Winter – in de winter graaf je je goed in. Je wordt weer warm, je slaapt

Het is daarbinnen eigenlijk helemaal niet zo koud. Je hebt dekens die je om je heen wikkelt en die minder schuren, ook al begrijp je niet meteen waarom. In de vroege lente deden ze bijna pijn en de dekens zijn nog steeds van dezelfde wol. Hoe kan dat nou? Denk daar niet over na. Nu komt de tijd dat je eindelijk kunt gaan slapen in het ei.

Buiten vriest het en er komt sneeuw die zich als een deken extra om je heen vouwt. De sneeuw verdooft je neus en mat geluiden af. Je wordt omwonden. Je krijgt het eindelijk warm. Er is geen koud lentezweet en je vel verbrandt niet en de koude modder heb je niet langer nodig – je krijgt het gewoon vanzelf warm, alsof je in een droge houten sauna zit.
Je zintuigen zwakken langzaam af, je hartslag gaat terug omlaag naar wat normaal is. Er is niet langer iets aan de hand. Was er iets? Er was iets. Wat was het nou. Vergeet het maar, slaap gewoon – slaap. Krul je op en slaap.

Af en toe word je wakker, dan komen er mensen langs en je stapt uit je bed en kookt voor hen. Sommigen gaan naast je liggen. Je steekt voor jullie vuren aan. Je vergeet iets, wat was het nou?

Ze kijken je allemaal verheugd in je gezicht, ze rennen naast je met hardlopen, ze trekken niet meer aan je ellebogen, ze zeggen dat je er goed uitziet.

Rouw is liefdesverdriet. Maar gebruik niet het advies dat daarop van toepassing is – dat je hem vergeten moet. Loop nog af en toe rond met de dode in je hoofd, je hoeft niet tegen hem te praten want je bent niet gek, alleen: vergeet hem niet. Dat is het enige wat je nog hoeft te doen, in de winter moet je jezelf eraan gaan herinneren dat hij bestond.

 

_____________________________________________________

picture062Dit was het laatste blog van Sonja. De redactie is haar heel dankbaar. Volg haar verder op sonjaschulte.com.

In de Oorshop

Zjivago – de film

Ik heb eens een diner lang naast een man gezeten die me de film Dr. Zhivago navertelde. Soms kun je bijna de kriebels krijgen van pure irritatie die geen uitweg kent, de man zanikte maar door, en de film kreeg in mijn beleving het predicaat van de langdradigste film ooit. Het was natuurlijk de man die langdradig was. Het moet verboden worden films na te vertellen.

Afgelopen zondag zag ik de film uiteindelijk en ik was betoverd. Wat een geweldig mooie film! In het Literatuurhuis in Utrecht hield de vertaalster van de roman van Boris Pasternak – Aai Prins – eerst een inleiding, en daarna begon de schitterende sfeervolle verfilming van dit weergaloze boek.

Het is een van de weinige heel lange films die ik onmiddellijk nog eens wil zien, en nog eens. Deels natuurlijk omdat ik net uitgebreid met het boek ben bezig geweest, maar vooral ook door de fotografie: de beelden zijn zo ongelofelijk mooi: opgenomen in Spanje en Portugal, Finland en Canada, is de kleurweergave vreemd genoeg precies wat je verwacht als je het boek gelezen hebt. De feestzalen in Moskou, het ijspaleis in Varykino, het huis van Lara in Jarjoetsin, de trein van Strelnikov, de weides met narcissen. Schitterend, en alle acteurs goed! (Klaus Kinsky verraste me in de film.)doctorzhivago-C16x20-troop-parade-7152-480x382

De film staat bekend als wat drakerig, maar eigenlijk gaat de drakerigheid weinig verder dan de intense behoefte aan schoonheid van Dr. Zjivago zelf, een behoefte die de lelijkheid moet compenseren van de tijd waarin zij  leven moeten. Als de dokter dan in de film wat langer naar de zon, of het waaien van de bomen kijkt juist als het verhaal een dieptepunt kent, gaat er een zucht door de zaal; de kijker herkent wat de regisseur doet en vindt het te voor de hand liggend, of te dik erboven op. Ik deel dat gevoel niet. Is er een andere manier om in een film duidelijk te maken dat Zhivago voor zijn waarnemingen zijn poëzie leeft, dat hij houdt van: kijken?

Dr Zhivago far exteriorDe andere nieuwe grootheid in de Russische Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot begrijpt waarschijnlijk beter wat Zjivago zoekt. In een dagboekaantekening uit 1920 schrijft Paustovski: ‘Mooie dingen zijn er niet voor bedoeld om in musea te staan en als rariteiten te worden bekeken, je mond open van verbazing. Ze horen deel uit te maken van je leven. ‘ (vert. Wim Hartog)

Joseph Brodsky schrijft in zijn fraaie essay ‘Tussen iemand en niemand’ (vert. Frans Kellendonk) over dezelfde periode: ‘ Ik vrees dat de visuele kanten van het leven altijd belangrijker voor me zijn geweest dan de inhoud.’

Dat heeft David Lean in zijn verfilming in elk geval goed begrepen. Juist het boek Dokter Zjivago moest verfilmd worden als een orgie van visuele schoonheid. Het boek en de tijd waarin het speelt en de persoon van de schrijver vragen er om. Om de trailer uit 1965 kun je intussen gerust een beetje lachen: ‘Zhivago, a man in love, with life!’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Het geluk #7: Na deze dag

Mijn angst is ongegrond gebleken. Na een half jaar school heeft Nadim nog steeds niet geleerd om ‘vandaag’ te zeggen in plaats van ‘op deze dag’.

Voor ‘morgen’ gebruikt hij hardnekkig ‘na deze dag’ of ook wel ‘die dag’, en overmorgen – waarvan hij sinds een tijdje besef heeft – is ‘na die dag’ geworden.

Het gemak waarmee hij zich doorgaans aanpast aan hoe de dingen nu eenmaal worden gezegd onderschrijft mijn theorie dat hij vandaag en morgen de lading niet vindt dekken. Misschien voelt hij aan hoe vurig zijn vader hoopt dat hij zijn dagen mag blijven markeren, één voor één. Dat er nooit een dag zal gaan of komen die niet zijn volle aandacht verdient.

Voor Tirade.nu maakt Sonja Schulte een vierluik over rouw na zelfdoding. Lees die stukjes, ze verschijnen elke zondag van deze maand. Jarenlang dacht ik dat het overwegen van zelfmoord de kans op een feitelijke zelfmoord moest verkleinen. Een paar passen van de dood zou alles waarover je je druk maakt van je afvallen – want wie maakt zich nou druk over problemen bij het licht van de koplampen van een naderende trein – en ruimte ontstaan voor de inherente geweldigheid van je bewustzijn, je bestaan, je ademhaling.

Ik was jong, toen ik dat dacht. Inmiddels weet ik dat het bij echte depressie zo niet werkt. Toch is er een dwars klein deel van me dat heel graag wil dat het precies zo zit. Dat tegenover elke rekening die de min in duikt het feit van één dag te zetten is.

Deze dag hier, met dit alles, met jou en jullie. En dan na deze dag misschien nog eentje, om naar uit te kijken.

Laatst zag ik in een documentaire over het geluk dat de ontvankelijkheid van je serotoninereceptoren vanaf je pubertijd gestaag afneemt; dat het biologisch gezien steeds moeilijker wordt om groot geluk te ervaren. In tijden niet zoiets vreselijks meegekregen.

Maar synaptische verbindingen die vaak vuren blijven aan, gloeien op, versterken.

Ik stel me de lichtjes van een bevolkte rivierdelta voor, van heel hoog bezien, vanuit een vliegtuig misschien. Kleine dappere lampjes in een lange nacht.

______________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Vleugels als roeispanen

Ik lees The City Builder van George Konrád. Een Engelse vertaling dus, omdat ik die van een ramsjplank plukte. Het kille zwart-witte omslag sprak me aan en ik lees graag over de stad. Ver ben ik nog niet, Konráds wonderschone proza moet ik verwerken met veel adempauzes en met een woordenboek ernaast, wat ervoor zorgt dat dit geen boek is dat ik in halfslaap en op halve hersencapaciteit kan lezen.

Toen ik een paar jaar geleden in belezen gezelschap vertelde van het woordenboek dat ik soms gebruik bij bloemrijk proza, werd ik meewarig aangekeken – Engels, dat is toch net zoiets als Nederlands? Ik had net zo goed kunnen verkondigen dat ik analfabeet was. Later liet ik me, van geen kwaad bewust, ontvallen dat ik net zo lief Nederlandse vertalingen lees en dat was nog erger. Je moet zo dicht mogelijk bij de bron zitten en kennelijk is Engels – zelfs als het een werk betreft dat vertaald is uit zeg, het Hongaars – altijd dichter bij de bron. Bovendien leek er omtrent Nederlandse vertalingen de mening gevormd te zijn dat deze altijd minder goed zijn dan Engelse, Franse of Duitse. Is dat waar? Ik kan het me niet voorstellen. Controleren kan ik het ook niet. Jan van Mersbergen schreef er eens mooi over.

