). Daarvóór ging het om werken die als uit zichzelf waren ontstaan. Pfeijffer maakt er geen geheim van dat hij vier jaar aan het boek heeft gewerkt, zoals gepland. Er staat zelfs een brief in aan zijn uitgever, die gaat over het schrijven van het brievenboek dat we nu kunnen lezen en waardoor we nu des te meer in het duister tasten over de aard van dit boek.

‘Moeten wij dat weten?’ zou ik liever veranderen in: ‘Kunnen wij dat weten?’ Bij Pfeijffer weet je het nooit, bij Jeroen Brouwers ook niet. En wanneer ik schrijf dat ik aan het verhuizen ben, of dat ik een bepaald boek in een bepaald huis heb gelezen, wie zegt dan dat dit werkelijk zo is? Misschien blijf ik wel waar ik ben, reizend door mijn kamer, alles belevend achter het bureau. Laat ik in dit geval maar een slag om de arm houden ook.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Het blijkbaar aantrekkelijke van taboes

Een taboe lijkt me ook iets waarmee de schender ervan over zijn eigen graf regeert. Taboeschendende handelingen, incest, kindermisbruik, zorgen ervoor dat er nog generaties later schade ondervonden wordt. Ik vind dit een bijna biologisch-anthropologische  verklaring van waarom het eigenlijk taboe is.

In de Oscarwinnende  film Spotlight van Tom McCarty en het boek A Little Life van de Hawaiaans-Amerikaanse  Hanya Yanagihara  ligt misbruik door Rooms-Katholieke geestelijken aan de basis van een verhaal dat zich veel later afwikkelt, lang na de gebeurtenissen waarop het taboe rust. Daarmee is de tijd die vergleden is, en ook het taboe zelf een element in de verhaalkracht geworden. In beide verhalen wordt een verzwegen geheim langzaam afgepeld als de rokken van een ui.

In Spotlight besluit een club onderzoeksjournalisten van de Boston Globe begin jaren nul van deze eeuw het stilzwijgen over een reeks misbruikgevallen in de van oudsher katholieke Amerikaanse stad te doorbreken. Het is een zinderende journalistieke thriller waarin twee zaken bijzonder opvallen: 2002 lijkt nog voor de grote internationale ontwikkeling van het Ego te zijn: de groep werkt samen als bijen in een korf, er is er niet een die tracht de credits naar zich toe te trekken. De film problematiseert het begrip schuld, door elk van de betrokken verzwijgers ergens een aandeel in de ontmanteling te gunnen.

SpotlightEWFallPreviewA Little Life maakt eveneens op een narratief interessante wijze gebruik van het taboe op misbruik, 800 bladzijden lang wordt steeds mondjesmaat een klein tipje van de sluier gelicht onder welke het gruwelijke verleden van de hoofdpersoon Jude verborgen gaat. Er zitten gewoon heuse misbruikcliffhangers in! Veelzeggend in deze is ook wel de cover, een man die ik eerst veronderstelde in pijn te verkeren, maar het is een kunstwerk dat ‘Orgastic Man’ heet. En dat eerste  – de pijn –  is relevant in het verhaal, het tweede is duidelijk juist precies het logische probleem van Jude, hij kan natuurlijk geen plezier meer aan sex beleven. Het omslag lijkt een bevestiging van de gedachte dat de pijn die als motor onder dit verhaal schuilgaat, ook ergens geassocieerd is met genot.  Narigheid wekt genot op.

Wat mij tot de ongemakkelijke vraag brengt (zie ook succes van Het hout van Jeroen Brouwers) dat een moeilijk fenomeen als een taboe dus ook de intense interesse ernaar losmaakt. Het taboe als motor voor een verhaal. En dat de lezer daarmee ergens naast zijn hoop op de berechting van de schuldigen dus eveneens een beter begrip voor wat de schuldigen dreef zou moeten krijgen? Of althans tegen zijn zin moet toegeven dat wat deze maatschappij als zeer ongewenst beschouwt bij hem/haar toch ook een diep gevoelde fascinatie loswrikt.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.

  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen