Het temmen van de twijfel

Sinds ik weet dat ik dit blog ga schrijven, word ik geplaagd door twijfel. Wat wil ik vertellen, en hoe? Ga ik het persoonlijk maken, de hele tijd ‘ik’ zeggen en allerlei ontboezemingen doen die tot in eeuwigheid na te lezen zullen zijn voor iedereen die mijn naam googelt, of schrijf ik een manifest tegen de autolobby en voor democratisering van de EU? Kan ik iets over mijn familie vertellen, of mijn knipperlichtgeliefde, of mijn huisgenoten, of schend ik dan hun privacy? Maak ik het theoretisch, met allemaal verwijzingen naar serieuze boeken, zodat ik aan de ene kant heel ontwikkeld lijk, maar aan de andere kant ook over kan komen alsof ik belezen over wil komen en niets zelf kan bedenken? Of houd ik het veilig en schrijf ik een poëtisch stukje over het schaap dat vorige week zo aandoenlijk achter het hek langs het fietspad stond? Ik weet het niet.

Geen probleem, twijfel is goed, zeggen filosofen. Wie twijfelt, weet dat hij bijna niets weet en dat is het beste uitgangspunt om meer te weten te komen. Bovendien kan al te veel zekerheid ons in de weg staan als we samen willen leven met andere mensen, die misschien wel precies het tegenovergestelde zeker denken te weten.

Maar twijfel over hoe de dingen zitten is wat anders dan twijfel over wat te doen. Die kan verlammen, als je erin blijft hangen. En wie niets doet, doet ook iets. Ze laat de slavernij bijvoorbeeld voortduren, of laat degene voor haar in de supermarkt weglopen zonder zijn op de grond gevallen oordopjes terug te geven. Als het gaat om de vraag wat je moet doen kun je je niet achter de lof der twijfel blijven verschuilen.

Om mijn eigen keuzeverlamming op kleine schaal te bezweren, besloot ik een paar jaar geleden niet meer te twijfelen over thee. Het wikken en wegen boven een theedoos vol verschillende theesmaken, voorgehouden door een ongeduldige serveerster, moest afgelopen zijn. Vanaf nu pakte ik zonder na te denken het eerste zakje dat onder mijn hand kwam. En het werkte. Bijna altijd was ik tevreden met mijn keuze. Koos ik kamillethee, dan had ik daar toevallig ook net zin in, koos ik Earl Grey, dan was het wel weer eens genoeg geweest met al die slapperige kruidenthee, en smaakte het heel vies wat ik had gekozen, dan wist ik tenminste dat ik die smaak niet nog een keer moest kiezen.

Logisch, zo werken mensen, zeggen psychologen. Kiezen is altijd pijnlijk, omdat het alternatief dat je niet hebt gekozen definitief verloren is. Maar dat gevoel van spijt kun je verzachten door je overtuigingen zo bij te stellen dat ze bij je beslissing gaan passen. Mensen die een wildvreemde belangeloos hebben geholpen, gaan diegene daarom aardiger vinden, om aan zichzelf te verkopen dat ze al die moeite hebben gedaan. Sinds ik dit weet vraag ik mensen makkelijker om hulp, ook al weet ik eigenlijk niet zeker of het waar is, want ik heb het onderzoek waarop het is gebaseerd nooit nagelezen.

Niet iedereen is overigens even goed in dat goedpraten van beslissingen. Mijn zus twijfelt nog meer dan ik, en blijft zich achteraf vaak nog lang afvragen of ze niet beter iets anders had kunnen doen. Ik niet. Ik ben een begenadigd goedprater. Mijn baan en kamer opzeggen om in Wales te gaan promoveren en twee weken later van gedachten veranderen is het beste wat ik ooit gedaan heb. De kamer kreeg ik terug, het werk kon ik freelance gaan doen, zodat ik er meer geld voor kreeg, en omdat ik geen wetenschapper werd hield ik meer tijd over voor dingen die ik liever deed, zoals gedichten schrijven. Mijn knipperlichtrelatie, die nu uit is, heeft me veel geleerd over de liefde, maar het is goed dat hij uit is, want er zat geen toekomst in. En als het straks weer aan gaat, is dat ook goed, want dan horen we misschien eigenlijk toch wel bij elkaar, of kunnen we het in ieder geval nog een tijdje gezellig hebben samen. Maar mocht het nu definitief voorbij zijn, dan is het toch echt beter zo.

Als ik deze week niet over dat schaap schrijf, kan ik het misschien volgende week nog doen. En twijfel, toegelicht aan de hand van enkele persoonlijke wederwaardigheden en een vleugje psychologie, is een fantastisch onderwerp voor een blog.

 

Foto Gerda BleesGerda Blees was docent bij de opleiding Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar Nederlands-Duitse luistertaal en publiceerde proza en poëzie in verschillende tijdschriften. Vanaf september heeft ze een jaar vrij genomen om aan haar verhalen en gedichten te werken en ze te bundelen.

In de Oorshop

Tirade zwaait uit en ontvangt

Per aanstaande zondag neemt Gerda Blees het bloggen over van Christiaan Ronda, die wij hartelijk danken voor zijn invulling van de maand oktober. Gerda Blees was docent bij de opleiding Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar Nederlands-Duitse luistertaal en publiceerde proza en poëzie in verschillende tijdschriften. Vanaf september heeft ze een jaar vrij genomen om aan haar verhalen en gedichten te werken en ze te bundelen, en om voor ons het zondagsblog te schrijven. Je kent haar misschien ook van het kortverhaal Kroos, in de laatste Tirade.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Voorrang

De Westerstraat is een gedempte gracht met meerdere zijstraten, waarvan de Eerste Anjeliersdwarsstraat en de Tweede Tuindwarsstraat het meeste fietsverkeer leveren. Al minstens vijftien jaar is de voorrangssituatie rond de Westerstraat onduidelijk*, maar ongelukken zie je zelden omdat er – waarschijnlijk ook vanwege die onduidelijkheid – niet hard gereden wordt.

Voor Birre, die het niet heeft op grijze gebieden, was de twijfel bij het oversteken een terugkerend punt van ergernis; een van die dingen waaraan ze waarschijnlijk haar eerste Brief Aan De Gemeente zou hebben gewijd als er twee weken geleden niet opeens drie prachtig witte haaientanden waren verschenen aan het einde van de Tweede Tuindwars.

In het voorbijfietsen maakte ik er een foto van en appte die aan Birre met het onderschrift: Kijk nou es! 

Ik kreeg uitroeptekens en emoticons van confetti, een toeter en een stukje taart terug. Birres hekel aan emoticons is bekoeld sinds Nadim haar drie paddestoelen, een gepaneerde garnaal en een Japanse vlag appte toen ze met haar moeder en zus een weekend in Londen was.

Gisteren, kort nadat ze naar haar werk was vertrokken, stuurde ze me een foto van dezelfde plek, waar nu – de sporen waren duidelijk te zien – de haaientanden waren weggehaald. Ik krabde op mijn hoofd, duwde Otis de Hond zijn mand uit en nam hem mee de straat op terwijl ik nadacht over het verschil tussen niets en leegte, waarbij leegte suggereert dat er ooit iets was. Niets is koel, leegte is een verdrietig woord.

IMG_0859Terwijl ik op de hoek van de Westerstraat en de Tweede Boomdwars bukte om een hoop dampende kak in de krant van gisteren te vouwen, moest een man op een brommer uitwijken voor een zwarte Mercedes die van rechts kwam. De brommerrijder kneep zijn remmen vol in en kwam met piepende banden tot stilstand. Er was geen ongeluk gebeurd, maar in plaats van vreugde leek de brommerman vooral boosheid te voelen. Hij smeet zijn helm af (ik zag dat zijn kinbandje al los was en leidde daaruit af dat hij niet op een aanrijding had gerekend, wat betekende dat zijn dag in ieder geval op dit vlak al naar verwachting verliep) en begon te schelden tegen de bestuurder van de auto.

De  bestuurder – opvallend bij een zwarte Mercedes e-klasse – bleek geen taxichauffeur, maar besloot toch zijn raampje te laten zakken om het geraas van de brommerrijder aan te horen, die zich afvroeg of de automobilist uit zijn doppen kon kijken, en vrij zeker leek te weten dat die arme man ook nog kanker had. De automobilist hield lege handen op: het universele gebaar waarmee je een medemens om vergiffenis vraagt, en terwijl de brommerman kort inademde voor de rest van zijn betoog, hoorde ik hem nog snel ‘het spijt me’ zeggen voor hij zijn raampje weer omhoog liet glijden en – heel voorzichtig – verder reed.

De brommerman zette de achtervolging in en probeerde de Mercedes klem te rijden, wat niet lukte omdat hij er niet langskwam. Uiteindelijk gaf hij het op, maar niet voordat hij met zijn laars een flinke trap tegen de kofferbak gegeven had. Op vijftig meter afstand hoorde ik het blik deuken. Daarna keerde de rust terug op het kruisinkje, en terwijl ik Otis’ drol in een vuilnisbak liet vallen haalden de gasten van café Het Monumentje hun schouders alweer op. Business as usual. 

Pas toen ik aan het einde van mijn ommetje kwam, bedacht ik dat de brommerman voorrang had moeten verlenen aan de bestuurder van de Mercedes. Het werd hoog tijd dat Birre een brief aan de gemeente schreef.

 

* Want zo lang woon ik in de buurt.  

_______________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Gezien

SmithMTrainLeadIk ben in een boekwinkel waar Patti Smith signeert en als ze zich even heeft teruggetrokken hoor ik hoe het personeel naast de nu lege tafel bewonderend over haar praat – “and she asked me all those questions, me, and who am I?” Dit betekent iets, om zo, onverwacht te zijn gezien, ik kan het horen aan zijn stem, dit moment zou hij nog jaren onthouden, er aan anderen over vertellen. De gesigneerde exemplaren worden opzij gelegd, een bos bloemen staat te wachten op haar terugkeer, nerveus herhaalt de man wat niet mag worden vergeten – “the coffee, she needs to have her coffee.” Wat later keert Smith terug, een vrouw met een wollen muts over lang en warrig grijs haar, in haar hoofd al onder weg naar ergens anders, ze treedt die avond op. Iemand zoekt nog haastig naar een manier om de bos bloemen te vervoeren terwijl Smith al naar beneden loopt, maar kort daarna klinkt het over de intercom, “don’t bother with the flowers.”

 

Wytske Versteeg is redacteur van Tirade. Haar nieuwste roman, Quarantaine, ligt nu in de boekwinkel. 

Eigen wereld eerst

In zijn Gratis geld voor iedereen1 betoogt Rutger Bregman eloquent en overtuigend dat het gewatteerde Westen de utopie is waar men vijftig jaar geleden van droomde, en honderd jaar geleden, en duizend jaar geleden en—gok ik—tien- en honderdduizend jaar geleden. Voldoende te eten, geen slavenarbeid, democratie en rechtsstaat, onderdak, medicijnen, absurd lage kindersterfte, geen open riolen… Alle generaties en samenlevingen hebben gedroomd van en gestreefd naar wat wij nu hebben. Het bestaan van de verzorgingsstaat is, zou je kunnen zeggen, het meest utopische wapenfeit van de mensheid, hoe vrolijk de VVD deze ook aan het wegbikken is.

Bregman roept terecht op tot nieuwe utopieën, nieuwe idealen om na te streven, want de wereld is nooit af. Er zijn genoeg zaken die hier nog verbeterd kunnen worden. Daarnaast stelde H.G. Wells al dat de beschavingsoverwinning van het ene werelddeel niets waard is als die behaald wordt door te parasiteren op een ander werelddeel.2 We moeten ons dus afvragen hoe waardevol dit gladgestreken wereldje is als er elders in de wereld nog zoveel ellende welig tiert, ellende die voor een belangrijk deel veroorzaakt is door het opbouwen van onze utopie: ons goedkope voedsel wordt verbouwd en onze goedkope kleren worden genaaid in landen die zich ons welzijn niet eens voor kunnen stellen. Het is onderhand eens tijd de wereld als geheel utopisch te maken.

En hier gaan we idealistisch doen. Er is op het moment een vluchtelingencrisis gaande waar in Nederland, en ook Duitsland waar ik tegenwoordig woon, veel ophef over is. Nederland wordt blijkbaar ‘overstroomd’ door mensen uit Syrië die wegvluchten voor een oorlog die onder meer het resultaat is van de geopolitieke keuzes van en ontwikkelingen in de Westerse wereld. Als we weigeren hier verantwoordelijkheid voor te nemen betekent dat automatisch dat onze welvaart en vrede onverdiend zijn: deze mensen zijn op de vlucht geslagen voor een situatie die wij mede veroorzaakt hebben omdat we (en hiermee bedoel ik de regeringen die wij als vrije staten in het zadel gekozen hebben) meenden dat onze eigen landjes hierdoor veiliger zouden worden.

De retorische truc van vluchtelingen ‘migranten’ noemen, is verwerpelijk omdat het de sluizen openzet naar nog perfidere demagogie zoals ‘gelukszoekers’ of ‘borstvergrotingszoekers’, en daardoor horen we al snel ‘Eigen Volk Eerst!’ (ik had geen idee dat ons volk borstvergrotingen nodig had). Zijlstra kreeg het voor elkaar om onze welvaart ter sprake te brengen. Door de toestroom van Syrische vluchtelingen zouden de sociale voorzieningen onder druk komen te staan: “We kunnen het niet meer aan. Op hun beurt zullen Syriërs dat ook begrijpen.” We kunnen het niet meer aan. Och arme Halbe, ik weet zeker dat een ontworteld gezin waarvan meerdere kinderen omgekomen zijn direct zal snappen dat ze hier niet even voor de oorlog kunnen schuilen omdat anders onze zorgtoeslag in het gedrang komt.

Maar stel je eens voor dat Zijlstra niet zomaar angst en haat aan het zaaien is maar gelijk heeft: stel dat we het inderdaad niet meer aankunnen. Dat we moeten inschikken en een deel van onze voorzieningen moeten versoberen. Of nog sterker: stel dat deze mensen werkelijk gelukszoekers zijn—wat ze, moet ik nogmaals benadrukken, niet zijn: heb je wel eens een oorlog voor je deur gehad? Ik ook niet, maar ik denk dat ik ook zou vertrekken als ik kon. Maar stel dus eens dat er geen oorlog gaande was: maakt dat uit? Ons Eigen Volk is al bediend en gevoed, waarom willen we dan nog altijd niets van onze bizarre welvaart delen?

Er zijn nog meer redenen om ons niet zo verrekte druk te maken. Allereerst—stelt ook Bregman—is immigratie op de lange termijn altijd waardevol: een toestroom van hardwerkende, vaak hoogopgeleide mensen is in bijna alle opzichten een goed idee. Ook zullen de meeste vluchtelingen graag weer naar huis willen zodra hun leefomgeving weer leefbaar is geworden. En als ze willen blijven: supergezellig, we vinden wel een plekje. Er was voor ons ook altijd plek op de wereld.

Daarnaast is er een morele verplichting: deze oorlog is mede veroorzaakt door de Westerse machten—Nederland braaf in het kielzog van de grote jongens van het schoolplein—, dus mag men van de verlichte, beschaafde wereld die we nog altijd denken te zijn verwachten dat we diegenen helpen die ontegenzeglijk hulp nodig hebben.

En om deze historisch verplichting nog iets uit te breiden: wij hadden nooit in deze utopie kunnen leven zonder uitbuiting van naties waar men een hartstilstand krijgt als je vertelt hoeveel kilo eten je paar jaar weggooit.

Tenslotte hoort iedereen die ‘Eigen Volk Eerst’ op een spandoek kladt alleen bij dat ‘Volk’ omdat ze toevallig op een bepaalde geografische locatie uit een baarmoeder gekropen zijn. Je hoeft er niets voor te doen en alles word je in de schoot geworpen. Wat je met zulke leuzen probeert op te eisen is dus iets waar je helemaal geen recht op hebt.

Nationalisme is inhoudsloos, absurd en zinloos. Je krijgt een ongelofelijke voorsprong in de wereld, simpelweg door zonder enige eigen inspanning ergens geboren te worden. Vervolgens heb je in dat land waar je onopzettelijk geboren bent de volledige vrijheid om avonden te besteden aan luidkeels schreeuwen dat anderen geen plek verdienen waar ze niet gebombardeerd worden.

Wij hebben de utopie al. Ik denk dat het tijd is deze met de rest van de wereld te delen.

 

—–

  1. Rutger Bregman: Gratis geld voor iedereen, en nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen (De Correspondent 2014).
  2. “Collectivisation means the handling of the common affairs of mankind by a common control responsible to the whole community. It means the suppression of go-as-you-please in social and economic affairs just as much as in international affairs. It means the frank abolition of profitseeking and of every device by which human beings contrive to be parasitic on their fellow man.” H.G. Wells: New World Order (1940), hoofdstuk 4—mijn cursivering.

_______________________________________________________

Christiaan Ronda studeerde Literary & Cultural Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkt in Frankfurt aan de afronding van zijn eerste roman. Werk van hem vind je in het laatste nummer van Tirade (459) en op Ekrituur.nl, zijn eigen site. Dit was zijn laatste zondagscolumn. De redactie dankt hem voor zijn bijdrage en hoopt snel van hem te horen en lezen.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Het Grote Voordat

    Het Grote Voordat

    Ik ben altijd een minuut of vijf te vroeg op afspraken; als ik mijn best doe om te laat te komen dan ben ik exact op tijd. Dit heeft allemaal te maken met het Voordat. De omvang van zo’n Voordat is verbonden aan hoe alledaags de afspraak is, hoezeer ik er tegenop zie en hoe...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Nog niet voorbij te zijn

    Nog niet voorbij te zijn

    We waren vroeg opgestaan, Ada (8) en ik. Vandaag zou ze gaan logeren op de Parade in Utrecht. Ada’s nichtje woont daar in een pipowagen op de personeelscamping. Als Ada op bezoek gaat dan krijgen de kinderen passen met Paradekind erop en mogen ze eindeloos in de zweefmolen, onbeperkt dierenpannenkoeken, snoep van de snoepmeisjes en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Een levend werken

    Een levend werken

    Een psycholoog bij wie ik liep vroeg eens hoeveel uur ik per week werkte. Ik had in die tijd een bedrijfje naast mijn schrijverschap, kluste ook nog bij als kok. ‘Een uur of vijfendertig,’ zei ik, en begon te vertellen waar mijn werkweek uit bestond. Toen ik klaar was met mijn opsomming vroeg ze hoeveel...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.