Wat me vooral verbaasde was het prestigeverlies dat ik kennelijk leed bij het onthullen van mijn kennelijk al te magere talenkennis. Het deed me denken aan de tijd dat ik Duitse naamvallen moest stampen en volwassenen met artistieke sjaaltjes om hun nek (ik werkte op een markt bij de Amsterdamse grachten, even ter illustratie) om me heen te pas en te onpas verkondigden dat in hun tijd iedereen op z’n vijftiende al zes talen, waarvan twee dood, sprak.

Afijn (enfin). Ik lees Konrád, langzaam, gestaag, en probeer met mijn woordenboek nuanceverlies te voorkomen. Even deed ik het zonder, maar dat was zonde. Dan had ik nooit geweten dat duiven bij Konrád vleugels als roeispanen hebben en hoe een geliefde omschreven kan worden als ‘wraakzuchtig als een dwarsliggende waarzegster’*. Lekker.

*eigen amateurvertaling, alles onder voorbehoud

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

 

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Herfst – in de herfst kruip je onder de humuslaag. Eindelijk, maar daar koel je af

Je valt, eindelijk. Je bent gevallen en niet weer opgestaan. Je ligt daar goed. Alles ruikt lekker omdat het aan het verrotten is. Om dezelfde reden krijgt alles een mooie kleur. Het is een eerlijk proces. De natuur doet alles behoorlijk goed, vind je, terwijl je daar ligt, rottende bladeren ruikend. Tip: graaf met je vingers door het zwarte zand.

En dan zal de regen komen, die ervoor zorgt dat je zelfs door de modder kunt kruipen, als je dat wilt. Borstcrawl door de modder, zwem er gewoon doorheen, op dagen dat je niemand ziet en de modder lekker nat is en glibberig. Je kunt dat een hele tijd doen, het duurt nog wel even tot je waarneemt hoe koud die modder eigenlijk is.

Dat is het wel zo’n beetje.

De zomer is voorbij, je vel is niet langer verbrand, je hebt geen aloë vera meer nodig. Zet continu koppen thee, maak warme chocomelk, drink er slagroom op en verdun hem met rum, maar niet teveel.
Je zult straks voor het eerst weer dingen te verliezen hebben. Je leven kruipt langzaam terug onder je huid. Verbrand je tong aan de chocomelk onder de slagroom en lach erom.

Ga naar mensen toe – zij zullen klagen over in de regen op hun fiets, moeten stilstaan voor het verkeerslicht, zij zullen toe zijn aan een bakkie omdat ze stress hebben op hun werk, omdat hun baby de hele nacht huilde, omdat hun vriend alweer niet terug heeft gebeld. Luister naar ze, al heb je zelf niets te vertellen. Iedereen heeft een tijd alles gemist.

Zie: zij zijn er nog.

Klaar ben je nog niet. Je graaft je nog niet in, je bent nog niet behaaglijk. Je ligt op je rug en je rot. Je bent tot stilstand gekomen. Hoog, Sammy, kijk omhoog, Sammy, zie de kleuren dan, blijf de kleuren zien. Het bleke zonlicht uit de lente dat in de zomer op volle kracht kwam te staan is nu eigenlijk best wel gewoon mooi, zie je? Is eindelijk gewoon mooi – is een prachtig goud geworden.

In dat licht kijk je bijvoorbeeld voor het eerst weer naar zijn foto’s en zoek je de rouwkaart op. Er staat gewoon dat hij zelfmoord heeft gepleegd, al staat het er in mooie bewoordingen die de begrafenisondernemer destijds paraat had in een zwarte multomap. Er staat: “Naast verdriet is plaats voor respect.” Je hebt nog steeds geen verdriet gevoeld.

De ouders zijn er ook nog, al verdwijnen ze ras. De vader wordt dunner en dunner, en de moeder vliegt – let maar op – aanstonds in de fik. Je weet dat je er niets aan hoeft te proberen te veranderen. Ook word je moe van hun juk. Dat is belachelijk, want het zijne wil je maar al te graag alsnog dragen, op die hypocriete manier die bij rouw na zelfmoord hoort – pas achteraf.

Niet aan denken. Raak niet in paniek. Kijk omhoog.

Er zijn foto’s van ons samen die ik steeds bekijk, waarbij ik toch echt bevestigd zie hoe we elkaars perfect tegenovergestelde zijn en ik denk na over de balans van alleen yin te zijn of yang – wat betekent het ook alweer, en welke ben ik dan en welke was jij?

Je wordt kwaad. Je vindt de dode laf omdat die is weggegaan. Dat duurt ongeveer een dag. En je hebt het nog niet door, maar je vraagt je steeds minder af.

Je smeult na. Je staat nog steeds een beetje in de fik maar kan daar ook om lachen, niet altijd alleen bitter en kakelend, je kan het voelen kietelen en je kunt zien dat je er wat aan hebt. Je begon het al te vermoeden bij het maken van de soep en nu weet je toe te passen hoe het werkt: je ruikt alles sterker, je hoort alles beter, je kunt alles echt enorm goed zien. Ga dus naar de kunsten toe en blijf nu rustig stoofschotels maken, gewoon, met bruin bier erin.

Aai een kat, dat is wat je in de herfst moet doen. Hij zal gaan spinnen. Hij zal slapen in de vensterbank. Draai de verwarming die je zelf niet voelt toch alvast maar hoger, in elk geval voor hem.

_____________________________________________________

picture062Sonja Schulte is kunsthistoricus. Ze presenteert Glasnost, een radioprogramma over kunst en wetenschap, recenseert beeldende kunst voor cultureel magazine 8WEEKLY en redigeert het Handboek voor een Optimistisch leven – de boekbundeling van literair magazine De Optimist, die deze zomer zal verschijnen. Ze schrijft essays voor De Gids en De Optimist en stukjes op sonjaschulte.com.

Het boek dat (niet) zal komen

Af en toe krijg ik de vraag wanneer ik mijn eerste boek denk te publiceren. Toen ik nog student was werd me die vraag nog veel vaker gesteld dan nu – zeker in kringen van de Neerlandistiek. Blijkbaar gaat men ervan uit dat de literair geïnteresseerde medemens er eigenlijk op uit is zelf Auteur te worden.

Deze vraag hangt samen met misverstanden rondom schrijven/lezen/redigeren/uitgeven. Ik werk bij een uitgeverij, en soms – vraag me niet waarom – wordt dat heel uiteenlopend geïnterpreteerd: drukkerijmedewerker, 24-uurs informatievoorziener, data-analist (bij de AIVD) en, jawel, schrijver. Nu antwoord ik weleens dat het mijn werk is ‘om boeken te maken’, maar dat betekent nog niet dat ik ze zelf schrijf.

Maar zou ik dat niet liever willen? De antwoorden op die vraag worden vaak door de stellers voorgekauwd. Bijvoorbeeld dat het een comfortabele positie is ‘aan de andere kant van de tafel’ – dat vind ik ook – en dat ik daardoor niet in de openbaarheid hoeft te treden. Of: ‘Het zou het redacteursschap toch een beetje downgraden…’ hoorde ik iemand zeggen. Voorheen had ik geantwoord met: als toch, dan mits pseudoniem. ‘Ach dat valt wel, die twee zaken kun je best gescheiden houden,’ zei ik.

Er zijn meer redenen om het niet te doen. Ik heb vanuit mijn comfortabele bureaustoel vaak genoeg getuige mogen zijn om te weten wat een ongelooflijke inspanning het is een boek af te leveren. En dan is het vaak nóg onduidelijk of het goed genoeg wordt bevonden. Ken uzelve: als het geen duidelijk eindpunt heeft haak ik (waarschijnlijk) tussentijds af. En voor je het weet ben je dan ineens een schrijver van een zowel beklagens- als bewonderenswaardige categorie: de Auteur Zonder Boek.

De AZB verdient medelijden omdat diegene zelf vaak niets aan deze dubieuze status kan doen. Er zijn voorbeelden van AZB’s wier boek zo lang aangekondigd staat/heeft gestaan dat het zielig wordt. Bewondering is er voor hen die zich aan deze status weten te ontworstelen, soms na jaren. Dan komt dat debuut er hoe dan ook, dat zie je van verre aankomen, gewoon zonder zieligdoenerij. Mocht het zover komen – niets is uitgesloten -, ik zou zwelgen in de AZB-status.

Ik kende iemand die bij alles, wat dan ook, als kritiek aanvoerde: ‘Maar hij/zij/jij zégt helemaal niets!’ Dat klopt, ik houd mijn mond maar over het boek dat (niet) zal komen, voordat ik iets niet/wel waar zou kunnen maken. Maar daar kan ik verder niets over zeggen, of ik moet je doodschieten. Ik blijf tenslotte toch een data-analist bij de AIVD.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.